Gelijk de Zoon des mensen niet is gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en Zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen. Mattheüs 20:28
Christus is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen. Hij had geen egoïstische gedachte in Zijn ziel. Al had Hij Zijn hart erop gezet de vleesgeworden God te zijn – niets had Hij daarbij te winnen. Winnen! Wat zou de oneindige God kunnen winnen? Wie kan iets toevoegen aan de pracht van de kroon die de zon en de maan laat verbleken wanneer je die ermee vergelijkt? Wie kan iets toedoen aan de rijkdom en de overvloed van Hem Die over alles beschikt? Hij komt dus, niet om gediend te worden, maar om te dienen. We zien Hem dienen in de werkplaats van hem die men voor Zijn vader hield. We zien Hem in Zijn huis waar Hij in kinderlijke gehoorzaamheid Zijn gezegende moeder eert. We zien Hem op de middaghoogte van Zijn verwonderlijke levensweg te midden van Zijn discipelen, veel méér hun Dienaar dan hun Meester, ook al handhaafde Hij bij al hun zwakke begrip altijd Zijn eigen soevereine raad. Wanneer Hij het bekken neemt, de kan en de doek, en de voeten van Zijn discipelen wast, kunnen we zien hoe nederig Hij was van aard. En spoedig daarna zien we dat Hij Zichzelf, Zijn lichaam, Zijn ziel en Zijn geest overgeeft opdat Hij ons zou mogen dienen. En als ik nu eens zou zeggen dat Hij, als de Zoon des mensen, op dit moment doorgaat Zijn volk op een bepaalde manier te dienen? Om Sions wil zal Hij niet zwijgen, en om Jeruzalems wil zal Hij niet stil zijn, maar nog altijd komt Hij tussenbeide voor hen van wie Hij de namen draagt op Zijn hart.