…een engel des Heeren, nederdalende uit de hemel, kwam toe, en wentelde de steen af van de deur, en zat op denzelven. Mattheus 28:2
Toen de heilige vrouwen naar het graf gingen in de morgenschemering, verlangend om Jezus’ lichaam te balsemen, herinnerden ze zich de enorme steen aan de deur van het graf. Die zou een groot obstakel zijn op hun weg. Ze zeiden tegen elkaar: “Wie zal ons de steen van de deur des grafs afwentelen?” Die vraag bevat de droevige vraag van heel het heelal. Ze lijkt de diepe zucht van het ganse mensdom in woorden uitgedrukt te hebben. “Wie zal voor ons de steen afwentelen?” Op de weg van het menselijk geluk ligt een enorm rotsblok dat de weg helemaal blokkeert. Wie van de machtigen zal die versperring verwijderen?
De wijsbegeerte heeft het geprobeerd, maar het mislukte jammerlijk. In het opstijgen naar onsterfelijkheid stopte de steen van de twijfel, onzekerheid en ongeloof alle vooruitgang. Wie zou die vreselijke massa kunnen optillen en leven en onsterfelijkheid aan het licht brengen? Generatie na generatie heeft de mens zijn medemens begraven, het allesverslindende graf heeft er tienduizenden opgeslokt. Wie kon de dagelijkse slachting doorstaan of hoop geven na het graf? Er werd gefluisterd over wederopstanding, maar de mens kon er niet in geloven.
Sommigen droomden over een toekomende staat en spraken erover in geheimzinnige poëzie, alsof het slechts fantasie was, en niet meer. In de duisternis en de schemering, met veel vrees en weinig bevatten van de waarheid, bleef de mens zich afvragen: “Wie zal ons de steen afwentelen?” De mens had een onbestemd gevoel dat de worm niet alles kon zijn, dat er een ander leven moest zijn, dat intelligente schepselen niet allemaal naar deze wereld gekomen zijn met als enige doel te vergaan. In ieder geval hoopte men dat er na de doodsrivier iets moest zijn. Het kon nauwelijks zo zijn dat er niemand terugkeerde van Avernus; er moest zeker een weg zijn uit het graf. Hoe moeilijk dat pad ook mocht zijn, de mens hoopte dat er zeker een terugkeer moest zijn uit het land van de schaduw des doods. En altijd rees de vraag in het hart, zo niet in de mond: Waar is de komende man? Waar is de voorbestemde verlosser? Waar is hij en wie is hij die ons de steen zal afwentelen?
Voor de vrouwen waren er drie moeilijkheden. De steen was zelf enorm, hij was verzegeld met het zegel van de wet en hij werd bewaakt door vertegenwoordigers van het gezag. Voor de mensheid waren er dezelfde drie moeilijkheden. De dood zelf was een grote steen, die niet door een aan stervelingen bekende kracht bewogen kon worden. Klaarblijkelijk was de dood door God gezonden als een straf voor overtredingen van Zijn wet.
Hoe kon hij daarom ook worden afgewend, hoe kon hij worden verwijderd? Het rode zegel van Gods wraak was op de mond van het graf geplaatst. Hoe kon dat verbroken worden? Wie kon de steen wegrollen? Bovendien, duivelse krachten en machten der hel bewaakten het graf om ontsnappen te voorkomen. Wie kon naderen en gestorven zielen meenemen, als een prooi van tussen de tanden van een leeuw? Het was een sombere vraag: “Wie zal ons de steen van de deur des grafs wentelen? Kunnen deze dorre beenderen leven?
Zullen de gestorvenen weer aan ons teruggegeven worden? Kunnen de massa’s van ons soort die neergedaald zijn in Hades ooit terugkeren uit het land van de nacht en de onrust?” Zo vroeg al het heidendom: “Wie?”, en de echo antwoordde: “Wie?” Aan wijsgeren en koningen werd geen antwoord gegeven, maar de vrouwen die de Zaligmaker liefhadden vonden een antwoord. Ze kwamen bij het graf van Christus, maar het was leeg, want Jezus was opgestaan. Hier is het antwoord op de vraag van de wereld: Er is een ander leven, dode lichamen zullen weer gaan leven, want Jezus leeft.
O treurende Rachel, die weigert om getroost te worden, “bedwing uw stem van geween, en uw ogen van tranen; want er is loon voor uw arbeid, spreekt de HEERE; want zij zullen uit des vijands land wederkomen”. Treur niet langer, gij bedroefden, aan het graf als degenen die geen hoop hebben, want omdat Jezus Christus is opgestaan, zullen ook de doden in Christus opstaan. Veeg uw tranen af, want het graf van de gelovige is niet langer een plaats van klaagliederen, het is de doorgang naar de onsterfelijkheid. Het is de kleedkamer, waar de geest zijn op de aardse reis versleten klederen voor een tijd zal afleggen, om ze op een schone morgen weer aan te doen, als ze zo schoon en wit zullen zijn als geen voller op aarde ze maken kan.
Vanmorgen wil ik een moment spreken over de opstanding van onze verhoogde Heere Jezus. En om u sneller voor het onderwerp te interesseren, zal ik om te beginnen deze weggewentelde steen vragen om voor u te preken, en daarna zal ik u uitnodigen om de leerrede van de engel te horen vanaf zijn stenen preekstoel.
1. Laten wij eerst de steen laten preken. Het is helemaal niet ongebruikelijk om in de Schrift stenen te vinden die gevraagd werden te spreken. Grote stenen zijn gerold om als getuigen tegen het volk te dienen. Stenen en steunberen zijn aangeroepen om van zonde te getuigen. Ik zal deze steen roepen als getuige van de waardevolle waarheden waarvan hij het symbool was. De rivier van onze gedachten splitst zich in zes stromen.
Ten eerste, de afgewentelde steen moet zeker beschouwd worden als de geopende deur van het graf. Het huis van de dood was secuur gesloten met een enorme steen, de engel rolde hem weg en de levende Christus kwam naar buiten. U zult zien dat de massieve deur werd weggenomen van het graf, niet slechts geopend, maar uit haar hengsels gelicht, opzijgerold, weggeworpen. En dus is het oude gevangenhuis van de dood zonder deur. De heiligen zullen er binnengaan, maar ze zullen niet binnengesloten worden. Ze zullen er vertoeven als in een open spelonk, maar er is op den duur niets dat hen tegenhoudt om eruit te gaan. Zoals Simson, toen hij omringd door zijn vijanden in Gaza sliep, vroeg opstond en de poorten van Gaza op zijn schouders nam, met kozijnen en grendels en al, en ze wegdroeg, daardoor het bolwerk van de Filistijnen open en onbeschermd achterlatend. Zo is het ook gegaan met het graf door onze Meester.
Nadat hij de drie dagen en nachten geslapen had, naar goddelijk bevel, stond Hij op door de grootheid van Zijn kracht en droeg Hij de ijzeren poorten van het graf weg, iedere tralie losscheurend. Het verwijderen van de gevangennemende steen was het uitwendige teken van het wegnemen van de poorten van het graf, met kozijnen en grendels en al, door onze Heere. Hij liet dat oude fort van de dood en de hel open, Hij liet het achter als een bestormde en ingenomen stad, en dus beroofd van kracht. Onze Heere moest in het graf als een gijzelaar. “Hij stierf voor onze zonden.” Als een schuld werden ze Hem aangerekend. Hij voldeed de schuld van onze verplichtingen aan God aan het kruis.
Hij leed ten volle het grote plaatsvervangende lijden voor ons, en werd daarna drie dagen in het graf gegijzeld totdat Zijn werk volledig geaccepteerd zou worden. Die acceptatie zou aangekondigd worden door het van achter slot en grendel vandaan komen. En dat eruit vandaan komen zou onze rechtvaardiging worden. “Hij is opgewekt om onze rechtvaardigmaking.” Als Hij de schuld niet volledig betaald zou hebben, dan zou Hij in het graf gebleven zijn. Als Jezus geen geldige, totale, laatste betaling had gedaan, had Hij een gevangene moeten blijven. Maar Hij had het helemaal gedaan. Het “Het is volbracht”, dat uit Zijn eigen mond klonk, werd door het oordeel van Jehova bevestigd en Jezus was vrij. Let op hoe Hij opstaat: Hij breekt niet uit, zoals een misdadiger die ontsnapt aan het recht, maar Hij komt er ontspannen uit als iemand wiens tijd van vrijlating gekomen is. Hij staat op in eigen kracht, zeker, maar Hij verlaat het graf niet zonder een heilige toestemming.
De hemelse officier van het hemelhof is opgedragen om de deur voor Hem te openen door de steen weg te rollen. En zo staat Jezus Christus op, volkomen gerechtvaardigd, om te tonen dat heel Zijn volk in Hem volkomen gerechtvaardigd is. Het zaligmakend werk is voor altijd volmaakt. De steen is weggerold van de deur van het graf, als het ware om te laten zien dat Jezus het werk zo doeltreffend gedaan heeft, dat niets ons weer in het graf op kan sluiten. Het karakter van het graf is veranderd. Het is geheel vernietigd en afgedankt als gevangenis. De dood is voor de heiligen niet langer een straf op de zonden, maar een ingaan in de rust. Kom broeders, laten we ons hierin verblijden. In Christus’ lege graf zien we de zonden voor altijd weggedaan. We zien daarom de dood doeltreffend verwoest.
Onze zonden vormden de grote steen die de mond van het graf afsloot en ons gevangenhield in dood, duisternis en wanhoop. Onze zonden zijn nu voor eeuwig afgewenteld, en zodoende is de dood niet langer meer een donkere en akelige kerker, een voorportaal van de hel. Het is meer een geparfumeerde slaapkamer, een kamer om u in terug te trekken, een voorhof van de hemel. Want zo zeker als Jezus opstond, zo zeker zal Zijn volk de dood achter zich laten. Er is niets dat de opstanding der heiligen kan voorkomen. De steen die ons in de gevangenis kon houden, is afgewenteld. Wie kan ons achter tralies houden als de deur zelf weg is? Wie kan ons opsluiten als iedere versperring weggenomen is?
Who shall rebuild for the tyrant his prison?
The sceptre lies broken that fell from his hands;
The stone is removed; the Lord is arisen
The helpless shall soon be released from their bands.
Beschouw in de tweede plaats de steen als een opgericht zegeteken.
Zoals men vroeger gedenkstenen oprichtte en wij tegenwoordig pilaren neerzetten om te berichten van grote daden van moed en dapperheid, zo is die afgewentelde steen die dag als het ware voor onze geloofs- ogen geheiligd als een herinnering aan Christus’ eeuwige overwinning over de machten van de dood en de hel. Ze dachten dat ze Hem overwonnen hadden, dat de Gekruisigde overwonnen was. Ze glimlachten grimmig toen ze zagen hoe Zijn bewegingloze lichaam gewikkeld in een grafkleed in Jozefs nieuwe graf gelegd werd. Maar hun vreugde ging snel voorbij, hun opschepperijen waren maar van korte duur, want op het vastgestelde moment verrees Hij Die niet aan verderf onderhevig was, en kwam van onder hun macht uit. Zijn hiel was vermorzeld door de oude slang, maar op de opstandingsmorgen vermorzelde Hij het hoofd van de draak.
“Vain the stone, the watch, the seal,
Christ has burst the gates of hell;
Death in vain forbids his rise,
Christ hath open’d Paradise.
Lives again our glorious King!
‘Where, I death, is now thy sting?’
Once he died our souls to save;
‘Where’s thy victory, boasting grave?”’
Geliefde broeders in Christus, als we die gindse steen bezien, met de engel die erop zit, dan rijst hij voor ons op als een monument van Christus’ overwinning op dood en hel. En het past ons te bedenken dat Zijn overwinning voor ons behaald is en dat al de vruchten ervan voor ons zijn. Wij moeten vechten tegen de zonde, maar Christus heeft overwonnen. Wij worden door satan verleid; Christus heeft satan de nederlaag toegebracht. Weldra zullen wij dit lichaam verlaten, tenzij de Heere spoedig komt, en we mogen verwachten dat we zullen opgaan zoals onze vaderen en onze God zullen ontmoeten. Maar de dood is voor ons overwonnen en er is geen reden om te vrezen. Houd moed, christenstrijders, u gaat een overwonnen vijand tegemoet. Bedenk dat de overwinning van de Heere een garantie is voor de uwe. Als het Hoofd overwint, zullen de leden niet verslagen worden.
Laat droefheid uw oog niet vertroebelen, vrees uw geest. U móét wel overwinnen, want Christus heeft overwonnen. Roep al uw krachten tot de strijd en bemoedig ze met de hoop der overwinning. Zou u uw Meester overwonnen hebben gezien, dan zou u mogen verwachten dat u zelf als kaf door de wind weggeblazen wordt, maar de kracht waardoor Hij overwon, leent Hij aan u. De Heilige Geest is in u, de Heere Jezus Zelf heeft beloofd altijd met u te zijn, zelfs tot het einde der wereld, en de machtige God is uw schuilplaats. U zult zeker overwinnen door het bloed van het Lam. Richt deze morgen die steen op voor uw geloofsogen en zeg: “Hier heeft mijn Meester hel en dood overwonnen en in Zijn naam en door Zijn kracht zal ik ook gekroond worden als de laatste vijand vernietigd zal zijn”.
Ten derde gebruiken wij de steen om op te merken dat er een fundament gelegd is. Die van het graf afgewentelde steen, als teken en zegel van de opstanding van Jezus Christus, is een fundament voor ons christelijk geloof. De opstanding is de hoeksteen van het christendom. Ontken de opstanding van onze Heere en ons heilige geloof zou slechts een verhaaltje zijn. Er zou niets zijn voor ons geloof om op te rusten als Hij Die aan het kruis stierf, ook niet uit het graf verrezen was. Dan zou uw “geloof tevergeefs” zijn, zoals de apostel zegt. “Dan zijt gij nog steeds in uw zonden”, terwijl “ook verloren zijn die in Christus ontslapen zijn”. Al de grote dogma’s van onze goddelijke religie vallen in stukken als de stenen van een poort waarvan de hoeksteen wordt verwijderd.
Ze veranderen in een ruïne, want al onze hoop rust op dat ene geweldige feit. Als Jezus is opgestaan, dan is het Evangelie wat het zegt te zijn, als Hij niet verrees, is het allemaal leugen en bedrog. Maar, broeders, dat Jezus opgestaan is uit de dood is een feit dat meer vaststaat dan bijna elk ander historisch feit. Er waren veel getuigen, het waren mensen uit alle lagen van de bevolking. Niemand van hen bleek zich later vergist te hebben of een bedrieger te zijn. Ze waren er zo van overtuigd dat het waar was, dat de meesten van hen moest sterven vanwege hun getuigenis. Ze hadden niets te winnen door het getuigen, ze werden er niet machtiger door, ze kregen geen eer of rijkdom. Het waren waarachtige, eenvoudige mannen die getuigden wat ze gezien hadden.
De opstanding is een feit dat meer bevestigd is dan welke gebeurtenis dan ook in de geschiedenis, antiek of modem. Hier is het vertrouwen van de heiligen: onze Heere Jezus Christus, Die een goed getuigenis gaf voor PontiusPilatus, was gekruisigd, gestorven en begraven, verrees uit de dood en voer na veertig dagen op naar de troon van God. We vertrouwen op Hem, we geloven in Hem. Als Hij niet opgestaan was, waren wij als Zijn volgelingen de ellendigste mensen op aarde geweest. Als Hij niet opgestaan was, was er geen bevestiging dat Zijn verzoening voldoende was om onze zonden weg te nemen. Maar omdat Hij opgestaan is, bouwen we al ons vertrouwen op deze waarheid. We rusten erop en we zijn ervan overtuigd.
“Raised from the dead, he goes before;
He opens heaven’s eternal door;
To give his saints a blest abode,
Near their Redeemer and their God.”
Mijn geliefde hoorders, rust uw eeuwige hoop op de opstanding van Jezus Christus uit de dood? Vertrouwt u op Hem, gelovend dat Hij zowel stierf als opstond voor u? Plaatst u uw hele afhankelijkheid op de verdienste van Zijn bloed, die door Zijn opstanding is bekrachtigd? Als dat zo is, dan hebt u een fundament van feit en waarheid, een fundament dat de poorten der hel niet kunnen overweldigen. Maar als u op iets bouwt dat u zelf gedaan hebt, of iets dat priesters voor u doen kunnen, dan bouwt u op zandgrond, die door de allesverwoestende vloed weggespoeld zal worden. En ook u zult met uw hoop, omgeven door de duisternis van de wanhoop, ten onder gaan in de peilloze afgrond van de hel. O, te bouwen op de lavende steen van Christus Jezus! Te rusten op Hem, Die een beproefde hoeksteen is, uitgelezen en kostbaar! Dat is veilig, eeuwig en gezegend bouwen!
Een vierde boodschap van de steen is deze: hier wordt rust geschonken.De engel lijkt ons dat te zeggen terwijl hij op de steen zit. Hoe bedaard is de hele opstanding verlopen! Hoe geruisloos ook. Wat een afwezigheid van pracht en praal. De engel daalde neer, de steen werd afgewenteld, Christus stond op en toen ging de engel op de steen zitten. Hij zat daar vol rust en gratie, uitdagend naar de joden en hun zegel, naar de Romeinse legionairs met hun speren, naar de dood, de aarde en de hel. Alsof hij zeggen wilde: “Kom maar op, rol die steen maar terug, gij vijanden van de Opgestane. Al gij helse krachten, die onze eeuwig levende Prins dachten te overwinnen, rol die steen eens terug als u durft of als u kunt!” De engel zei het niet in woorden, maar zijn statige rustige zitten op de steen hield dat wel in, en nog meer. Het werk van de Meester is gedaan, voor altijd volbracht, en deze steen, die nooit meer gebruikt hoeft te worden, deze scharnierloze deur, die nooit meer een knekelhuis zal afsluiten, is een teken dat “het is volbracht.”
Volbracht om nooit meer tenietgedaan te worden, eeuwig standhoudend volbracht. Die rustig zittende engel fluistert ons toe: “Kom hier en rust hier ook.” Er is geen voller, beter, zekerder, veiliger rust voor de ziel dan in het feit dat de Zaligmaker op Wie we vertrouwen uit de dood is opgestaan. Rouwt u vandaag over gestorven vrienden? O kom dan en zit op deze steen, die u vertelt dat ze weer op zullen staan. Verwacht u spoedig te zullen sterven? Is de worm al aan de wortel? Heeft u de blos van de tbc op uw wangen? Kom dan en zit op deze steen en bedenk dat de dood haar prikkel heeft verloren, want Jezus is uit het graf verrezen. Kom ook, zwakken en bevenden, en daag dood en hel maar uit. De engel zal zijn zitplaats voor u vrijmaken en zal u laten zitten in het gezicht van uw vijand. Hoewel u maar een nederige vrouw bent, of een verbroken man, en bleek en afgemat van lange jaren uitputtende ziekte, toch kunt u al de heren der hel verslaan terwijl u op deze dierbare waarheid rust: “Hij is hier niet, maar Hij is opgestaan. Hij heeft de dood verlaten om niet meer te sterven”.
Toen ik over dit gedeelte van mijn preek nadacht, moest ik denken aan de tijd waarin Jacobreisde naar het huis van Laban. Men zegt dat hij bij een bron kwam waar een grote steen op lag. De kudden en herders stonden eromheen, maar ze hadden geen water totdat hij de grote steen wegrolde van de mond van de put. Toen konden zij hun kudden laten drinken. Zo ook is het graf van Jezus als een grote bron, waaruit de zuiverste en goddelijkste verfrissing opborrelt. Maar voordat de steen weggerold was, kon niemand van de door bloed verloste kudde ervan drinken. Maar nu, elke sabbatdag, op de opstandingsmorgen, de eerste dag van de week, verzamelen we ons om het open graf des Heeren en we putten levend water uit die heilige bron. O gij vermoeid schaap van de schaapskooi, o gij die besmet zijt en op sterven ligt, kom hier. Hier is een zoete verfrissing: Jezus Christus is opgestaan. Laat onze troost vermenigvuldig worden.
Every note with wonders swell,
Sin o’erthrown, and captived hell;
Where is helps once dreaded king?
When, o death, they mortal sting?
Hallelujah.
In de vijfde plaats was die steen een getrokken grens.Ziet u dat niet zo? Kijk dan, daar ligt hij, met de engel erop. Wat ziet u aan die kant? De wachters verschrikt, verstijfd van angst, als doden. En wat ziet u aan deze kant? De bevreesd bevende vrouwen, waartegen de engel zacht zegt: “Vreest gijlieden niet; want ik weet, dat gij zoekt Jezus”. Ziet u, op dat moment werd de steen de grens tussen de levenden en de doden, de zoekers en de haters, de vrienden en de vijanden van Christus. Voor Zijn vijanden is Zijn opstanding “een steen des aanstoots en een rotssteen der struikeling.” Net als vroeger op de heuvel van Mar, toen de wijzen hoorden van de opstanding en ermee spotten.
Maar voor Christus’ eigen volk is de opstanding de hoeksteen. De opstanding van onze Heere is onze triomf en blijdschap. De opstanding heeft veel overeenkomsten met de kolom die de Heere oprichtte tussen Israël en Egypte: zij gaf duisternis in Egypte, maar licht aan Israël. Er was volledige duisternis om de Egyptische legers, maar om Israëls stammen was er licht en vertroosting. Zo is de opstanding een leer der verschrikking voor degenen die Christus niet kennen en hun vertrouwen niet op Hem stellen. Wat zouden ze blij zijn als ze voor eeuwig vernietigd zouden kunnen worden. Wat baat hun Christus’ opstanding? Zal Hij komen Die zij veracht hebben? Leeft Hij Die zij gehaat en verfoeid hebben? Zal Hij hen opwekken, moeten zij Hem ontmoeten als Rechter op de troon? De gedachte alleen is vandaag al genoeg om koningszonen te doen beven, maar wat zal het zijn als de bazuin alle adamskinderen uit hun laatste rustplaatsen uit het stof zal opwekken!
O de verschrikkingen van die vreselijke morgen, als elke zondaar zal opstaan en de opgestane Zaligmaker zal komen op de wolken des hemels en alle heilige engelen met Hem! Werkelijk, er zal slechts verbijstering zijn voor degenen die aan de boze kant van de opstandingssteen zijn. Maar hoe groot zal de blijdschap zijn die de opstanding brengt aan degenen die aan de goede kant zijn van die steen. Wat kijken ze uit naar Zijn komst met dagelijks groeiende vreugde. Wat bouwen ze op de zoete waarheid dat ze zullen opstaan en met hun ogen de Heiland zien! Ik zou willen dat u zich vanmorgen eens afvroeg aan welke kant van de grenssteen u zich nu bevindt. Heeft u het leven in Christus? Bent u met Christus opgestaan? Stelt u uw vertrouwen alleen op Hem Die opgestaan is uit de dood? Als dat zo is, vrees dan niet. De engel vertroost u en Jezus bemoedigt u. Maar o, als u geen leven in Christus hebt, maar dood bent terwijl u leeft, laat de gedachte dat Jezus opgestaan is u met angst treffen en u laten sidderen. Want sidderen is op zijn plaats, voor datgene wat u wacht.
Ten zesde denk ik dat de steen treffend gebruikt mag worden als voorafschaduwing van de verwoesting.Onze Heere kwam in deze wereld om al de werken van de duivel te verwoesten. Stelt u zich de werken van de duivel eens voor als een grimmig en vreselijk kasteel, massief en onaantastbaar, begroeid met de mos van eeuwen, kolossaal, groots, gemetseld met bloed van mensen, opgebouwd uit ondeugden en boze daden, omgeven door diepe grachten en bemand door vijanden. Een bouwwerk dat vreselijk genoeg is om wanhoop te brengen aan iedereen die eromheen gaat om de torens en verschansingen te tellen. In de volheid des tijds kwam onze Overwinnaar in de wereld om de werken van de duivel te verwoesten. Tijdens Zijn leven zond Hij waarschuwingen naar het kasteel en hier en daar maakte Hij een steen los.
De zieken werden immers genezen, de doden opgewekt en de armen werd het Evangelie verkondigd. Maar op de opstandingsmorgen sidderde het enorme kasteel van boven tot beneden, grote scheuren verschenen in de muren en alle versterkingen wankelden. Iemand die sterker was dan de kasteelheer had het kasteel blijkbaar betreden en was begonnen het om te keren, om te keren, om te keren van de torenspits tot de kelder. Eén grote steen, waarop het gebouw gegrondvest was, een hoeksteen die alle materiaal bijeenhield, werd compleet van zijn plaats opgeheven en naar beneden geslingerd. Jezus rukte de granieten steen des doods van zijn plaats en gaf zo een zeker teken dat elke andere zou volgen. Toen die steen weggerold werd van Jezus’ graf, was dat een profetie dat elke steen van satans gebouw neer zou gaan en dat er niet één steen op de andere zou blijven van alle die de machten der duisternis ooit opgebouwd hadden van de dag van hun eerste afval tot de laatste dag toe.
Broeders, die steen, die afgewentelde grafsteen, geeft mij een heerlijke hoop. Het kwaad is nog sterk, maar zal neergeworpen worden. Geestelijke boosheid regeert op hoge posten; de massa jaagt nog steeds het kwaad na; de landen zijn nog steeds in duisternis gehuld; velen dienen de scharlaken vrouw van Babylon, anderen buigen zich voor Mohammeds halve maan en miljoenen buigen voor blokken hout en steen; de donkere plaatsen en woningen van de aarde zijn nog vol wreedheid; maar Christus heeft zo’n huivering door het kwaad gezonden dat, vertrouw er maar op, iedere steen zeker zal vallen.
We moeten alleen maar doorwerken, de stormram van het Evangelie gebruiken, op onze post blijven en zoals de legers van Jericho de trompet laten schallen, en de dag zal komen dat al het oude kwaad, al het kolossale bijgeloof verpletterd zal worden, met de grond gelijkgemaakt, en de profetie zal vervuld worden; “Ik zal die kroon omgekeerd, omgekeerd, omgekeerd stellen; ja, zij zal niet zijn, totdat hij kome, die daartoe recht heeft, en dien Ik geven zal”. Die losgemaakte steen waar de engel op zat is een zekere voorspelling van het komende onheil voor alles wat aards en verachtelijk is. Verblijd u, kinderen van God, want de val van Babylon komt dichterbij. Zing, hemelen, en verblijd u, aarde, want er zal geen kwaad gespaard worden. “Voorwaar zeg Ik u: Hier zal niet één steen op de anderen steen gelaten worden, die niet afgebroken zal worden.” Dit alles heeft de steen ons gepredikt; we zullen even rusten en horen wat de engel te zeggen heeft.
2. De engel preekte op twee manieren. Hij preekte in beeld en hij preekte in woorden. Preken in beeld is heden ten dage erg populair bij bepaalde groepen. Het Evangelie moet met het oog gezien worden, houden zij ons voor. De mensen moeten leren van de verandering van kleuren in de verschillende seizoenen, zoals het blauw, groen en paars dat de priesters dragen en dat tentoongesteld wordt op het altaar, aan linten, kaarsen, vlaggen, kruiken en waterschalen. Ze moeten zelfs onderwezen en geleid worden door hun neus, die blootgesteld wordt aan rook van wierook, en getrokken met hun oren, die luisteren moeten naar afschuwelijke recitaties of naar sierlijke lofzangen.
Nu, let wel dat de engel een symbolische prediker was met zijn gedaante als een bliksem en kleding wit als sneeuw. Maar let op voor wie die symbolen gereserveerd werden. Hij zei geen woord tegen de bewakers. Geen woord. Hij gaf hun het symbolische Evangelie, dat wil zeggen, hij keek hen aan en zijn blik was bliksemend. Hij openbaarde zich aan hen in zijn sneeuwwitte klederen en niets meer. Zie hoe ze beven en trillen! Dat is het evangelie van de symbolen; waar het komt veroordeelt het. Het kan niet anders. Waar eindigde de mozaïsche wet der symbolen? Hoeveel begrepen ooit haar diepste betekenis! De meerderheid van Israël verviel tot afgoderij en het systeem van symbolen werd hun dood.
U die geniet van symbolen, u die denkt dat het christelijk is om het hele jaar een vertoning van het leven van Christus te maken, u die denkt dat de hele christenheid onderwezen moet worden in halve toneelstukken, zoals mensen dat doen in schouwburgen, en u die poppenspelen uitvoert, ga uw gang. Maar u zult op die weg geen hemel vinden, geen Christus, geen leven. U zult priesters ontmoeten, formalisten en hypocrieten, en in de duistere bossen en tussen de donkere bergen van de verwoesting zult u strompelen naar uw volledige verwoesting. De boodschap van het Evangelie is: “Hoort en uw ziel zal leven”, “Neigt uw oor, en komt tot Mij.” Dit is de levengevende boodschap: “Geloof in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden.” Maar o, verdorven geslacht, als u zoekt naar symbolen en tekenen zult u misleid worden door het evangelie van de duivel en ten prooi vallen aan de verwoester.
We zullen nu luisteren naar de preek van de engel in woorden. Alleen op deze manier kan een waar Evangelie gebracht worden. Christus is het Woord, en het Evangelie is een evangelie van woorden en gedachten. Het spreekt niet tot het oog, maar tot het oor, het verstand en het hart. Het is iets geestelijks en het kan alleen worden geleerd door hen wier geesten geestelijke waarheden kunnen verstaan.
Het eerste wat de engel zei was: “Vreest gijlieden niet.” O, dit is de ware geest van het Evangelie van de verrezen Zaligmaker: “Vreest gijlieden niet.” U die gered wordt, u die Christus volgt, u hoeft niet te vrezen. Beefde de aarde? Vrees niet; God kan u bewaren al zou de aarde met vuur verbrand worden. Daalde de engel met verschrikkingen neer? Vrees niet; er zijn in de hemel geen verschrikkingen voor het kind van God dat tot Jezus’ kruis komt en dat zijn ziel toevertrouwt aan Hem Die daaraan bloedde. Arme vrouwen, is het de duisternis die u bang maakt? Vreest niet; in het donker ziet God u en heeft u lief en in donker of licht is er niets dat Hij niet in Zijn hand heeft. Bent u bang om bij een graf te komen? Maakt het graf u benauwd? Vrees niet; u kunt niet sterven. Omdat Christus is opgestaan zult u leven, al ware u ook gestorven. Wat een troost van het Evangelie! Sta me toe om het volgende te zeggen:
Er is niets in de Bijbel om bang voor te zijn voor iemand die zijn vertrouwen op Jezus stelt. Niets in de Bijbel, zei ik? Er is niets op de hemel, niets op aarde, niets in de hel waar u bang voor hoeft te zijn als u op Jezus vertrouwt. “Vreest gijlieden niet.” Het verleden hoeft u niet te vrezen, het is u vergeven; het heden hoeft u niet te vrezen, er wordt voor gezorgd; ook de toekomst is verzekerd door de levende kracht van Jezus. “Omdat Ik leef’, zegt Hij, “zult gij leven.” Vrees! Die was gepast en betamelijk toen Jezus dood was. Maar nu Hij leeft, is er geen plaats meer voor. Vreest u uw zonden? Ze zijn weg, want Christus zou niet opgestaan zijn als Hij ze niet allemaal weggedaan had. Wat vreest u dan? Als een engel u zegt: “Vreest niet”, waarom bent u dan bang? Als elke wond van de verrezen Heiland en elke daad van uw regerende Hee- re u troost, waarom bent u dan nog teneergeslagen? Twijfel, vrees en beving nu Jezus opgestaan is, zijn niet in overeenstemming met het geloof. Jezus kan u te hulp komen in al uw verleidingen. Hij leefde om voor u als Middelaar te dienen. Hij kan u tot het uiterste redden. Vrees daarom niet.
Let op het volgende woord: “Vreest gijlieden niet, want ik weef.Wat, kent een engel het hart van een vrouw? Wist de engel wat Maria Magdalena van plan was? Kunnen geesten onze geesten lezen? Het zou best kunnen. Maar het is beter om in gedachten te houden dat onze hemelse Vader alles weet. Vrees niet, want God weet wat er in uw hart leeft. U heeft uw zielsverlangen nooit bekend, daar bent u te schuchter voor. U bent nooit zover gekomen dat u durft te zeggen dat u hoopt dat u Jezus liefheeft, maar God kent uw verlangen. Arm hart, u voelt dat u niet vertrouwen kunt en dat u niets goeds kunt doen, maar u verlangt tenminste, u zoekt. Dit weet God allemaal.
Hij kijkt met genoegen naar uw verlangens. Troost dit u niet? Dit grote feit van Gods wetenschap? Ik kan uw geest niet lezen en u kunt mij misschien niet eens vertellen wat zich daar bevindt, Als u dat probeerde, dan zou u achteraf misschien zeggen: “Ik kon hem niet precies vertellen wat ik voelde. Ik mis de troost die ik dan gehad zou hebben. Ik heb mijn probleem niet precies verteld”. Maar er is er Eén Die Zich met u bemoeit en Die precies weet wat uw moeilijkheden zijn en wat de oorzaak is van uw huidige verdriet. “Vreest gijlieden niet”, want uw hemelse Vader weet. Lig maar stil, arme patiënt, want de Chirurg weet waar de wond is en wat uw ziekte inhoudt. Stil maar mijn kind, rust maar stil aan de boezem van uw grote Ouder, want Hij weet alles. Moet u dat niet tevreden stellen? Zijn zorg is net zo eindeloos als Zijn wetenschap.
De engel gaat verder: “Vreest gijlieden niet; want ik weet, dat gij zoekt Jezus, Die gekruisigd was”. Hier is ruimte voor troost. Ze zochten Jezus, hoewel de wereld Hem gekruisigd had. Velen hadden zich omgedraaid en hadden Hem verlaten, maar zij klemden zich vast aan Hem in liefhebbende trouw. Nu, is er hier iemand die zeggen kan: “Hoewel ik onwaardig ben een volgeling van Christus te zijn en vaak denk dat Hij me verwerpen zal, is er toch iets waar ik zeker van ben: ik vrees de mensen niet om Zijnentwil. Mijn zonden beangstigen mij, maar er is geen mens die dat kan. Ik zou aan Zijn kant staan als de hele wereld tegen Hem was. Ik zou het de grootste eer vinden als de Gekruiste van de wereld de Aanbedene van mijn hart zou zijn.
Laat heel de wereld Hem uitwerpen, als Hij mij maar opneemt, arme onwaardige worm als ik ben, ik zou me Zijn gezegende en heerlijke Naam nooit schamen”. Is er iemand die dat zeggen kan? Ach, vrees dan niet. Want als dat uw gevoelens zijn naar Christus toe, zal Hij u op de laatste grote dag aannemen. Als u bereid bent om Hem aan te nemen: “Vrees niet”. Ik weet dat, als ik in mijn eigen hart kijk, ik soms voel alsof ik part noch deel aan de zaak heb, alsof ik geen belangstelling voor die Dierbare heb, maar dan weet ik dit toch: Ik ben niet bang om voor Hem vernederd te worden. Als ik ervan beschuldigd werd dat ik een fanatiekeling en een enthousiasteling voor Hem was, dan zou ik het als de hoogste eer beschouwen om schuld te bekennen op zo’n gezegende aanklacht om Zijnentwil. Als dit waarlijk de taal van ons hart is, mogen we moed vatten. “Vreest gijlieden niet; want ik weet, dat gij zoekt Jezus, Die gekruisigd was”.
Dan vervolgt hij: “Hij is hier niet; want Hij is opgestaan.” Hier is het onderwijs dat de engel geeft. Na troost geeft hij onderwijs. Zoeker, uw grond en reden voor troost is dat u geen dode Christus zoekt en niet bidt tot een begraven Zaligmaker. Hij leeft werkelijk! Vandaag is Hij net zo in staat om u uit te helpen als u in uw binnenkamer gaat om te bidden, als Hij de arme blinde kon helpen toen Hij op aarde was. Vandaag is Hij net zo bereid om u aan te nemen en te zegenen, als Hij was om de melaatse te zegenen of de geraakte te genezen. Ga dan nu tot Hem, arme zoeker, ga tot Hem met heilig vertrouwen. Hij is hier niet, want als dat zo was zou Hij dood zijn, maar Hij is opgestaan. Hij leeft en regeert om uw gebed te beantwoorden.
De engel vroeg de vrouwen het lege graf te onderzoeken, maar bijna gelijk daarna gaf hij hun namens hun Heere een opdracht te vervullen. Nu, als er dan een zoeker is die getroost is door de gedachte dat Christus leeft om te redden, laat hij dan doen wat de engel zei: laat hem anderen gaan vertellen van het goede nieuws dat hij gehoord heeft. Het is het beste middel om ons heilige geloof aan te prijzen: dat allen die het geleerd hebben het onderwijzen. We hebben niet een paar dominees apart gezet die het alleenrecht hebben om in de christelijke kerk te leren, we geloven niet in geestelijken en leken. Gelovigen, u bent allen Gods geestelijken. U allemaal. Zovelen er van u in Christus geloven, die zijn in Gods dienst en moeten Hem dienen naar hun vermogen. Er zijn veel leden in een lichaam, maar ieder lid heeft zijn eigen functie.
Zo is er geen enkel lid in het lichaam van Christus ongebruikt, want het kan waarachtig niet doen wat het Hoofd doet. De voet heeft zijn plaats en de hand haar functie, net als de tong en het oog. O gij die van Jezus gehoord hebt, houdt het gezegende geheim niet voor uzelf. Ik smeek u om vandaag op de een of andere manier bekend te maken dat Jezus Christus is opgestaan. Geef het wachtwoord door, zoals de eerste christenen dat deden. Op de eerste dag van de week zeiden zij tegen elkaar: “De Heere is waarlijk opgestaan.” Als iemand u vraagt wat u ermee bedoelt, kunt u het hele Evangelie vertellen. Want dit is de kern van het Evangelie: dat Jezus Christus voor onze zonden stierf, op de derde dag weer opstond, overeenkomstig de Schriften. Hij stierf in plaats van ons als misdadigers, stond op als plaatsvervanger van ons als vrijgesproken zondaren.
Hij stierf opdat onze zonden zouden sterven en Hij leeft opdat onze zielen kunnen leven. Wees ijverig in het nodigen van anderen om te komen en op Jezus te vertrouwen. Vertel hun dat er leven is voor de doden in één blik op de Gekruisigde Jezus; vertel hun dat die blik een zaak is van de ziel. Het is een eenvoudig vertrouwen. Vertel hun dat er nog nooit iemand op Christus heeft vertrouwd en alsnog verworpen is; vertel aan hen wat u voelde als gevolg van het vertrouwen op Jezus. Wie zal het zeggen of er niet vele discipelen aan de Kerk toegevoegd zullen worden. Dan zal de opgestane Zaligmaker verhoogd worden en u zult vertroost worden door wat u gezien hebt! Moge de Heere deze stamelende woorden met Zijn zegen achtervolgen, om Christus’ wil.
Amen.