Spurgeon was ervan overtuigd dat het verschil tussen de oude evangelisten en de hypercalvinisten voornamelijk te maken had met de vraag aan wie de beloften van het Evangelie verkondigd moeten worden. Hyper-Calvinisme ziet de verkondiging van het Evangelie enkel en alleen als een middel waardoor Gods uitverkorenen gered zullen worden. Het leert dat woorden als ‘Geloof in de Heere Jezus Christus en u zult zalig worden’ alleen tot uitverkoren zondaars moeten worden gericht omdat de prediker alleen hun zaligheid voor ogen moet hebben. Hypercalvinisten vinden dat de soevereiniteit van Gods genade wordt ontkend wanneer een prediker zijn toehoorders ervan probeert te overtuigen dat iedereen geroepen is om Christus aan te nemen en in Hem te geloven om gered te worden. Dit zou namelijk impliceren dat er redding mogelijk is voor diegenen die God heeft uitgesloten in de uitverkiezingsraad. De hypercalvinist verkondigt het Evangelie in de eerste plaats door de feiten van het Evangelie te verkondigen. De hoorders van dat Evangelie mogen daarbij niet aangemoedigd worden om te geloven dat de beloften van Christus aan hen persoonlijk gedaan worden. Alleen als het duidelijk is dat Gods Geest een zaligmakend werk in hun harten is begonnen en ze zich bewust zijn geworden van de nood van hun zielen, mogen ze dat doen. Spurgeon verwierp deze beperking in de uitnodiging van het Evangelie. Het Evangelie is het ‘goede nieuws’. God wil dat het verkondigd wordt aan ‘alle schepselen’. De boodschap van het Evangelie is niet alleen een opsomming van feiten. Het omvat ook heldere, onbeperkte en algemene beloften, zoals: ‘Die in Hem gelooft wordt niet veroordeeld’ (Joh. 3: 18); ‘Want een iegelijk, die de Naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden’(Rom. 10: 13); ‘En die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des levens om niet’(Openb. 22 : 17).
De prediker heeft niet aan zijn plicht voldaan wanneer hij heeft gesproken over Christus en alleen de historische feiten van de zaligheid heeft verkondigd. Hij moet verdergaan en er bij alle mensen op aandringen dat zij Christus aannemen. In de naam van God moet hij allen overtuigen van de zekerheid dat zij welkom zijn en vergeving ontvangen van al hun zonden bij berouw en geloof. Zo sprak Paulus tot zijn toehoorders te Antiochië in Pisidië: ‘Zo zij u dan bekend, mannen broeders, dat door Dezen u vergeving van zonden verkondigd wordt; en dat van alles, waarvan u niet kon gerechtvaardigd worden door de wet van Mozes, door Dezen een iegelijk, die gelooft, gerechtvaardigd wordt’(Hand. 13: 38,39). Het is duidelijk dat de apostel van geen beperkingen wilde weten. Christus moest gepredikt worden, ‘vermanende een iegelijk en lerende een iegelijk mens in alle wijsheid, opdat wij zouden een iegelijk mens volmaakt stellen in Christus Jezus’ (Col. 1: 28). Woorden kunnen nauwelijks dichter bij komen en meer persoonlijk zijn.
Hypercalvinisten redeneerden dat de beloften en nodigingen van het Evangelie niet algemeen kunnen zijn omdat zaligmakende genade bijzonder en persoonlijk is. Spurgeon antwoordde door te stellen dat aan de woorden van de Bijbel geen andere uitleg gegeven kan worden. Spurgeon hield daarover een preek getiteld ‘Apostolische aansporing’. Over de woorden van Petrus tot al zijn toehoorders ‘Kom dus tot inkeer en bekeer u, opdat uw zonden uitgewist worden’, zegt Spurgeon het volgende: ‘Petrus predikte de Christus van het Evangelie – hij predikte het direct en persoonlijk tot de menigte rondom hem. Nu echter is er een leer ontstaan van mannen die beweren dat ze het Evangelie recht prediken aan zondaren wanneer ze slechts wat uitspraken doen over wat het Evangelie is en wat het betekent om onbekeerd te sterven. Maar ze worden woedend en noemen het ketterij wanneer iemand het waagt om tot een zondaar te zeggen ‘Geloof’ en ‘Bekeert u’. Petrus hoorde niet bij deze school. Hij zou niet deelnemen aan hun samenzwering en in hun bijeenkomsten niet komen als hij nu nog in leven zou zijn.’
In een andere preek heeft hij het over broeders die het hun plicht niet achten om te gaan in de heggen en de steggen om allen te dwingen in te gaan en tot de maaltijd te komen, zo veel als er gevonden kunnen worden. O, nee! Zij zijn te orthodox om aan de wil van hun Meester te gehoorzamen. Ze willen eerst weten wie voorbestemd zijn om tot de maaltijd te komen en dan zullen zij diegenen uitnodigen. Daarmee willen ze iets doen wat helemaal niet nodig is, namelijk het Evangelie aanbieden aan diegenen die al gered zijn.
Daarentegen predikten de apostelen het Evangelie, hetzelfde Evangelie voor doden en levenden, hetzelfde Evangelie voor niet-uitverko- renen en uitverkorenen. Het onderscheid ligt niet in het Evangelie, maar daarin dat het wordt toegepast door de Heilige Geest of verworpen door de mens.