Er bestaat een oude parabel die verhaalt hoe de duif eens een droevige klacht uitte aan haar medevogels, namelijk dat de havik een wrede tiran was die dorstte naar haar bloed. De ene vogel raadde haar aan om laag te blijven vliegen, maar de havik is in staat om naar zijn prooi te duiken. Een andere vogel adviseerde haar juist om hoog te vliegen, maar de havik kan even hoog vliegen als zij. Een derde vogel stelde voor zich in het bos te verstoppen, maar helaas, dat was het domein van de havik, waar hij zijn hof hield. Een vierde vogel raadde haar aan om in de stad te verblijven, maar daar werd zij door mensen opgejaagd en vreesde zij dat haar ogen door de wrede valkenier zouden worden uitgestoken om de havik te vermaken. Uiteindelijk zei iemand haar dat zij zich in de spleten van de rotsen moest verschuilen; daar zou zij veilig zijn, zelfs geweld zou haar daar niet kunnen treffen.
De betekenis van deze parabel is eenvoudig; lezer, begrijp het goed en handelt u ernaar. De duif stelt uw arme, weerloze ziel voor. Satan is uw wrede vijand; wilt u niet aan hem ontsnappen? Uw armoede kan u niet beschermen, want de zonde kan zich verlagen tot het niveau van de arme en hem in zijn hut verslinden en hem vanuit zijn krot naar de hel slepen. Uw rijkdom biedt geen zekerheid, want satan kan deze tot een valstrik maken, en zelfs indien u nog zo hoog zou stijgen, kan de roofvogel u volgen en u verscheuren.
De drukke wereld met al haar zorgen kan u geen beschutting bieden, want juist hier is de grote vijand het meest thuis; hij is de vorst van deze wereld en grijpt mensen die hun vreugde daarin vinden even gemakkelijk als een valkenier een mus vangt. Ook afzondering biedt u geen veiligheid, want er zijn zonden die eigen zijn aan de stilte, en de vreselijke gier van de hel zweeft boven eenzame woestijnen om weerloze zielen te vinden en te verslinden. Er is slechts één verdediging.
O, laten wij meteen naar Jezus gaan! Hij werd gewond vanwege onze zonden; als we in Hem geloven, worden we direct en voor altijd gered. Was het maar mogelijk om als een duif naar Hem toe te vliegen en rust te vinden. Laat onze angsten ons aansporen om snel tot Hem te gaan, en laat onze hoop ons aanmoedigen om geen moment te wachten. Vlucht, vlucht, arme zondaar, Jezus wacht om u te ontvangen. Zijn wonden zijn nog steeds open. Laat dit uw oprechte gebed zijn:
‘Rots der eeuwen, voor mij gekliefd, in U wil ik schuilen.’
Uw geweten fluistert u wellicht toe dat u het niet verdient om een toevlucht te vinden in Jezus. Dat is inderdaad juist, maar vergeet niet dat u dient te zien op Gods genadige belofte, en niet op uw eigen zondige leven. Zondaars zijn het voorwerp van Jezus’ genade, en wie in Hem gelooft, zal niet veroordeeld worden. Immers, het is geschreven: ‘Wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen (Johannes 6:37)