En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij vreesachtig, gij kleingelovigen? Toen stond Hij op, en bestrafte de winden en de zee; en er werd grote stilte. MATTHEÜS 8:26
De wind loeide, het water brulde, en de discipelen dachten dat het kleine schip zeker in de woeste zee zou worden overspoeld, dus zij wekten hun Meester op uit Zijn broodnodige slaap en riepen tot Hem: “Heere, red ons, we vergaan”. Omdat Hij gewekt was omdat er gevaar was, ging Hij eerst in op de belangrijkste oorzaak van het gevaar; wat was dat? Niet de wind of de golven, maar het ongeloof van de discipelen. Er is altijd meer gevaar, voor een christen, in zijn eigen ongeloof dan in de meest ongunstige omstandigheden waarin hij zich kan bevinden. Ik denk, dat ik durf te zeggen – hoewel met de Almachtige alles mogelijk is – dat het voor Christus gemakkelijker was om de winden en de golven te kalmeren dan om het tumult, dat door twijfel in de geest van Zijn leerlingen was opgewekt, te stillen; Hij kon sneller een kalmte laten neerdalen op het stormachtige oppervlak van het meer van Galilea, dan op de verontruste zielen van Zijn doodsbange apostelen. Het mentale excelleert altijd het fysieke; de heerschappij van het hart is een grotere zaak dan de heerschappij van de wind en de golven. Dus als we moeten vechten tegen problemen, laten we dan altijd beginnen met onszelf – onze eigen angsten, wantrouwen, achterdocht, egoïsme en eigenzinnigheid – want daar ligt het grootste gevaar. Alle problemen in de wereld kunnen je niet zozeer schaden als wel een halve korrel ongeloof. Wie door de genade van God in staat wordt gesteld zijn eigen ziel te beheersen, hoeft er niet aan te twijfelen dat hij ook meester zal zijn over alles wat zich tegen hem keert.