De arme Ananias was bang om naar Saulus te gaan; hij dacht dat het net zoiets was als het hol van de leeuw binnen te stappen. ”Als ik naar dat huis toe ga,” dacht hij, ”zal hij me meteen meenemen naar Jeruzalem, want ik ben één van Christus’ discipelen; ik durf niet te gaan.” God zegt: ”Zie, hij bidt.” ”Nu,” zegt Ananias, ”dat zegt me genoeg. Als hij een biddend mens is zal hij me geen kwaad doen; als hij een waarlijk toegewijd mens is, ben ik veilig.” Wees er zeker van dat u een biddend mens altijd kunt vertrouwen. Ik weet niet hoe het komt, maar zelfs goddeloze mensen hebben altijd eerbied voor een oprecht christen.
Een heer heeft per slot van rekening graag een biddende dienstknecht; ook al bekommert hij zich zelf niet om godsdienst, hij heeft toch graag een godvruchtige dienstknecht en vertrouwt hem meer dan ieder ander. Weliswaar zijn er sommige zogenaamd biddende mensen die geen greintje gebed in zich hebben; maar wanneer u ook een echt biddend mens vindt kunt u hem bergen goud toevertrouwen. Hij die een verborgen omgang met God heeft kan door iedereen vertrouwd worden. Ik voel me altijd veilig bij een mens die de genadetroon bezoekt.
Ik heb eens een verhaal gehoord van twee heren die samen ergens in Zwitserland op reis waren. Weldra kwamen ze middenin de bossen terecht; en u kent de duistere verhalen wel die men vertelt over herbergen in eenzame streken, hoe gevaarlijk het is om erin te overnachten. Eén van hen, een ongelovige, zei tegen de ander, die een christen was: “Het zint me helemaal niet om hier te blijven overnachten, het huis ziet er erg vreemd uit.” ”Wel,” zei de ander, ’’laten we eens gaan kijken.” Ze gingen het huis binnen, maar het zag er zo verdacht uit dat het hen geen van tweeën aanstond, ongetwijfeld zouden ze veel liever thuis zijn in Engeland.
Weldra zei de herbergier: ’’Heren, voordat we naar bed gaan lees en bid ik altijd met mijn gezin; staat u mij toe dat vanavond te doen?” ”Ja,” zeiden ze, ’’heel graag.” Toen ze naar boven gingen zei de ongelovige: ”Nu ben ik helemaal niet bang meer.” ’’Hoezo?” zei de christen. ’’Omdat onze gastheer gebeden heeft.” ”O!”zei de ander, ”dan heeft u toch nog een hoge dunk van de godsdienst. Omdat iemand bidt gaat u in zijn huis slapen zonder bang te zijn om beroofd of vermoord te worden.” En het was verbazend zoals die beiden sliepen. Ze droomden heerlijk, want ze voelden dat in een huis dat als dak het gebed en als muren de toewijding had niemand hen kwaad zou doen. Het was voor Ananias dan ook het bewijs dat hij met een gerust hart naar Saulus toe kon gaan.
Mevrouw Berry zei altijd: ”Ik zou me door duizend werelden niet laten omkopen om uit mijn binnenkamer te komen.” Mijnheer Jay zei: ”Als de twaalf apostelen dichtbij u woonden, u toegang tot hen had en de omgang met hen u van uw binnenkamer zou weghouden, zouden ze waarlijk schade voor uw ziel blijken te zijn.” Het gebed is het schip dat de meest rijke lading uit hemelse gewesten thuisbrengt. Het gebed is de grond die de meest overvloedige oogst voortbrengt.
Broeder, wanneer u ’s morgens opstaat dringt het werk zozeer dat u met enkele haastige woorden de wereld ingaat; en ’s avonds geeft u God moe en afgemat wat er nog van de dag is overgebleven. Het gevolg is dat u geen gemeenschap met Hem heeft. De reden waarom er niet meer ware godsvrucht onder ons te vinden is, is dat er niet meer verborgen gebed is. Mijne heren, ik heb geen hoge dunk van hedendaagse kerken waarin niet gebeden wordt.
Zeg tegen uw voorganger: ’’Mijnheer, er moet meer gebed zijn.” Spoor de mensen aan tot meer gebed. Houd een bidstond, zelfs als u de enige bent die komt; en als u gevraagd wordt hoeveel mensen er aanwezig waren, kunt u zeggen: ’’Vier.” ’’Vier? Hoezo?” ”Wel, ik was er zelf én God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest; en we hebben een rijke en ware gemeenschap samen gehad.” Wij hebben een uitstorting van ware godsvrucht nodig, want wat moet er anders van vele kerken worden? O, moge God ons allen opwekken en aanzetten tot gebed, want wanneer we bidden zullen we overwinnen! Ik zou u graag willen nemen zoals Simson de vossen nam, de brandende fakkels van gebed aan u vastbinden en u tussen de korenschoven zenden, totdat u het hele veld in vlam hebt gezet. Ik zou door mijn woorden een grote brand willen stichten en alle kerken in brand willen steken met de ijver voor Gods eer.