Geen menselijk verstand kan de oneindige waarde van het goddelijke offer voldoende naar waarde schatten. Want hoe groot de zonde van Gods volk ook is, de verzoening die haar wegneemt is onmetelijk veel groter. Daar kan de gelovige, zelfs wanneer de zonde als een zwarte vloed rolt, en de herinnering aan het verleden bitter is, toch staan voor de brandende troon van de grote en heilige God, en uitroepen: “Wie is het die verdoemt? Christus is het, Die ook opgewekt is.” Terwijl de herinnering aan zijn zonde hem vervult met schaamte en verdriet, maakt hij die tegelijkertijd tot een achtergrond om de helderheid van barmhartigheid te tonen – schuld is de donkere nacht waarin de schone ster van goddelijke liefde straalt met heldere pracht.