De liefde verdraagt alle dingen, zij gelooft alle dingen, zij hoopt alle dingen, zij volhardt in alle dingen. 1 Korinthe 13:7 Eng. vert.
De genade van de liefde waarover in dit hoofdstuk op zo’n uitzonderlijke manier zo veel wordt gezegd, is absoluut noodzakelijk voor ware godsvrucht. Hij is zo noodzakelijk! Al zouden we alles hebben, maar de liefde missen, dan zou het ons niet baten. De afwezigheid van liefde betekent de dood voor ware godsvrucht. Dat is wat de Heilige Geest in dit hoofdstuk zegt. Als u dus het hoge loflied op de liefde van de apostel leest, zeg dan niet: ‘Dat is een bijzondere deugd die bepaalde bijzondere heiligen verwerven. We moeten hen erom hoogachten, maar we hoeven hen niet na te volgen.’ Verre van dat. Deze liefde is het normale, dagelijkse leven van het volk van God. Ze is niet het voorrecht van slechts enkelen. Ze moet het bezit zijn van allen. Hoe verheven het voorbeeld ook is, kijk er niet naar alsof u er niet bij zou kunnen. U moet erbij komen. Het wordt u niet alleen voorgehouden als iets om hevig naar te verlangen, maar als iets wat u absoluut nodig hebt. Want als u in elke geestelijke gave zou uitblinken, maar dit niet had, het zou u geen goed doen.
Iemand zou kunnen denken dat wij wel iets hebben aan zulke bijzondere gaven, maar nee, de apostel somt ze allemaal op en zegt over dit alles: ‘I iet baatte mij niets.’ Ik bid dat u dit vanaf het begin begrijpt, opdat we niet afdwalen van de waarheid die de Heilige Geest ons hier leert. We kunnen ons niet verontschuldigen en zeggen dat we niet kunnen liefhebben, omdat we te onbeduidend zijn om zo’n verheven deugd van ons te vragen. Of te zwak om dit te bereiken. U moet het bereiken. Anders kunt u het eeuwige leven niet ingaan. Want als iemand de Geest van Christus niet heeft, is die niet van Hem (kom. 8:9). En de Geest van Christus staat erop in u de liefde van onze tekst op te wekken. De liefde die alle dingen verdraagt, alle dingen gelooft, alle dingen hoopt en in alle dingen volhardt.
Dit leert ons direct aan het begin al dat een verlossing die dit uitwerkt uit God voortkomt en door Zijn kracht in ons bewerkt wordt. Zo’n lieflijke genade groeit nooit op de bodem van onze gevallen natuur. Zou zoiets reins als dit kunnen voortkomen uit een onreine? Deze heerlijke verlossing tot zuivere liefde moet door het geloof worden aangegrepen en wordt in ons bewerkt door de werking van de Geest van God. Als we verlossing beschouwen als iets kleins, brengen we haar als het ware in de sfeer van de menselijke mogelijkheden. Maar als we haar in haar ware proporties laten zien, inclusief het bezit van een zuivere, liefdevolle, verheven gesteldheid van het hart, vatten we dat het een goddelijk wonder is.
Als we de vernieuwde natuur op waarde schatten, roepen we uit: ‘Dit is de vinger van God’ (Ex. 8:19), en met oprechte blijdschap onderschrijven we Jona’s belijdenis: ‘Het heil is van de HEERE!’ (Jon. 2:9). Als de liefde in iemand opbloeit, moet God daar de eer van hebben. Het kan namelijk absoluut nooit door eigen pogen verworven zijn, maar moet zijn geschonken door de hand die de hemelen gemaakt heeft. Ik sluit dit punt nu af, maar ik hoop, broeders, dat ik de noodzaak van de genade van God om liefde te verkrijgen op uw ziel gedrukt heb. Ik wil u niet ontmoedigen, maar u moet voelen hoe groot het werk is dat voor u ligt en hoe onmogelijk u het kunt volbrengen zonder kracht die de uwe te boven gaat. De Geest is gereed en gewillig om ook in ons deze vrucht te dragen. Dat zal u troosten als u merkt dat liefde niet voortkomt uit uw eigen pogingen, maar de vrucht is van de Geest (Gal. 5:22).
Let in de eerste plaats op welke moeilijkheden de liefde tegenkomt: zij moet alle dingen verdragen, alle dingen geloven, alle dingen hopen en in alle dingen volharden.
In de tweede plaats moet u kijken naar het werk van de liefde, waarin zij overwint: zij doet deze vier dingen allemaal, zij verdraagt alle dingen, gelooft alle dingen, hoopt alle dingen en volhardt in alle dingen.
Ten derde zal dit ons terugbrengen bij het punt waar we begonnen: de krachtbron van deze liefde en de wijze waarop zij in staat is tot deze viervoudige overwinning in talloze moeilijkheden.
I. Let op de vele moeilijkheden die de liefde tegenkomt. Als de genade van God in iemand komt, wordt hij onmiddellijk geboren om lief te hebben, leder die liefheeft, is uit God geboren (1 Joh. 4:7) en ieder die uit God geboren is, heeft lief. Ieder die liefheeft Die geboren deed worden, namelijk God, heeft ook lief wie uit Hem geboren is (1 Joh. 5:1), namelijk alle verlosten. Hij begint het grote gebod te gehoorzamen om de naaste als zichzelf lief te hebben. Zijn motto is niet langer dat van een aards koninkrijk: ‘Dieu et mon droit’ [1] – God en mijn recht, maar hij draagt een andere leus op zijn schild: ‘Dieu et mon frère’ – God en mijn broeder.
[1] Dit motto staat al eeuwenlang op het wapen van het Engelse koningshuis.
Als de liefde wordt geboren, bevindt zij zich direct in oorlogsgebied. Alles is haar tegen. De wereld is vol jaloezie, haat en kwaadwilligheid. Ik wil de meest liefdevolle mensen hier waarschuwen dat zij zich gemengd hebben in een strijd voor vrede, een worsteling om liefde: ze zijn geboren om de haat te haten en te twisten met de twist. Als een lelie tussen de distels (Hoogl. 2:2), zo is de liefde tussen de mensenkinderen. Als een hinde onder de honden, zo is liefde tussen de zelfzuchtige menigte.
Het is duidelijk dat de moeilijkheden van de liefde vele zijn, want de apostel spreekt erover als ‘alle dingen.’ En alsof dat niet genoeg is, herhaalt hij die woorden en zet hij de vijandige legers neer als viermaal ‘alle dingen.’ Ik weet niet of u deze enorme legermacht kunt tellen. ‘Alle dingen’ lijkt zo veel mogelijk te omvatten, maar wordt in deze tekst nog eens vermenigvuldigd met vier. Want, mijn broeder, u zult in de eerste plaats moeten strijden tegen alles wat in uzelf is. Niets in uw aangeboren natuur zal u helpen. God heeft in u een nieuw leven gegeven, maar het oude leven wil dat verstikken. U zult bemerken dat het een zware strijd is om uzelf te overwinnen. Als dat u lukt, bent u echt een overwinnaar.
Daarnaast zult u de strijd aan moeten binden met ‘alle dingen’ in de mensen die u geroepen bent lief te hebben. U moet een vurige liefde voor de heiligen hebben, maar zelfs de besten van hen zullen uw geduld vaak op de proef stellen. Zij zijn net als u onvolmaakt en ze zullen zich niet altijd van hun beste kant laten zien. Soms zullen ze hun gebreken droevig tentoonspreiden. Wees er dus op voorbereid om te strijden tegen ‘alle dingen’ in hen. En als het gaat om de goddelozen die u geroepen bent lief te hebben en zo tot Christus te trekken, u zult merken dat alles tegen de trekking van uw liefde opkomt. Zij zijn net als u van nature in zonde geboren en ze hebben wortel geschoten in hun ongerechtigheden.
Als u dit soort ‘alle dingen’ heeft overwonnen, zult u ook nog moeten strijden tegen ‘alle dingen’ in de wereld. Want de wereld ligt in het boze en hij bundelt al zijn krachten voor zichzelf, voor twist en voor haat. De hand van eenieder is tegen zijn naaste en er zijn er maar weinig die de vriendelijke wetten van de liefde respecteren. Ze kennen niet de goddelijke liefde die zichzelf niet zoekt. Het zaad van de slang voert oorlog tegen alles wat vriendelijk en teer is en zichzelf verloochent, want dat zijn de kenmerken van het zaad van de vrouw. Verwonder u niet, mijn broeders, als de wereld u haat (1 Joh. 3:13).
Denk er ten slotte aan dat ‘alle dingen’ uit de hel tegen u zijn. Wat is er een ziedende massa van rebellie, vol venijn en haat, in de regionen van de duisternis. De overste van de macht der lucht bijt de spits af en het leger gevallen geesten komt er ijverig achteraan zoals bloedhonden hun leider volgen. Al deze kwade geesten zullen proberen tweedracht, vijandschap, kwaadwilligheid en onderdrukking onder de mensen te scheppen. En de soldaat van de liefde moet tegen dit alles opboksen. Zie toch, mijn broeder, welke strijd u te voeren hebt! Als u spreekt over de kruistochten tegen de moslims, wat is dit een vreselijke kruistocht tegen het kwaad! Maar we deinzen er toch niet voor terug.
Ook al komt de liefde veel moeilijkheden tegen, ze overwint ze gelukkig allemaal. Ze overwint ze wel vier keer. Het kwaad is zo levend dat het opspringt van het slagveld waar het verslagen leek te zijn, en het gaat met al haar vroegere woede hevig tekeer. In de eerste plaats overwinnen we het kwaad door geduld, dat alle dingen verdraagt. Laat de slag maar worden toegebracht, we zullen het vergeven en ons niet kwaad laten maken. Zelfs zeventig maal zevenmaal zullen we het in stilte verdragen. Als dit niet voldoet, zullen we overwinnen door geloof: we vertrouwen op Jezus Christus, we steunen op onze principes, we zoeken goddelijke bijstand en zo geloven we alle dingen.
In de derde plaats overwinnen we door hoop: we vinden rust in de verwachting dat vriendelijkheid zal winnen en dat lankmoedigheid het kwaad zal afmatten, want we zien uit naar de uiteindelijke overwinning van alles wat goed en liefelijk is. Zo hopen we alle dingen. We beëindigen de strijd met volharding: we blijven trouw aan ons besluit om lief te hebben, we raken niet geïrriteerd en onvriendelijk, en zo winnen we de slag juist door voortdurend geen weerstand te bieden. We houden koers richting de haven van de liefde, daar stevenen we op af, kome wat komt. Hoewel we vaak in verwarring raken, volhardt de liefde in alle dingen. Ja, broeders, en de liefde wint aan alle vier zijden. Liefde maakt als het ware een carré [1] en richt haar strijders naar alle vier windrichtingen.
[1] Bij een carré staan alle soldaten in een vierkant opgesteld en kunnen alle zijden van dit vierkant verdedigd worden.
Schijnt het of God Zelf de liefde met beproevingen verslaat? Zij verdraagt alle dingen. Plaatsen medechristenen haar in een verkeerd daglicht en behandelen zij haar slecht? Dan gelooft zij alle goeds over hen, zij denkt geen kwaad. Staan de slechte mensen tegen haar op? Als zij hen wil bekeren, vergelden zij dan kwaad voor goed? In dat geval richt zij haar hoop vooruit en hoopt zij dat de Geest van God hen op betere gedachten brengt. En gebeurt het dat al haar geestelijke vijanden haar met verleidingen en afschuwelijke beschuldigingen aanvallen? Zij heft de banier van geduld tegen hen op en door de kracht van Gods genade jaagt zij de vijand uit de afgrond op de vlucht, want zij volhardt in alle dingen. Wat is dit een manhaftige manier van oorlog voeren! Is de liefde geen geweldige soldaat? Is zij niet onoverwinnelijk? Hoor het heldhaftige krijgsgeroep van de liefde als zij tot haar verdediging schreeuwt: Kom maar op, jij! Deze rots krijg je eerder van z’n plek dan mij. [2]
[2] Citaat uit Sir Walter Scott, The Lady of the Lake, Canto V, stanza 10.
Als we eenmaal in de school van Christus onderwezen zijn om liefde naar elke windrichting te keren en zo elke aanval op ons hart tegemoet te treden, hebben we het geheim van de overwinning geleerd. Volgens mij mag ik deze tekst lezen alsof er staat dat de liefde in alle stadia van haar leven overwint. Ze ontstaat bij de bekering, en degenen die haar geboorte opmerken ontvlammen in woede. De machten van het kwaad staan meteen op om haar te verwoesten. Dan verdraagt zij alle dingen. Laat hen spotten, de liefde vergeldt nooit laster met laster: Izak wordt niet kwaad om Ismaëls spot.
De liefde wordt sterker en begint aan anderen te vertellen wat ze weet over haar Deere en Zijn verlossing. Ze gelooft alle dingen en zo belijdt ze haar geloof, en haar medechristenen worden bemoedigd door haar getuigenis. Het is de tijd van haar kracht en ze probeert anderen te verlokken en te winnen door hun te onderwijzen in de dingen die zij gelooft. Ze groeit verder, en hoewel ze vaak wordt teleurgesteld door het ongeloof van de mensen en de koudheid van haar medechristenen, hoopt ze toch alle dingen. Ze gaat voort in de verwachting dat ze er meer zal winnen. Haar duivenogen doorboren de duisternis en ze overwint steeds weer in de almaar heviger wordende strijd. Ach, en als de gebreken ophopen en ze oud wordt en weinig meer kan dan stilzitten, dragen, geloven en hopen, dan volhardt ze nog. Ze aanvaardt zelfs de slag van de dood zonder klagen, want de liefde volhardt in alle dingen.
Ik denk niet dat het nodig is nog meer te zeggen over de moeilijkheden van de liefde. Ik weet zeker dat elke ervaren persoon weet dat deze moeilijkheden enorm zijn en dat we buitengewone genade nodig hebben als we ze overwinnen moeten. De liefde vraagt niet om een makkelijk leven, dat is het doel van zelfliefde. Liefde verloochent zichzelf, offert zichzelf op om overwinningen te behalen voor God en om haar medemensen zegen te brengen. Ze gaat niet over geplaveide paadjes en ontvangt geen kroon van klatergoud.
II. Laten we ten tweede kijken naar datgene waarin de liefde overwint. Haar werk is viervoudig.
In de eerste plaats in het verdragen van alle dingen. Het woord ‘verdragen’ kan ook worden vertaald als ‘bedekken’. Degenen die de Revised Version [1] gebruiken, zien in de marge staan: ‘De liefde bedekt alle dingen.’ ‘Bedekken’ is de betekenis in het gangbare Grieks, maar Paulus gebruikt het woord normaal in de zin van ‘verdragen’.
[1] Een herziening van de King James Version uit het einde van de negentiende eeuw.
Onze vertalers moesten daarom kiezen tussen de gewone betekenis en het gebruik bij Paulus. Ze kozen voor Paulus’ betekenis en schreven in de hoofdtekst ‘verdragen’, en gaven in de kantlijn de andere betekenis ‘bedekken’. De twee gedachten kunnen samen worden genomen als we ze begrijpen in de zin van: de liefde verdraagt alle dingen in stilte, zwijgt uit zichzelf zo veel mogelijk over de schade die haar wordt toegebracht.
Laten we nu even nadenken over dit woord ‘bedekken’ met het oog op de broeders. Echte liefde weigert hun fouten te zien, tenzij zij de mogelijkheid heeft om die vriendelijk te helpen verwijderen. Liefde ziet de fouten niet graag. Noachs jongste zoon ontdekte de schaamte van zijn vader en sprak erover, maar zijn andere zonen namen een kleed en liepen achteruit om de naaktheid van hun vader te bedekken. Op deze manier gaat de liefde om met de zonden van haar broeders. Ze vreest dat er iets pijnlijk fout zit, maar is niet genegen daarvan overtuigd te worden. Ze negeert het zolang ze kan en wenst dat ze het in het geheel zou kunnen ontkennen. De liefde bedekt. Dat betekent dat zij nooit de fouten van goede mensen bekend zal maken.
Er zijn van die bemoeials die geen fout in een broeder kunnen ontdekken zonder meteen met het smakelijke nieuws naar hun buren te rennen. Vervolgens rennen ze de straat op en neer alsof ze stadsomroeper zijn geworden. Het is volstrekt niet eervol voor een man of vrouw om informant te zijn. Toch ken ik mensen die niet half zo ijverig zijn om het Evangelie door te geven als om laster te verspreiden. Liefde staat bij een fout met een vinger op de lippen. Als iemand een kind van God wil slaan, laat een broeder dat in ieder geval niet doen. Zelfs al zou iemand die het geloof in het openbaar belijdt hypocriet zijn, de liefde geeft er de voorkeur aan dat hij valt door de hand van een ander. De liefde bedekt alle onrecht door erover te zwijgen en zich te gedragen alsof het nooit gebeurd was. Ze blijft alleen en houdt zich stil. Het doet haar te veel pijn om te spreken over wat haar is aangedaan, want ze vreest het volk van de Heere te beledigen. Ze lijdt liever dan dat ze moppert. En zo is ze, als een schaap voor haar scheerders, sprakeloos onder het onrecht.
Broeders en zusters, ik zou willen dat we allemaal de pareloester konden nadoen. Een klein deeltje dringt de schelp binnen en verwondt en irriteert de oester. De oester kan het kwaad niet weren, maar wat zij doet, is het bedekken met een kostbaar laagje dat zij uit haarzelf haalt. Zo verandert zij de indringer in een parel. O, dat wij zo om konden gaan met het kwaad dat onze medechristenen ons aandoen, zodat er parels van geduld, vriendelijkheid, lankmoedigheid en vergeving uit ons voortkomen op de plaatsen waar wij anders beschadigd zouden worden. Ik wenste wel dat ik een bad vol zilver klaar had staan voor mijn medechristenen waarmee ik al hun fouten kon galvaniseren tot gelegenheden om lief te hebben. Zoals een druipbron [1] alles natmaakt dat onder zijn druppels wordt gezet, zo bedekt de liefde alles binnen haar bereik met liefde. Zo verandert zij zelfs vloek in zegen.
[1] In Engeland zijn verschillende druipbronnen. waarbij de bron het water niet omhoog stuwt, maar in een grot laat druipen.
O, dat we zo’n liefde hadden die alles bedekt en alles verzwijgt voor zover het goed en recht is om dat te bedekken en te verzwijgen. Als we kiezen voor de vertaling ‘verdragen’, zou ik de tekst vooral willen toepassen op onze beproevingen als wij de bekering van de onbekeerden zoeken. Als je de zielen van de mensen liefhebt, moet je je erop voorbereiden dat je veel moet bedekken in de omgang met hen en veel van hen in stilte moet verdragen. Als ik verlang naar iemands bekering, moet ik meer dan ooit het afstotende in zijn karakter proberen te negeren. Ik weet dat hij een zondaar is, anders zou ik zijn behoud niet zoeken. Maar als hij iemand is die door niemand gewaardeerd wordt, moet ik hem niet als zodanig behandelen, maar zijn slechtste eigenschappen bedekken. Je kunt de Samaritaanse vrouw die vijf mannen had gehad onmogelijk in een ontvankelijke houding krijgen door je te verwonderen ‘dat Hij met een vrouw sprak’ (Joh. 4:27). Zo gedroegen de discipelen zich, maar hun Meester niet. Hij zat op de bron en sprak met haar. Hij maakte Zichzelf haar welwillende Vriend om haar genadige Verlosser te kunnen worden. Hij negeerde haar zonde in zoverre dat Hij met haar kon spreken over haar heil.
Als je dit heilige werk begonnen bent, zal het niet lang duren voor je in het hart dat je wilt winnen veel onwetendheid aangaande het Evangelie ontdekt. Verdraag dat en gebruik een tekst die licht in die duisternis doet schijnen en onderwijs de waarheid die de fout zal verwijderen. Het duurt niet lang voor je hebt te strijden tegen hardheid van het hart, want als iemand de waarheid kent, is hij nog niet altijd gewillig die te ontvangen. Verdraag het en erger je niet. Verwachtte je niet dat het hart hard zou zijn? Weetje niet waarmee je bezig bent? Je bent gezonden om mensen van het duister naar het licht te bekeren en van de macht van satan naar God. Verbaas je niet als dat geen kinderspel blijkt te zijn.
Daarbij zul je soms uitgelachen worden. Je pogingen iemand te bekeren, zullen worden opgevat als een grap. Verdraag het, verdraag alle dingen! Denk eraan hoe de menigte haar tong uitstak tegen uw stervende Heere en Meester. Wees niet zo trots om te denken datje te goed bent om uitgelachen te worden. Blijf over Christus spreken. Wat er ook gebeurt, verdraag alle dingen. Ik zal niet proberen een lijst van ergernissen samen te stellen die je zult ontmoeten. Je kunt er zelf een maken als je eenmaal geprobeerd hebt iemand tot Christus te bekeren. Maar mijn tekst betreft alles watje mogelijk ontmoeten zult, want hij zegt: ‘verdraagt alle dingen.’
Als je een buitengewoon grote zondaar ontmoet die zulke vreselijke dingen zegt als je nog nooit hebt gehoord, en als je pogingen om hem goed te doen alleen maar vuile taal en godslastering opwekken, wees dan niet verbaasd. Ga opnieuw naar hem toe. De liefde verdraagt alle dingen, wat dat ook moge zijn. Houd aan en zeg: ‘Ja, dit bewijst alleen maar hoezeer je gered moet worden. Jou moet ik hebben. Als ik jou tot Christus breng, zal God nog meer geëerd worden.’ O, gezegende liefde, die zo alle dingen kan bedekken en alle dingen kan verdragen voor de zaak van Christus.
Wilt u hier een voorbeeld van? Wilt u een uitstekend voorbeeld zien van volmaakte liefde die alle dingen verdraagt? Zie uw goddelijke Heere. O, wat Hij heeft bedekt! Het is verleidelijk, maar ik zal hier niet lang bij stilstaan. Hoe heeft Zijn heerlijke rechtvaardigheid, de wonderlijke pracht van Zijn liefde al onze fouten en al hun gevolgen bedekt. Hij behandelt ons als zag Hij geen zonde in Jakob en geen overtreding in Israël. Bedenk wat Hij verdroeg toen Hij tot het Zijne kwam en de Zijnen hem niet aannamen! Bedenk wat Hij allemaal bedekte toen Hij zei: ‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen’ (Luk. 23:34). Wat was onze Heere Jezus medelijdend toen de tranen Zijn heilige ogen bevochtigden bij het zien van de vreselijke ellende van de mensen! Wat spreidde Hij een edelmoedige blindheid voor hun schandelijke wreedheden tentoon toen Hij voor Zijn bloeddorstige vijanden bad. O geliefden, u zult nooit zo worden verzocht, gehoond en beproefd als Hij.
Toch zult u in uw eigen kleinere mate de liefde bezitten die alle dingen in stilte kan verdragen omwille van de zaak van de uitverkorenen en omwille van de zaak van Christus, zodat het grote getal van de verlosten vol wordt en zodat Christus door u de barensweeën van Zijn ziel beloond mag zien. Laten we nu kijken naar het tweede grote werk van de liefde. U heeft gehoord van de inspanning die Hercules [1] leverde, maar deze sprookjesheld blijft ver achter bij de echte daden van de liefde.
[1] Hercules is een held uit de Griekse mythologie. Hij moest twaalf moeilijke opdrachten uitvoeren en bleek geweldig sterk en slim te zijn.
De liefde doet wonderen waartoe alleen genade haar in staat stelt. Hier is het tweede: de liefde gelooft alle dingen. In de eerste plaats gelooft de liefde altijd het beste van onze medechristenen. Ik wilde wel dat we meer van dit soort liefde in alle kerken hadden, want in sommige gemeenten hebben verdenking en wantrouwen een afschuwelijke invloed. Ook al is alles koek en ei, toch worden bepaalde zwakke geesten plotseling aangedaan door de angst dat er van alles fout en bedorven is. Dit onheilige wantrouwen zit in de lucht en verderft alle vrede: het is als een stoffige meeldauw op de ziel, waardoor de zoete geur van vertrouwen wordt gedood. De beste man wordt ervan verdacht een listige schurk te zijn, terwijl hij zo eerlijk is als de dag. De kleinste foutjes en vergissingen worden ontzettend uitvergroot, tot het lijkt of we leven tussen criminelen en met elkaar een stelletje schurken zijn.
Als ik niet in mijn broeders zou geloven, zou ik niet belijden een van hen te zijn. Ik geloof dat zij, met al hun fouten, de beste mensen van de wereld zijn. Zij zijn de bruid van Hem ‘die is’, ook al is de kerk van God niet volmaakt. Ik heb het grootste respect voor haar, omwille van de Heere. Een Romeinse dame zegt: ‘Als mijn man Caias heet, heet ik Caia.’ Waar Christus Koning is, is zij die aan Zijn rechterhand staat de koningin ‘in het fijne goud van Ofir’ (Psalm 45:10). God verhoede dat ik smalend zou spreken over haar van wie haar Heere zegt: ‘Sinds u kostbaar bent in Mijn ogen, bent u verheerlijkt en heb Ik u liefgehad’ (les. 43:4).
Echte liefde gelooft het goede over anderen zolang het kan. En als zij gedwongen wordt te vrezen dat iemand iets misdaan heeft, zal de liefde niet zo snel wijken voor bewijs, maar geeft zij de beschuldigde broeder het voordeel van de twijfel. Als de zaak te duidelijk is, zegt de liefde: ‘Ja, maar het moet wel een erg sterke verleiding voor deze vriend geweest zijn. Ik wed dat ik het er slechter afgebracht zou hebben als ik daar geweest was.’ En anders hoopt de liefde dat degene die een fout beging dat deed uit goede motieven. Ze gelooft dat de goede man zich moet hebben vergist. Anders zou hij zo niet hebben gehandeld. Liefde gelooft in haar broeders zolang zij kan.
Ik ken mensen die gewoonlijk alles geloven wat slecht is, maar zij zijn geen kinderen van de liefde. Vertel hun slechts dat hun dominee of hun broeder zijn vrouw vermoord heeft, en zij geloven het onmiddellijk en bellen de politie. Maar als je hun iets goeds over hun naaste vertelt, geloven ze je niet zo snel. Heb je ooit iemand horen roddelen over iets goeds? Ik wilde wel dat de roddelaars zich bekeerden en de deugden van anderen uitvergrootten en van huis tot huis gingen om de mooie verhalen van hun kennissen op te blazen. Niet dat ik aanmoedig om te liegen uit vriendelijkheid, maar het zou zo’n vernieuwing zijn dat ik dat kwaad voor de gelegenheid haast zou kunnen verdragen. Hoewel de liefde geen onwaarheid zal spreken om een ander te prijzen, heeft zij wel een scherp oog om de kwaliteiten van anderen te zien en is zij gewoonlijk een beetje blind voor hun zwakheden. Haar blinde oog betreft hun fouten, haar scherpe hun uitnemendheid.
Ooit hoorde ik een oude legende – ik neem aan dat het niet letterlijk zo gebeurd is, maar de strekking klopt. Er wordt gezegd dat er eens in de zoveel tijd in de straten van Jeruzalem een dode hond lag. Iedereen schopte ertegen en schold erop. De een had het over het stomme ras, een ander over de magere en lompe vorm enzovoort. Maar één persoon kwam langs, stopte een moment bij de dode hond en zei: ‘Wat heeft hij witte tanden.’ Toen hij zijn weg vervolgde, zeiden de mensen: ‘Dat was Jezus van Nazareth.’ Inderdaad, onze Heere ziet altijd het goede waar Hij kan. Broeders, denk zelfs over een dode hond zo goed als u kunt.
Als u ooit teleurgesteld en beschaamd wordt door te goed over uw medemens te denken, hoeft u zichzelf niets te verwijten. In een preek van Anthony Farrindon las ik een zin die me raakte. Hij zei dat er een oud spreekwoord is: ‘Humanum est errare’. Vergissen is menselijk. ‘Maar’, zei hij, ‘als wij ons vergissen door té goed over anderen te denken, mogen we zeggen: ‘Christianum est errare’.’ Vergissen is christelijk. Ik wil niet dat u lichtgelovig bent, maar ik wil dat u vol vertrouwen bent, want wantrouwen is een gemeen kwaad. Slechts weinigen vallen in de gezegende vergissing dat zij hun medechristenen te hoog aanslaan.
Ten opzichte van de onbekeerden is dit heel belangrijk. Ook in hun geval gelooft de liefde alle dingen. Ze gelooft niet dat de onbekeerden bekeerd zijn, want als dat zo zou zijn, zou ze hun bekering niet zoeken. Ze gelooft dat zij verloren zijn, verwoest door de zondeval, maar ook dat God hen kan redden. De liefde gelooft dat het kostbare bloed van Christus de slaven van zonde en satan kan verlossen en hun ijzeren ketenen kan breken. Ze gelooft dat de kracht van de Heilige Geest een hart van graniet kan veranderen in een hart van vlees. Daarom gelooft de liefde ook dat God deze zondaar door middel van haarzelf kan redden en zij begint daarom tot hem te spreken. Ze verwacht dat het woord dat zij spreekt het instrument van heil zal zijn dat God gebruikt.
Als zij naast een zondaar zit, gelooft zij dat er een reden was waarom zij daar moest zijn, zoals Christus door Samaria moest gaan. Ze zegt tot zichzelf: ‘Ik zal deze arme ziel vertellen wat Christus heeft gedaan, want ik geloof dat zelfs uit mijn armzalige lippen eeuwig leven kan vloeien en dat door zo’n nietig kind als ik God Zichzelf kan verheerlijken.’ Ze onttrekt zich niet door faalangst aan het preken van Christus, maar ze gelooft in de grote mogelijkheden van het Evangelie en in de Geest van God, en daarom handelt zij ernstig met de mens naast haar. Ze gelooft in haar eigen uitgangspunten, ze gelooft in de genade van God, ze gelooft in de kracht van de Geest van God, ze gelooft in de kracht van de waarheid, ze gelooft in het bestaan van het geweten, en daarom komt zij in beweging om haar reddende werk te beginnen. Ze gelooft alle dingen.
Broeders, wilt u hier een voorbeeld van? Ik smeek u om nog eens naar uw goddelijke Meester te kijken. Zie Hem ’s morgens als de schapen worden geteld. Hij mist er één en Hij is zo vol geloof dat Hij het verlorene vinden zal dat hij de negenennegentig verlaat en blijmoedig de ongebaande wildernis instapt. Zie Hem de bergen beklimmen! Zie Hem afdalen in de kloven. Hij zoekt Zijn schaap tot Hij het vindt, want Hij is er zeker van dat Hij het vinden zal. Hij zal niet ophouden of ontmoedigd raken, want Hij heeft een groot geloof in de redding van mensen en Hij gaat door in het geloof dat zondaars behouden worden.
Ik verheug me in het diepe, kalme geloof van onze Heere Jezus Christus. Hij geloofde niet in de goedheid van de mens, want Hij wist ‘wat in de mens was’ (Joh. 2:25). Maar Hij had een groot geloof in wat in mensen gedaan kon worden en wat voor hen bewerkt kon worden. Om de vreugde die Hem in het vooruitzicht was gesteld, verdroeg Hij het kruis en verachtte Hij de schande. Hij had geloof dat grootse dingen uit Zijn verlossing voort zouden komen: mensen zouden worden gereinigd, overtredingen zouden worden uitgedelgd, de leugen zou het verliezen en de liefde overwinnen.
Dit is de tweede grootse overwinning van de liefde: ze gelooft alle dingen. Laten we ons hierin oefenen tot we erin bedreven zijn.
Het derde grote werk van de liefde is dat zij alle dingen hoopt. De liefde wanhoopt nooit. Zij gelooft dat er in het hart van haar medemensen goede dingen zullen opkomen, ook al kan zij niet geloven in iets goeds in hen op dit moment. Hoop alle dingen voor wat betreft uw broeders. Stel dat een vriend van u lid is van de kerk en u ziet geen duidelijke kenmerken van genade in hem. Hoop alle dingen voor hem. Veel echte gelovigen zijn zwak in het geloof en de daden van genade zijn gering. Sommigen zijn in omstandigheden geplaatst waarin de genade die zij hebben erg gehinderd en belemmerd wordt. Laten we dat in onze overweging meenemen. Het is moeilijk te zeggen met hoe weinig genade iemand gered kan worden. Het is niet aan ons om te oordelen. Hoop alle dingen. En als u gedwongen wordt om slechte tekenen in hen te zien die u doen vrezen dat zij geen genade hebben, bedenk dan dat ook enige van de meest levendige gelovigen hun gebreken hadden, en nog erge ook. Houd intussen uzelf in het oog, opdat ook u niet in verzoeking komt (Gal. 6:1). Als u echt niet hopen kunt dat deze mensen verlost zijn, hoop dan dat zij het zullen zijn en doe alles wat u kunt om die gezegende uitkomst te bevorderen.
Hoop alle dingen. Als uw broeder zonder reden erg boos op u is geweest, hoop dat u hem winnen zult en begin daaraan te werken. Als u het heeft geprobeerd en het is niet gelukt, hoop dat het de volgende keer lukt en probeer het opnieuw. Al is het zeven keer niet gelukt en hij blijft bitter spreken, hoop dan dat hij toch in zijn hart beschaamd zal zijn of dat tenminste binnenkort zal zijn. Wanhoop nooit aan uw medechristenen.
Voor wat betreft de onbekeerden, u zult nooit iets voor hen doen tenzij u grote dingen voor hen hoopt. Als de barmhartige Samaritaan niet had gehoopt, had hij de arme man nooit met olie en wijn behandeld toen hij hem halfdood vond. Hij zou hem hebben laten sterven. Wek een grote hoop in u op voor zondaren. Hoop altijd dat zij toch behouden worden, ook al zijn er geen goede voortekenen te zien. Als u uw best voor hen heeft gedaan en u bent teleurgesteld en verslagen, hoop nog steeds. Soms zult u reden hebben om te hopen als zij een kerkdienst beginnen te bezoeken. Grijp u daaraan vast en zeg: ‘Wie zal het zeggen? God ze- gene hen.’
En als zij allang naar de kerk gaan en daar geen goed uit voortgekomen is, blijf hopen dat de dominee hen op een dag in het hart raakt en de pijl tussen de gespen van het harnas door zal dringen. Toen u de laatste keer met hen sprak, leken zij wat gevoelig. Wees er dankbaar voor en hoop. Als er een kleine verbetering in hun leven gekomen is, wees hoopvol. Zelfs als u niets hoopvols in hen kunt vinden, hoop dan dat er iets is wat u niet kunt zien. Misschien gebeurt er iets en doen zij moeite dat te verbergen. Hoop omdat u gedrongen wordt voor hen te bidden. Vraag andere mensen voor hen te bidden, want zolang er iemand voor hen bidt, is hun zaak niet hopeloos. Als u anderen kunt motiveren voor hen te bidden, is dat een extra pijl op uw boog. Als zij erg ziek zijn en u kunt er niet heen, als ze op hun sterfbed liggen, blijf hopen en stuur hun op de een of andere manier een boodschap. Bid de Heere om hen te bezoeken en hen te redden en houd uw hoop vast. Laat uw hoop niet sterven voor zij gestorven zijn.
Wilt u hier een voorbeeld van? Ach, kijk naar onze gezegende Heere en hoe hoopvol Hij was voor óns. Hij wanhoopte aan niemand, Hij zag om naar mensen die door anderen al opgegeven waren. Als u hier bewijs voor zoekt, bedenk dan hoe Hij naar u omzag. Wanhoopt u nog aan iemand nadat Christus niet aan u wanhoopte? Wonderen van genade horen bij God, en zulke wonderen zijn in velen van ons tentoongesteld. Ik vrees dat als u of ik aanwezig was geweest toen zij de overspelige vrouw brachten die op heterdaad was betrapt, we zouden hebben gezegd: ‘Dit is te erg. Doe haar weg, dit kunnen we niet dulden.’ Maar o, wat was de gezegende Meester vol hoop toen Hij zelfs tot haar zei: ‘Vrouw, waar zijn die aanklagers van u? Dan veroordeel Ik u ook niet. Ga heen, en zondig niet meer’ (Joh. 8:10-11).
Wat een wonderlijk geduld en wat een bijzondere vriendelijkheid en hoop liet onze Heere ook zien in Zijn omgang met de twaalf! Het was een edelmoedige hoop die onze Heere ertoe bracht Petrus te vertrouwen zoals Hij deed. Nadat Petrus zijn Meester onder ede had verloochend, vertrouwde onze Heere hem Zijn schapen en lammetjes toe om te voeden en stelde Hij hem voorop in de apostolische bediening. Hij ontfermde zich ook over sommigen van ons toen Hij ons in de bediening stelde en ons het Evangelie toevertrouwde. Hij wist namelijk wat de liefde voor ons zou doen en Hij was er zeker van dat Hij iets van ons kon maken voor Zijn eigen heerlijkheid.
De laatste overwinning van de liefde is de volharding in alle dingen. Ik vat dat op als een geduldig volhouden om lief te hebben. Dit is misschien wel het moeilijkste van alles. Want veel mensen kunnen best voor een tijd liefhebben en geduldig zijn, maar het is onze plicht om daar jaar najaar mee door te gaan. Ik heb mensen gekend die hun boosheid ijverig onder controle hielden terwijl zij werden uitgedaagd en ontzettend veel kleineringen verdroegen, maar ten slotte zeiden: ‘Het houdt een keer op. Ik stop ermee. Ik kan het niet meer verdragen.’ God zij gezegend, de liefde die Christus ons geeft, volhardt in alle dingen. Als Zijn liefde tot het einde volhardt, zal de liefde die de Geest in ons werkt ook tot het einde volharden.
Met betrekking tot onze medechristenen houdt de liefde stand onder elke afwijzing. Mijn beste kerel, je probeert te bewerken dat ik je niet langer lief zal hebben, maar ik zal je liefhebben. Je keert me de rug toe en maakt me duidelijk datje niet zo’n lieflijk mens bent. Maar ondanks alles kan ik je liefhebben. Wat? Wil je nog onvriendelijker zijn? Ik zal terugslaan door nog vriendelijker te zijn dan vroeger. Je zei iets lelijks over mij. Ik wil het niet horen, maar als het mogelijk is, zal ik iets vriendelijks over jou zeggen. Ik zal vurige kolen op je hoofd hopen tot je smelt. Ik zal tegen je strijden met vlammen van liefde tot je boosheid is verteerd. Ik zal je overwinnen door vriendelijker tegen je te zijn dan jouw onvriendelijkheid ten opzichte van mij.
Wat zijn er veel verkeerde voorstellingen en onvriendelijkheden! Maar als u een echte christen blijft, zult u ze alle verdragen. Als u moet omgaan met mensen die het nooit genoeg vinden wat u doet, let op dat u dubbel geduldig met hen bent. Welke dank komt u toe als u verdraagt wie u verdragen? Als uw broeders zonder oorzaak boos op u zijn, heb medelijden met hen, maar laat hen niet winnen door u boos te laten maken. Wees standvastig in de liefde. Houd niet vol in sommige, maar in alle dingen, omwille van Christus. Zo zult u uzelf bewijzen dat u inderdaad een christen bent.
In uw omgang met de onbekeerden, als u ooit het veld in trekt achter zielen aan, verzeker u ervan dat u uw geweer bij u heeft, het geweer van de liefde. Heren, u geniet ervan om in deze tijd van het jaar patrijzen en andere vogels te schieten. Maar voor echte opwinding, plezier en blijdschap beveel ik u het winnen van zielen aan. Wat zei uw Heere: ‘Ik zal u vissers van mensen maken’ (Matth. 4:19). Als u uitgaat om zielen te vissen, zult u moeten volharden in alle dingen, want het zal gebeuren dat sommigen die u al lange tijd zoekt, erger worden in plaats van beter. Verdraag dit bij alle dingen. Degenen die u wilt zegenen, kunnen enorm hardleers schijnen te zijn. Ze kunnen hun oren dichtstoppen en weigeren naar u te luisteren. Maak u niet druk, volhard in alle dingen. Ze kunnen nors en bitter worden en in hun woede op u schelden, maar laat u niet uit het veld slaan. Laat hen worstelen tot ze uitgeput zijn en wacht ondertussen rustig. Zeg tot uzelf: ‘Ik moet hen redden.’
Iemand die voor krankzinnigen zorgt, zal regelmatig door hen worden aangevallen. Hij moet harde klappen incasseren. Maar wat doet hij? Mept hij terug? Gaat hij vechten? Nee, hij drukt zijn aanvaller op de grond en houdt hem vast, niet uit woede, want hij heeft te veel medelijden met de patiënt om boos te worden. Let een verpleegster op de boze woorden, het gemopper en de protesten van een patiënt die ijlt? Natuurlijk niet. Ze zegt: ‘Ik moet het leven van deze man proberen te redden’, en met grote vriendelijkheid volhardt zij in alle dingen. Als u een brandweerman was en iemand zat boven in een brandend huis, zou u niet liever met hem vechten dan hem in die kamer te laten verbranden? U zou zeggen: ‘Ik zal je redden, ondanks jezelf.’ Misschien zou de dwaas u uitmaken voor alles wat mooi en lelijk is en zeggen: ‘Laat me met rust, waarom kom je zomaar mijn kamer binnen?’ Maar u zou antwoorden: ‘Let niet op mijn onbeleefdheid, later zal ik me wel verontschuldigen dat ik zo ruw ben, eerst moet u in veiligheid gebracht worden.’ Ik bid dat God u deze gezegende ongemanierdheid geeft, dat u alle dingen in de wind slaat als u er hoe dan ook enkelen kunt redden.
Wilt u een toonbeeld van volhardende lijdzaamheid zien? Kijk hier! Ik wilde wel dat u het zag. Ik wilde dat mijn ogen het zagen zoals zij het op momenten hebben gezien. Aanschouw het kruis! Zie Hem geduldig lijden, zie de schaamteloze menigte. Ze steken hun tong uit, ze halen hun neus op, ze spotten, ze lasteren. En daar hangt hij, overwinnend door Zijn geduld. De wereld, de dood en de hel overwinnend door in alle dingen te volharden. O liefde, u zat nooit op zo’n machtige troon als aan het kruis toen u daar, in de persoon van de Zoon van God, in alle dingen volhardde.
O, mochten we slechts in geringe mate dat volmaakte voorbeeld volgen dat ons hier wordt voorgesteld. Als u een redder wilt zijn, als u een zegen wilt zijn voor de mensen om u heen, laat dan geen onvriendelijkheid u afschrikken. Laat gedachten over uw karakter, uw eer of uw innerlijke vrede u niet weerhouden. Laat over u gezegd worden, net als over uw Heere: ‘Anderen heeft hij verlost, zichzelf kan hij niet verlossen.’ Heb ik u geen vier grootse gevechten getoond, grootser dan die bij Waterloo, Trafalgar, Alma en Inkerman?
III. Ik besluit met het aanwijzen van de bronnen van kracht van de liefde. De tijd is voorbij, dat dacht ik al, maar hij heeft ons met een cirkel teruggebracht waar we begonnen. Alleen de Heilige Geest kan mensen onderwijzen hoe zij kunnen liefhebben en hun daarvoor de kracht geven. De kunst van de liefde wordt op geen andere school geleerd dan aan de voeten van Jezus, waar de Geest van de liefde rust op hen die van Hem leren. Geliefden, de Geest van God geeft liefde in ons en helpt ons haar in stand te houden.
De liefde overwint dus in de eerste plaats omdat dat haar wezen is. De aard van liefde is zelfverloochening. Liefde is het tegenovergestelde van het zoeken van zichzelf. Liefde is intens. Liefde brandt. Ze brandt voor zichzelf een weg naar de overwinning. Liefde! Kijk naar liefde in een moeder. Is het moeilijk voor haar om rust, vrede en comfort op te geven voor haar kind? Als het haar pijn doet, maakt zij er haar vreugde van door de hartstocht van haar genegenheid. Het is het wezen van de liefde dat zij graag moeite doet en dat zij zich verblijdt als zij lijdt voor wat zij liefheeft. Als u een vurige liefde heeft voor de zielen van mensen, zult u weten hoe waar dit is.
Daarnaast heeft de liefde vier aangename vrienden. Bij haar zijn tederheid, die alle dingen verdraagt, geloof, dat alle dingen gelooft, hoop, die alle dingen hoopt, en geduld, dat in alle dingen volhardt. Wie tederheid, geloof, hoop en geduld bij zich heeft, heeft een moedig viertal genaden om hem te beschermen. Hij hoeft niet bang te zijn.
Maar het beste van alles: de liefde zuigt haar leven uit de wonden van Christus. De liefde kan verdragen, geloven, hopen en volharden omdat Christus voor haar heeft verdragen, geloofd, gehoopt en volhard. Ik heb gehoord van iemand met een kronkel in zijn hersens. Ze zeiden dat hij dingen zag die anderen niet zagen en dingen hoorde die anderen niet hoorden. Hij werd zo’n vreemde man dat anderen hem verbaasd nakeken. O, dat ik meer en meer die meest belangrijke kronkel kreeg, die ik krijg als ik een doorboorde hand op mijn schouder voel en ik in mijn oor een treurige stem hoor, dezelfde die riep: ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?’
Ik zou dat gezicht zien en die stem horen en dan – ja, wat dan? Wel, dan moet ik liefhebben. Ik moet liefhebben. Ik móét liefhebben. Dat zal de vreemde neiging en heerlijke kronkel van mijn ziel zijn. Liefde doet ons liefhebben. Liefde kocht ons, liefde zocht ons, liefde bracht ons aan de voeten van de Zaligmaker en liefde zal ons daar bekrachtigen om dingen te doen die anders onmogelijk zouden zijn. U heeft wel gehoord van mensen die soms in een vlaag van waanzin in staat zijn tot dingen die normale mensen niet kunnen. O, om van zelfzucht te worden afgebracht door de liefde van Christus en gek gemaakt te worden in zelfvergetelheid door uiterste hartstocht voor de Gekruisigde. Ik weet niet hoe ik mijn gedachten anders in woorden kan omzetten om de vurige betekenis ervan uit te drukken.
Moge de Heere van de liefde u in uw eigen ogen kijken met ogen die eens rood waren van verdriet over de zonden van de mensen. Mag Hij uw handen aanraken met handen die eens aan het kruis werden genageld. Mag Hij Zijn gezegende littekens op uw voeten drukken en mag Hij ten slotte uw hart doorboren tot er een leven van liefde uitstroomt, tot het openbarst in stromen van vriendelijke verlangens, ruimhartige daden en heilige offers voor God en voor Zijn volk. God geve dat, om Jezus’ wil.
Amen.