… en na het vuur het suizen van een zachte stilte. 1 Koningen 19:12
Uit wat God tot Elia zegt, blijkt dat er in Israël een werk aan de gang was waarvan de profeet niets wist. Er waren zevenduizend mensen die hun knieën nooit hadden gebogen om de zonnegod te aanbidden, en wier lippen hun afgod nooit hadden gekust. Het is zonder twijfel waar dat er vandaag de dag duizenden zijn van wie we niets weten, en die niets te maken hebben met de afgodendienst die ons zo veel hartzeer bezorgt. Terwijl de afschuwelijke afgoderij zich in Israël verbreidde, was het dienen van de ware God bij zevenduizend gelovige zielen niet afgeschaft, al wist Elia niet of er ook maar een was, behalve hijzelf dan. Hoe waren ze voor de Heere gewonnen? Met zekerheid niet door het indrukwekkende optreden van Elia op de top van de Karmel, want ze waren daarvóór al trouw aan de Heere. Mogelijk zijn ze niet eens door de driejarige droogte bekeerd. Wat had dan gemaakt dat ze zo verschilden van het merendeel van hun landgenoten? De verborgen werking van Gods Geest in hun hart. Misschien ook het liefdevolle onderwijs van moeders bij het vuur, de genadige invloed van godzalige mannen en vrouwen op de mensen om hen heen, de invloed van hen die de Heere dienden op mensen-van- de-wereld. Die hebben in hen iets gezien waarvan zij wisten het niet te bezitten, en ze hadden er zo veel respect voor, dat ze gingen vragen hoe ook zij die schoonheid van geest konden krijgen. Al die dingen hadden ertoe bijgedragen die zevenduizend die de afgoden haatten, aan de kant van de Heere te brengen. Het suizen van de zachte stilte had voor Israël gedaan wat Elia niet kon.