Het Londen waar Spurgeon naartoe reisde voor zijn afspraak in New Park Street, was totaal anders dan de plaatsen die hij kende. Stambourne en Waterbeach waren volledig landelijk: rustig, met een langzaam levenstempo en weinig verandering. Zelfs grotere steden als Colchester, Newmarket en Cambridge konden daar niet aan tippen. Hoewel het centrum van Londen nog geen honderd kilometer van Waterbeach lag, leek het wel een compleet andere wereld.
In die tijd was Londen, met zijn drie miljoen inwoners, de grootste stad ter wereld – een stad vol tegenstellingen. Aan de ene kant was het het hart van het Britse Rijk, een bestuurlijk centrum en een bruisende, industriële en commerciële stad. Sommige delen van Londen waren opvallend rijk en welvarend. Iedereen wist hoe belangrijk deze stad was. Maar Londen had ook een andere, minder fraaie kant. Het was er vooral druk, lawaaiig en vies. De hygiëne liet veel te wensen over en de Theems was niet meer dan een open riool. De beroemde Londense smog – een mengsel van mist en rook – vormde een dikke, verstikkende deken over de stad. Als deze smog neerdaalde, was er nauwelijks nog iets te zien. Ziekten waren schering en inslag, criminaliteit was alomtegenwoordig en armoede was overal aanwezig.
Het was vooral deze smerige, Dickensiaanse kant van Londen die Spurgeon opviel toen hij op zaterdagavond met de trein aankwam, een dag voor zijn preek. Tijdens zijn eerste nacht in Londen dacht hij dat Cambridge en Waterbeach in vergelijking met deze stad wel op het Paradijs leken.
Een roep naar Londen

Het weekend beloofde weinig goeds voor de jonge predikant. Niemand van de gemeenteleden van New Park Street had Spurgeon een slaapplaats aangeboden. In plaats daarvan hadden ze voor hem een kamer geregeld in een pension, op enige afstand van de kapel. De huisgenoten in het pension waren ongezellig en Spurgeon voelde zich volkomen alleen. De kamer die hem werd toegewezen was nauwelijks groter dan een kast; er was amper ruimte om te knielen voor gebed. Tot overmaat van ramp lag het kleine kamertje aan de voorkant van het huis. De hele nacht werd Spurgeon uit zijn slaap gehouden door het lawaai van langsrijdende paardenkoetsen en het flakkerende, koude licht van de gaslampen buiten in de donkere decembernacht.
Later vertelde hij: ‘Op het smalle bed woelde ik in eenzame ellende en vond geen medelijden.’ Spurgeon was totaal moedeloos. De volgende ochtend liep hij door de nauwe, vieze straatjes—die hij later een ‘somber stenen woestijn’ noemde—op weg naar de kapel. New Park Street was een kerk met een indrukwekkende geschiedenis. Onder de voorgangers waren bekende namen als John Gill en John Rippon, die toen nog steeds een grote reputatie genoten.
Het gezangboek dat in de meeste Engelse baptistengemeenten werd gebruikt, ook in Waterbeach, was samengesteld door de beroemde Rippon.
Toch stelde de huidige toestand van de kerk weinig meer voor vergeleken met vroeger. Een groot deel van de problemen had te maken met de omgeving van New Park Street. Oorspronkelijk kwam de gemeente samen in een kapel aan Garter Lane, vlakbij London Bridge. Maar dat gebouw werd in 1830 afgebroken om plaats te maken voor nieuwe wegen. De kerk kreeg een vergoeding, maar de verhuizing naar New Park Street bleek een regelrechte mislukking. Hoewel het nieuwe gebouw degelijk was, liet de directe omgeving, op zijn zachtst gezegd, veel te wensen over.

Deze kapel lag vlak bij Southwark Bridge, net ten zuiden van de Theems. De directe omgeving bestond uit een mengeling van sloppenwijken en, in toenemende mate, industrie: grote brouwerijen, azijnfabrieken en ketelmakerijen domineerden het straatbeeld. De imposante fabriekspanden stootten dikke wolken scherpe rook uit in de toch al vervuilde lucht. Een oud-predikant van de kerk had Spurgeon geschreven dat hij nog nooit een ‘vuilere’ en ‘weerzinwekkendere’ wijk had gezien.
Spurgeon zelf omschreef de buurt als ‘somber, smerig en armoedig, en bij vloed vaak overstroomd door de rivier’.
Tot overmaat van ramp moest men tol betalen om Southwark Bridge over te steken, wat bezoekers uit het noorden van Londen afschrikte. Deze ongunstige locatie, gecombineerd met een reeks kortdurende predikantschappen, hadden de kerk achtergelaten in een staat die mijlenver afstond van de vroegere bloei. Spurgeons opmerking dat ‘de wolken zich zwaar samenpakten en er geen zonlicht te zien was’ sloeg niet alleen op de grauwe skyline van Southwark, maar ook op de benarde toestand van de kerk zelf.

De gemeente die zich op Spurgeons eerste zondag in New Park Street had verzameld om hem te horen spreken, was klein en ontmoedigd. Spurgeon preekte over Jakobus 1:17 en sprak over God als de ‘Vader der lichten’. Toch was er meteen een duidelijk teken dat er iets bijzonders gebeurde: de avonddienst was veel drukker bezocht dan de ochtenddienst. Bezoekers hadden enthousiast familie en vrienden meegenomen om de energieke jonge predikant te horen. Aan het eind van de dag werden de diakenen zelfs bestormd door mensen die hen aanmoedigden Spurgeon opnieuw uit te nodigen om te komen preken.
Maar niet iedereen was onder de indruk van de jonge bezoeker. Een jongere kerkgangster, juffrouw Susannah Thompson, was bijvoorbeeld allerminst enthousiast. Susannah was die avond aanwezig en vond de nieuwe spreker maar een ongepolijste boerenkinkel, met slordig geknipt haar en slecht zittende kleren. Bovendien vond ze zijn manier van spreken onbeholpen en vond ze hem een vleugje arrogantie hebben. Wat haar betreft, paste hij totaal niet bij de kerk waar zij naartoe ging. Maar, zoals we later zullen zien, zou Susannah Thompson’s mening over de jonge predikant onverwacht veranderen.
Wat Spurgeon zelf betreft, aan het einde van die zondag voelde hij zich aanzienlijk gelukkiger dan bij het begin. Hij werd overgehaald om terug te keren naar New Park Street, en deze keer bood de kerk hem gastvrijheid aan. In januari 1854 preekte Spurgeon drie zondagen in Londen. Zijn gemeente in Waterbeach had snel in de gaten wat er gaande was en er vloeiden veel tranen bij hetafscheid. Aan het eind van de maand accepteerde Spurgeon een uitnodiging van de kerk in Londen om hun predikant te worden – aanvankelijk voor een proefperiode, al was het vooriedereen duidelijk dat het om een blijvend dienstverband zou gaan. Toen een kennis uit Colchester het nieuws hoorde, reageerde hij sceptisch en wat verbitterd: ‘Charlie Spurgeon is naar Londen geroepen – en ze gaan hem zelfs 150 pond per jaar betalen!’ Hij zou nog meer verbaasd geweest zijn als hij had geweten dat Spurgeon al gauw de preeksensatie van de hoofdstad zou worden.
Een groeiende gemeenschap
Met Spurgeons verhuizing naar Londen nam zijn carrière een onverwachte wending: van bijzonder naar uitzonderlijk. Binnen twee maanden kon hij al aan vrienden schrijven: ‘Mijn kapel is groot, maar vol; de gangpaden zijn geblokkeerd en elke nis is zo veel mogelijk gevuld.’
Spurgeon preekte hetzelfde Evangelie als in Waterbeach, met hetzelfde effect. Zijn preken waren theologisch sterk en diep bijbels, maar tegelijk direct, eenvoudig en in begrijpelijke taal. Ze waren bovendien levendig en dramatisch – een opvallend contrast met de meer keurige en vaak saaie preken die men in Londen gewend was. Waar andere predikanten eentonig spraken, beschikte Spurgeon over een stem die helder, krachtig en meeslepend was. In plaats van zijn preken voor te lezen, liet hij zich leiden door slechts enkele aantekeningen, wat hem grote vrijheid gaf in zijn spreken. Zijn prediking kostte hem zoveel energie dat hij na afloop vaak uitgeput was – zowel lichamelijk, emotioneel als geestelijk. Regelmatig moest hij zelfs van het podium geholpen worden. De mensen hadden nog nooit iets dergelijks gehoord; week na week trotseerden ze het vuil en de stank rondom de kapel om hem te horen spreken.
Al snel kwam Spurgeon in het vizier van de Londense pers, meestal negatief. Ze schreven dat hij ‘als een komeet aan de hemel flitste’ – fel en opvallend, maar vast van korte duur. Sommigen vonden hem ongemanierd en ruw, nauwelijks meer dan een boerse provincial. Een enkele correspondent beschuldigde hem zelfs van godslastering vanwege zijn ongebruikelijke manier van preken.
Spurgeon was gevoelig en sommige kritieken raakten hem diep. Toch was hij ervan overtuigd dat hij dit droeg omwille van Christus. De verwachting dat zijn populariteit snel zou tanen bleek echter volledig onjuist. Veel treffender waren de woorden van de beroemde acteur en toneelschrijver Sheridan Knowles, die Spurgeon had horen spreken en verklaarde dat de ‘jongen uit Cambridgeshire’ de ‘geweldigste predikant ter wereld’ was. Knowles zei dat hij Spurgeon een ‘fortuin’ zou hebben geboden om op het toneel te staan, hoewel hij wist dat Spurgeon dat nooit zou accepteren. Volgens Knowles zou Spurgeons naam ‘overal bekend worden’ en zouden zijn preken ‘in vele talen van de wereld worden vertaald’.
Zelfs met de opwinding in die eerste maanden in Londen leken zulke voorspellingen vergezocht – maar ook dit zou werkelijkheid worden.
De cholera-uitbraak van 1854
Spurgeon wijdde zich niet alleen aan het preken, maar ook aan pastoraal werk. Het was op dit punt dat hij snel zijn zwaarste beproeving tegemoet kon zien. Tegen het einde van 1854 werd zijn wijk getroffen door een uitbraak van cholera, een dodelijke ziekte die zich via besmet water of voedsel verspreidde – in Southwark kon het beide zijn. Een voor een werden gemeenteleden ziek, en velen kwamen te overlijden. Spurgeon bezocht huis na huis om te troosten en te bemoedigen, en leidde talloze begrafenissen. Ook mensen buiten zijn eigen gemeente vroegen hem al snel om hulp. Het werk was slopend, en het verbaasde niemand dat Spurgeon zich begon af te vragen hoelang hij het zelf gezond zou volhouden. ‘Mijn vrienden vielen één voor één weg en ik had het gevoel dat ik net zo ziek werd als de mensen om mij heen … De last werd te zwaar, ik dreigde eronder bezwijken.’
Spurgeon was toen pas twintig jaar oud. Het zou niet de eerste of laatste keer zijn dat hij zich door woorden uit de Bijbel gesterkt wist. Op een dag, nadat hij terugkwam van weer een begrafenis, viel zijn oog op een papiertje in een winkelraam. Het bleek geen advertentie te zijn, maar een tekst uit de Bijbel: in dikke letters stonden er de woorden van Psalm 91:9-10:
Want U, HEERE, bent mijn toevlucht. De Allerhoogste hebt u tot uw woning gemaakt. Geen onheil zal u overkomen, geen plaag zal uw tent naderen.
Het effect op Spurgeon was, zo vertelde hij later, ‘onmiddellijk’. God had rechtstreeks tot zijn hart gesproken, waardoor hij zijn werk kon voortzetten zonder nog bang te zijn voor het kwaad. Hoewel de cholera-epidemie uiteindelijk voorbijging, eiste ze een verschrikkelijke tol van zowel de kerk als de bredere gemeenschap. Spurgeon zelf, die nauw betrokken was geweest bij de stervenden en overledenen, werd echter niet ziek. Hij was er diep van overtuigd dat God hem beschermd had.
Huwelijk

Spurgeon brak volledig door als predikant, opvallend jong en afkomstig van het platteland. Op dat moment begon ook Susannah te twijfelen aan haar eerdere oordeel. Ze was toen nog geen lid van New Park Street. Hoewel ze zich eerder aan Christus had toegewijd en redelijk trouw naar de kerk ging, bevond ze zich, naar eigen zeggen, in een ‘teruggevallen’ toestand. Ze worstelde met haar geloof en voelde weinig warmte in haar hart voor God. Maar de krachtige preken van Spurgeon raakten haar diep en haar houding veranderde – zowel ten opzichte van God als van de predikant.
Spurgeon gaf haar een geïllustreerd exemplaar van zijn favoriete boek, The Pilgrim’s Progress, met de opdracht: ‘Miss Thompson – met de wens dat zij vooruitgang mag boeken op de gezegende pelgrimstocht.’ Ze kwamen elkaar regelmatig tegen, en Spurgeon wees haar – zoals Susannah later beschreef – ‘de weg naar het kruis van Christus, waar mijn vermoeide ziel vrede en vergeving vond.’ Susannah geloofde nog lange tijd dat Spurgeons bezorgdheid voor haar in deze fase vooral pastoraal was. De vriendschap tussen hen groeide gestaag, maar Susannah was toch verrast toen Spurgeon haar opbiechtte dat hij gevoelens voor haar had.

Susannah en Charles maakten beiden deel uit van een grote groep uit de kerk die op 10 juni 1854 de opening van het Crystal Palace in Sydenham bijwoonde. Het gebouw stond oorspronkelijk in Hyde Park en had daar dienstgedaan voor de Great Exhibition, waar de beste industriële producten uit Groot-Brittannië en de rest van de wereld werden tentoongesteld. De verhuizing van dit enorme glazen bouwwerk, dat in het Cockney-rijmtaaltje ‘The Screaming Alice’ werd genoemd, naar Zuidoost-Londen was een belangrijke gebeurtenis. De groep uit New Park Street maakte deel uit van de grote menigte die daarbij aanwezig was. Terwijl ze wachtten op een optocht, gaf Charles Susannah een boek met de weinig veelbelovende titel Proverbial Philosophy. Toch bevatte het boek een hoofdstuk over het huwelijk met enkele wijze adviezen: ‘Zoek een goede vrouw … denk aan haar en bid voor haar welzijn.’
Na het voorlezen van deze regels aan de blozende Susannah vroeg Charles voorzichtig: ‘‘Bid je voor hem die jouw echtgenoot zal worden?’ Deze ietwat omslachtige en verlegen manier om zijn liefde uit te drukken, was genoeg om Susannahs hart sneller te doen kloppen. Later zou Charles zijn gevoelens op een meer directe en conventionele manier kenbaar maken’. Later zou Charles zijn gevoelens op een meer directe, conventionele manier kenbaar maken.
Het jaar daarop boekten zowel Susannah’s christelijke leven als hun liefde voor elkaar grote vooruitgang. Ze bleven elkaar het hof maken in Crystal Palace, waar ze regelmatig samen tussen de menigte wandelden. Op 1 februari 1855 doopte Charles Susannah als gelovige, in aanwezigheid van een nog grotendeels nietsvermoedende gemeente. Hun verloving werd bezegeld met een geschenk van Susannah aan Charles: een complete set van Johannes Calvijns Commentaren. Uiteindelijk trouwden ze op 8 januari 1856 in een kapel die zo vol zat dat de deuren al een half uur voor aanvang moesten worden gesloten. Hun huwelijk kende zijn verdriet, maar hun liefde bleef onwankelbaar. Ook waren ze partners in de evangeliedienst.
Dieper graven
Het is voor ons nu moeilijk te bevatten welke impact Spurgeon had op het leven in Londen. Zoals in de inleiding van dit boek wordt opgemerkt, speelde religie in het Victoriaanse tijdperk een veel centralere rol in het Britse leven dan tegenwoordig. Kranten besteedden regelmatig aandacht aan kerkdiensten, en een populaire predikant kon uitgroeien tot een ware beroemdheid. Tegen het einde van 1854 was Spurgeon hard op weg de populairste predikant van Londen te worden.
Gezien dit alles is het niet verrassend dat de jonge Spurgeon worstelde met trots. Het vleugje arrogantie dat Susannah Thompson had opgemerkt bij haar eerste ontmoeting met haar toekomstige echtgenoot, werd ook door anderen herkend. Dat blijkt bijvoorbeeld uit sommige van zijn brieven aan familie, zoals een brief aan een oom in 1854: ‘Je hebt gehoord dat ik nu een Londenaar ben en een beetje een beroemdheid. Geen enkele universiteit had me een betere positie kunnen geven. Onze status is een van de hoogtepunten van het kerkgenootschap.’ Al was dit feitelijk waar, klonk het toch iets opschepperig. Spurgeon was zichzelf bewust van dit gevaar en schreef eens aan zijn vader dat hij bang was om zijn eigen dienaar te worden ‘in plaats van die van de Heere’.
Zijn oude vriend Richard Knill, die had voorspeld dat Spurgeon ooit voor grote menigten zou preken toen hij nog een jongen was, schreef aan Spurgeons grootvader James dat hij ‘veel voor Charles bad’. Eén van zijn specifieke gebedsverzoeken was dat de groeiende populariteit hem niet ‘moeilijk in het hoofd zou stijgen’. Dat was een wijs gebed. De jonge Charles worstelde met gevoelens van eigenwaarde en trots.
Toch behaalde hij de overwinning in deze strijd. Mensen die hem goed kenden tijdens de opkomst van zijn bediening, spraken vaak over zijn nederigheid en gebrek aan hoogmoed. Wat was zijn geheim? Richard Knill had gebeden dat God zijn jonge vriend ‘aan de voet van het kruis’ zou houden. Spurgeon zelf bereikte een punt waarop hij zijn volledige en totale afhankelijkheid van God inzag. Zijn talenten, zijn bediening – alles wat hij had en was – kwam van God, van begin tot eind. Juist dit besef hield hem in zijn leven opmerkelijk nederig.
Een belangrijke factor die Spurgeons nederigheid versterkte, was het lijden dat hij doormaakte. Hij werd diep betrokken bij het leed van anderen tijdens de cholera-epidemie van 1854, en hij leed ook zelf. Zoals eerder genoemd, was Spurgeon vatbaar voor depressies en moest hij veel lichamelijk lijden doorstaan. Dit alles leidde ertoe dat hij zich nog meer op God ging verlaten. Zo bad de apostel Paulus ook om verlost te worden van zijn ‘doorn in het vlees’ (2 Korintiërs 12:7), maar kreeg als antwoord: ‘Mijn genade is u genoeg’ (2 Korintiërs 12:9). Soms ondervinden mensen met bijzondere gaven en een opvallende roeping ook veel lijden. Is dat Gods manier om hen te behoeden voor hoogmoed? Spurgeon ontdekte in zijn eigen lijden dat Gods genade voor hem voldoende was, en dat Zijn kracht juist in zwakheid ‘volkomen wordt’.
Zelfreflectie
Worstel jij met trots? Misschien groei je in je christelijke leven en wordt je op verschillende manieren door God gebruikt? Spurgeon sprak uit ervaring toen hij anderen waarschuwde voor trots en ijdelheid wanneer het goed gaat. Hij zou ons vandaag dezelfde raad geven.
Maar misschien worstel je met een andere zonde? In feite is het middel dat Spurgeon ontdekte tegen hoogmoed ook het middel tegen andere zonden: onze blik richten op Christus en Zijn kruis. Wanneer we tot Hem komen, ontvangen we vergeving en leren we opnieuw onze volledige afhankelijkheid van Hem kennen. Mogen we, samen met Spurgeon en de apostel Paulus, ontdekken dat Gods genade voor ons genoeg is.