En Hij zeide tot hen: O onverstandigen en tragen van hart, om te geloven al hetgeen de profeten gesproken hebben! Lukas 24:25
De twee discipelen die naar Emmaüs liepen en samen spraken, waren bedroefd. Toch waren het oprechte gelovigen. Wij mogen de mensen niet op hun gevoelens beoordelen. Het bezitten van blijdschap is geen duidelijk bewijs van genade. En het bestaan van neerslachtigheid is geen duidelijk teken van onzekerheid. De meest heldere ogen die opzien naar de hemel zijn soms zo verduisterd dat zij de ware vreugde van hun hart niet kunnen opmerken. Wees niet terneergeslagen, geliefde broeders en zusters, als tranen van verdriet uw wangen van tijd tot tijd bevochtigen. Jezus nadert misschien tot u en toch kunt u gekweld worden door een verborgen verdriet.
De Heere Jezus Christus kwam naar die twee discipelen toe en wandelde zo’n elf kilometer met hen op om hun verdriet weg te nemen. Het is namelijk niet de wil van onze Heere dat Zijn volk terneergeslagen is. De Heiland doet Zelf wat Hij de profeet uit vroeger tijden had bevolen. “Troost, troost Mijn volk, zal uw God zeggen. Spreekt naar het hart van Jeruzalem.” Aldus sprak Hij en aldus doet Hij. Toen Hij heenging, behaagde het Hem om ons een andere Trooster te zenden, omdat Hij wil dat wij een overvloed aan vertroosting hebben. Maar die belofte toont aan dat Hij Zelf een Trooster was, en is. Als u verdrietig bent, denk dan niet dat uw Heere u verlaten heeft. Integendeel, neem maar aan dat Hij juist om deze reden tot u zal komen. Zoals het geroep van haar baby de voetstappen van de moeder verhaast om des te sneller te komen, zo zal uw smart de komst van uw Heere bespoedigen. Hij hoort uw gekerm, Hij ziet uw tranen – zijn ze niet in Zijn ties?Hij zal tot u komen als de God van alle vertroosting.
Let erop dat de Heiland, toen Hij naar deze treurenden ging, zeer verstandig jegens hen handelde. Hij zei niet meteen: “Ik weet waarom u verdrietig bent.” Nee, Hij wachtte tot zij zouden spreken. In Zijn geduld ontlokte Hij hun de details en bijzonderheden van hun verdriet. U die met treurenden omgaat, leer derhalve de weg der wijsheid. Praat zelf niet te veel. Laat het bonzende hart zich luchten. Jeremia ontleende enige steun aan zijn eigen klaagliederen. Ook Job voelde zich een beetje beter toen hij zijn klachten uitgestort had. Dat stille verdriet zit erg diep en smoort de ziel in nood. Het is goed om het verdriet uit te spreken en medeleven aan te horen. Laat hen die de Heere zoeken, u hun moeilijkheden vertellen. Zeg niet te veel tegen hen totdat zij uitgesproken zijn. U zult hen dan des te beter tegemoet kunnen treden en zij zullen des te beter bereid zijn om uw opbeurende woorden te ontvangen. Door het verdriet onder ogen te zien, is het herstel al vaak voor de helft bereikt. Want vele twijfels en angsten verdwijnen als erover gesproken wordt. Het verbergen van smart versterkt het alleen maar. En wanneer die verborgenheid door een heldere beschrijving naar voren gebracht wordt, is de hevigheid van de smart voorbij. Leer dan, u die troosters wilt zijn, om de treurenden hun wond te laten zien voordat u er olie en wijn in giet.
Leer ook een heilige les, o treurenden! Het is goed voor u, als u uw verdriet uitstort, om dat voor het aangezicht des Heeren te doen. Hoewel ze het niet wisten, vertelden deze twee beproefde reizigers hun smart aan Diegene Die hen het beste van iedereen kon helpen om het te dragen. U mag het uw vrienden vertellen, als u wilt, en het zal u enigszins opluchten. Maar als u de troon der genade zoekt en de Verlosser tot uw voornaamste vertrouweling maakt, dan zal uw vertroosting zeker zijn. Zonder u af en doe de deur dicht. Buig u daar met de discipelen neer en zeg: “Jezus, Meester, ik wil u graag vertellen wat mij bedroeft. U grote Hogepriester, Die met zwakheden omgeven was, u zult mij beter begrijpen dan mijn beste vriend. Ik wil mij graag aan Uw zorg toevertrouwen!” Wat een groot voorrecht dat we met vrijmoedigheid toegang hebben tot het oor en het hart van onze Heere Jezus!
Leer nog een punt van wijsheid. Toen onze Heere hun droevige uiteenzetting had gehoord, had Hij hen onmiddellijk kunnen troosten. Eén woord zou voldoende geweest zijn. Sprak Hij niet: “Maria”, en draaide zij zich niet meteen om en sprak ze niet uit opgetogen vreugde: “Rabbouni”? Hij ging verstandiger te werk dan door een haastige vertroosting te verschaffen. Hij berispte ze eerder dan ze aan te moedigen. Hij begon door te zeggen: “O onverstandigen en tragen van hart, om te geloven al hetgeen de profeten gesproken hebben!” Hij berispte hen op een beminnelijke maar toch verstandige wijze. Hij liet hen weten dat hun ongeloof laakbaar was, en Hij noemde hen onverstandig omdat ze eraan toegaven. O geliefden, als uw Meester u verwijt, twijfel dan niet aan Zijn liefde! Wanneer u in uw smart tot Hem komt en Hij u stevig antwoordt, dan is het Zijn moeilijk te verbergen liefde, die zo juist uw welzijn beoogt. Als u in uw Heere gelooft, zult u antwoorden: “Meester, spreek verder.” Als Hij u onverstandig noemt, zult u zich erover verwonderen dat Hij niet iets slechters van u zegt. Ik elk geval zult u zoals Job uw vertrouwen op Hem stellen, toen deze zei: “Ziet, zo Hij mij doodde, zou ik niet hopen?”
Merk in het bijzonder op dat het verwijt van onze Zaligmaker gericht was op hun ongeloof. Ongeloof, dat wij zo vaak door de vingers zien en waarvoor we bijna medelijden opeisen, wordt door onze Heere niet als een kleinigheid afgedaan. Om deze reden noemt Hij hen onverstandig. Om deze reden berispt Hij de traagheid van hun hart. Laten we ons niet gemakkelijk verontschuldigen dat we God wantrouwen. Als we ooit aan onze barmhartige God twijfelen, laten we ons dan zeer schuldig voelen. Beschouw ongeloof liever als een overtreding dan een zwakheid. Wek u op om een groter en constanter geloof na te streven dan u tot nu toe hebt. Waarom zouden we fouten blijven maken, ons misrekenen en ons daarom ergeren, als enige overdenking ons terecht zal wijzen en tegelijkertijd ons onze Heere doet eren? Zo worden we zelf door het geloof vervuld van vreugde en vrede.
Als God de Heilige Geest mij zal helpen, ga ik dit verwijt behandelen. Ik zal me eerst tot de ware gelovigenrichten en ten tweede tot de zoekers.Ik zal wat scherpe dingen naar voren moeten brengen die als tonicum dienen. Maar doordat ze kracht aan uw gestel geven, zullen ze uw angsten uiteindelijk beter wegnemen dan zachte dingen. Hoor dan onze Heere zeggen: “O onverstandigen en tragen van hart, om te geloven al hetgeen de profeten gesproken hebben!”
In mijn spreken tot de gelovigen, zou ik willen dat ze opmerkten dat onze Heere hun ongeloof op twee punten berispte: eerst als onverstandigheiden vervolgens als opkomend uit traagheid van hart.
I. Ten eerste, ONGELOOF IS ONVERSTANDIGHEID. Niet alles geloven wat de profeten gesproken hebben en er geen vertroosting uit putten, is zeer onverstandig. Onverstandig! Let u op de woorden: “O onverstandigen! O onverstandigen!” Het is een dergelijke onverstandigheid die de toegenegen Jezus dit laat uitroepen.
Het is onverstandigheid want het komt op uit een gebrek aan nadenken en overdenken.Niet nadenken is onverstandig. Toegeven aan droefheid, als een beetje nadenken het zou kunnen voorkomen, is onverstandig. Of niet soms? Als deze twee discipelen waren gaan zitten en hadden gezegd: “De profeten hebben van de Messias gezegd dat Hij als een lam ter slachting geleid zou worden, en zo is het ook met onze Meester gegaan”, dan zouden ze bevestigd zijn in hun geloof dat Jezus de Messias was. Als ze gezegd hadden: “De profeet David heeft geschreven: ‘Zij hebben mijn handen en mijn voeten doorgraven’”, dan zouden ze hierin hun gekruisigde Heere hebben herkend. En als ze dan de andere gedeelten van de profeten opgeslagen zouden hebben, waar die spreken van de toekomende heerlijkheid van de Messias, dan zouden ze met nieuwe hoop vervuld zijn geworden. In de Schriften zouden ze voorbeelden, afschaduwingen en duidelijke woorden gevonden hebben, waarmee de dood en de wederopstanding, de schande en de verheerlijking van Christus met elkaar verbonden worden en Zijn kruis tot de weg naar Zijn troon wordt gemaakt. Als ze het getuigenis van de heilige vrouwen met de profetieën van het Oude Testament hadden vergeleken, dan zouden ze een basis voor hoop verkregen hebben. De vrouwen berichtten dat het lichaam niet meer in het graf lag en dat zij een verschijning van engelen gezien hadden, die zeiden dat Hij leefde. Twee apostelen gingen naar de spelonk en meldden een vergelijkbaar bericht. En dit kwam overeen met de woorden van de Heere Zelf, waarin Hij Jona tot Zijn type maakte, omdat deze op de derde dag uit de diepte bovenkwam. Zij vergaten de Schriften echter; zij dachten niet aan die belangrijke bron van hoop. Hun ogen waren verduisterd van de tranen, zodat ze niet zagen wat er duidelijk voor hen gebeurde.
Hoeveel dierbare teksten hebben u en ik telkens opnieuw gelezen zonder hun heuglijke betekenis te bemerken, omdat onze gedachten door vertwijfeling vertroebeld waren! We nemen een telescoop en we proberen in hemelse zaken te blikken. We ademen met de hete adem van onze vrees op een glas totdat we niets meer kunnen zien. En dan concluderen we dat er niets te zien is. Denkt u niet, geliefden, u die vandaag terneergeslagen bent en treurt, dat u, als u meer zou denken aan de beloften, geopenbaard in Gods Woord, weldra alles anders zou zien en u uit uw neerslachtige staat zou oprijzen? U legt uw Bijbels weg en u leest niets anders dan de boekrol met uw moeilijkheden. Er zijn geen zakdoekjes voor de tranen van de heiligen, zoals die welke in het goudkist- je van het Woord van God liggen opgevouwen. Degene Die dit boek inspireerde, is “de Trooster”. Wilt u zich niet tot Hem wenden in uw sombere momenten? O u, wier zwaarmoedigheid opkomt uit vergeetachtigheid van de woorden van uw hemelse Vader, van de toegenegen Heiland en van de goddelijke Geest, ik smeek u attenter te zijn! Denk aan Gods voorzienigheid. Zijn onveranderlijke liefde, Zijn macht, Zijn trouw. Zijn goedertierenheid. Denk aan de beloften. En als u daarover zit na te denken, zullen zij een zoete geur verspreiden, die u zal verheugen. Heilig nadenken zal u uit uw smart lokken. Wat voor dwaasheid is het dan dat we, bij gebrek aan nadenken, ons hoofd als een lisdodde zouden buigen, wanneer we als een zonnebloem naar het licht zouden kunnen kijken totdat we zelf zonnetjes werden!
Ongeloof is onverstandig want het strookt niet met onze eigen belijdenis.De twee discipelen verklaarden dat zij in de profeten geloofden. En ik heb geen enkele reden om daaraan te twijfelen. Het waren vrome Joden, die de Heilige Schriften als goddelijk geïnspireerd en daarom onfeilbaar aanvaardden. Toch handelden ze alsof ze de profeten helemaal niet geloofden. Staan wij ook niet vaak schuldig aan een soortgelijke tegenstrijdigheid? O toehoorders, het is een goede zaak om te zeggen: “Ik geloof de Bijbel”, maar het is iets heel anders om ook naar dat geloof te handelen! We hebben meer ogenschijnlijk geloof dan waar geloof. Het Boek is waarachtig en iedere belofte erin is waar, en ik weet en geloof dat dit zo is. Maar toch, als ik beproefd word, hoeveel geloof vervliegt er dan niet? En wat is het jammer dat mijn trillende hart aantoont, dat mijn geloof meer verbeelding dan realiteit was! In de beste gelovige zit meer ongelovigheid dan hij denkt. Wij denken dat we in het groot geloven. En toch, als het op het kleine aankomt en we in het alledaagse leven feitelijk met deze of gene belofte te maken krijgen, moeten we een kaars aansteken en het huis vegen om ons geloof te vinden. Wat is dit onverstandig! Als het Woord des Heeren waar is, en het is waar, zouden we ernaar moeten handelen. Als het niet waar is, waarom doen we dan belijdenis van ons geloof? Datgene wat ontwijfelbaar waar is, zal alle spanning en druk verdragen, die het leven en de beproevingen kunnen belagen. Het is aan ons om uit dit geloof te leven. Toehoorders, het past ons niet om te doen alsof we geloven. Laten we opmerkzaam blijven en serieus omgaan met datgene wat niet tot ons komt om ons te misleiden, maar juist om ons terdege te onderrichten. Het Woord des Heeren is in overeenstemming met Zijn voorzienigheid. En als we aan de ene kant in Hem geloven, moeten we aan de andere kant ook ons vertrouwen op Hem stellen. We mogen de last van lichaam en ziel, de tegenwoordige en de toekomende tijd, gegarandeerd op de vaste belofte van een getrouwe God laten rusten. Door onze belijdenis zijn we ook verplicht om dat te doen. Het is dwaas om onszelf Bijbelgetrouwe gelovigen te noemen en dan toch twijfelachtig en wantrouwig te zijn.
Onverstandigheid kan ook duidelijk opgemerkt worden in ongelovige droefheid, want het bewijs dat ons zou moeten bemoedigen, is zo duidelijk.In het geval van de broeders die naar Emmaüs gingen; zij hadden een vaste grond voor hun hoop. Naar mijn mening spraken ze een beetje luchthartig over de heilige vrouwen als “sommige vrouwen”. Toch waren er op de wereld geen betere volgelingen dan deze vrouwen. Het waren zeker de besten van het geselecteerde gezelschap: Maria en Maria Magdalena. Ook de getuigenissen van Petrus en Johannes,de allervoornaamsten van de apostelen, worden niet voldoende gewaardeerd, want ze spreken over “sommigen van hen, die met ons zijn”. Ik zeg niet dat zij onbeleefd over hen spreken, maar hun getuigenis wordt veronachtzaamd door eraan te twijfelen. Wat deze godvruchtige vrouwen aangaat, zij laten een indruk op mijn gemoed achter alsof ze gezegd hadden: “Vrouwen zullen praten en deze vrouwen zeiden, dat zij een gezicht van engelen gezien hadden, die zeggen, dat Hij leeft.” Het wordt beschreven als horen zeggen van horen zeggen: zij zeiden dat zij hen gezien hadden die het gezegd hadden. Als zij recht op de man af gevraagd werden, zouden de twee discipelen het niet hebben toegegeven dat de getuigenissen van Maria Magdalena en de andere vrouwen, Petrus of Johannes niet geloofwaardig zouden zijn. En toch handelden ze door hun droefheid alsof de getuigen het mis hadden. Als diegenen die bij het lege graf stonden, geloofd moesten worden, waarom twijfelden zij dan? De tekenen die zij zelf uitvoerig beschrijven, hoewel wij het op deze plaats slechts beknopt weergegeven vinden, waren afdoende bewijs dat Christus het graf verlaten had. En toch twijfelden zij eraan. Welnu, geliefden, u en ik hebben zeer overvloedige tekenen van de getrouwheid van God ontvangen. En als wij ongelovig zijn, dan zijn wij onredelijk en onverstandig. Althans, ik sta hier om te belijden dat het, wanneer ik maar aan mijn God twijfel, een teveel aan ongehoorzaamheid van mijn kant is. Ik heb nooit enige reden gehad om Hem te wantrouwen. Deze vele jaren dat ik mijn vertrouwen op Hem gesteld heb, heeft Hij mij niet één keer beschaamd. Beproefde christenen, hoe kunt u in uw geloof wankelen? Is het geen onverstandigheid als we twijfelen? Als de Zaligmaker ons geen onverstandigen noemt, zijn we gedwongen ons zelf zo te noemen. We kunnen niet aannemen dat de belofte, het verbond en de eed van God zouden kunnen falen. Die veronderstelling kan geen moment gedoogd worden. Duizenden zielen laten alles rusten op de trouw van God en wensen geen andere zekerheid. Als God ontrouw zou zijn, wat zal er dan van hen geworden? Als het fundament weggenomen wordt, wat kan een rechtvaardige dan doen? Dan zijn zij die in Christus ontslapen zijn. omgekomen. Of als ze in de hemel zijn, welke zekerheid hebben ze daar dan, als God veranderlijk is? Ik voel me behoorlijk veilig aan boord van het schip van het verbond, want alle heiligen drijven in dit ene vaartuig. Als God zou falen, dan falen we allemaal samen en dan komt er een einde aan geloof, hoop en alle andere zaken. Laten we daarom niet zo onverstandig zijn dat we zondigen tegen het licht van de heldere waarheid. Laten we geloven wat we hebben beleden, gesmaakt en vastgegrepen. Laat onze bevinding uit het verleden ons, wat de toekomende dingen betreft, stevig verankeren.
Ongeloof is onverstandigheid want het ontstaat heel vaak uit het feit dat wij zo’n haast hebben.Zij zeiden: “Doch ook, benevens dit alles, is het heden de derde dag.” Ik weet dat zij op die derde dag grote dingen verwacht hadden, en terecht. Maar de dag was nog niet voorbij en ze waren toch al in zo’n staat van grote opwinding alsof het al meer dan een maand geleden was. Hoewel de Heiland gezegd had dat Hij op de derde dag zou verrijzen, had Hij niet gezegd dat Hij aan hen allen op de derde dag zou verschijnen. Hij had hun gezegd naar Galilea te gaan en daar zouden ze Hem zien. Die ontmoeting was echter nog niet gekomen. “Wie gelooft, zal niet haasten.” Maar wie niet gelooft, is altijd rusteloos. Er staat terecht geschreven: “Gij hebt lijdzaamheid van node.” Gods beloften zullen precies op tijd nagekomen worden, maar ze zullen niet allemaal vandaag vervuld worden. Goddelijke beloften zijn soms net rekeningen die zoveel dagen na zicht betaald kunnen worden. En omdat ze niet op zicht betaald worden, twijfelen we eraan of het wel goede rekeningen zijn. Is dit redelijk? Zijn wij niet onverstandig als we twijfelen aan het zekere handschrift van een God Die niet liegen kan? Omdat de Heere niet uw uitleg van Zijn belofte zoals u het dicteerde uitgevoerd hebt, trekt u Zijn waarachtigheid in twijfel! Als het gezicht vertoeft, wilt u het dan niet verbeiden? Op de bestemde tijd zal het komen. Zou u het graag voor uzelf hebben bespoedigd? Wat komt er dan daarna? Moeten de zon en de maan hun loop versnellen om aan uw haast te voldoen? Moet God Zelf Zijn raad op uw bevel veranderen? Voorwaar, dan zou het een mooie boel worden! Bent u een mens of bent u God? Als u een mens bent, wacht dan op Gods tijd en bezit uw ziel in lijdzaamheid. Als u dat niet doet maar als een zeurderig kind alles nu wilt hebben, anders gaat u huilen en vechten, dan verdient u een pak slaag en kan de Heere terecht tegen u zeggen: “O onverstandige!”
Toch denk ik dat we terecht van onverstandigheid beschuldigd kunnen worden wanneer we maar twijfelen, want we laten onszelf nodeloos lijden.Er zijn al genoeg bittere bronnen in deze woestijn dat we er geen meer hoeven graven. Er zijn al genoeg echte oorzaken voor droefheid dat we geen denkbeeldige hoeven verzinnen. Ik geloof dat het scherpste leed op aarde door de mensen zichzelf aangedaan wordt. Geen adder had Cleopatra ooit zo vreselijk gebeten als die ze zelf aan haar borst hield. Bepaalde vrienden van ons brengen al hun tijd met naaien door om voor zichzelf kleren te maken van zakken. Ik heb een schoenmaker met zijn klopsteen een mankement zien oplappen. En hij heeft zijn werk zo goed gedaan dat zijn voet in de schoen vele dagen lang pijn heeft gedaan. Het lijkt erg droevig, hè? Toch, broeders en zusters, zijn er mensen onder ons die zeer bedreven in zelfkwelling zijn. Ik denk niet dat u, toen u klein was, ooit het bos inging om voor uw vader een stuk hout te zoeken, waarmee hij u zou kunnen slaan. Maar dit doet u herhaaldelijk nu u volwassen geworden bent. Des te erger is het dat u zo onverstandig bent. Als deze twee reizigers nagedacht en geloofd hadden, zouden ze geweten hebben dat Christus uit de doden opgestaan was. En terwijl zij naar Ernmaüs liepen, als ze die wandeling al genomen hadden, zou hun gezicht opgeklaard zijn bij het vooruitzicht dat ze Hem, Die ze zo liefhadden, weldra zouden zien.
Ik wil verder dat u inziet dat het onverstandigheid was, want het was niets minder.Ik ben onze Heere zo dankbaar dat Hij dat woord gebruikt. Hoewel we ons eigen ongeloof met geheel ons hart dienen te veroordelen, is onze Heiland toch vol toegenegenheid. Hij vergeeft zo mild dat Hij onze overtreding als onverstandigheid ziet, en niet als moedwillige goddeloosheid. Hij vat onze twijfel niet als een belediging op, maar Hij noemt die onverstandig. Hij weet dat dit zo is bij Zijn kinderen, zoals het bij ons is, dat onverstandigheid vast in het hart van een kind zit. Hij schrijft dat toe aan kinderlijke onverstandigheid, wat Hij met een hardere term bestempeld zou kunnen hebben. Ik weet zeker dat ieder lief, gehoorzaam kind er dankbaar voor is als zijn vader zijn misstap met een lichtere term als onverstandigheid bestempelt. Dat toont aan dat hij hem liefheeft en zal proberen hem beter te onderwijzen. Het was geen boosaardige opstandigheid; er zat geen vijandschap bij. Zij hadden hun Heere lief, ofschoon ze bang waren dat Hij niet uit de doden opgestaan was. Ik wil niet dat u al te veel vertroosting uit dit tedere woord put, maar toch zou ik graag willen dat u niets kwijtraakt van de bemoediging die het bedoelt door te geven. U, die door uw eigen twijfels gekweld wordt, moet niet tot de conclusie komen dat de Heere u volkomen afwijst. Hij maakt een verschil tussen de onverstandigheid van een kind en de boosaardigheid van een opstandeling. Hij weet wat er in uw hart leeft en Hij weet dat u de Zijne bent. U bent als een schip dat vast verankerd ligt, en hoewel de vloed snel opkomt en uw boot heen en weer schommelt zodat u zelf op uw benen wankelt, wordt de boot toch niet van de trossen losgeslagen. U bevindt zich ook niet in gevaar. Uw geloof is op Christus geconcentreerd en dit Anker houdt u vast. Hoewel u enigszins heen en weer geslingerd wordt, zult u vanwege uw zonden geen schipbreuk leiden, maar veeleer vanwege uw onverstandigheid erg zeeziek worden. Tot zover de ongelovige droefheid als onverstandigheid.
II. In de tweede plaats verweet onze Heere hun TRAAGHEID VAN HART OM TE GELOVEN.
Dit is een kwaad waar flink tegen gestreden moet worden, want het is geenszins een ongewone zonde onder het volk van God. Laat me proberen u van de aanklacht die de Heere tegen de twee discipelen inbracht te doordringen, aangezien ik vrees dat die op ons net zo van toepassing is als op hen. Ons hart is erg vaak lui om te geloven. Het mijne is dat althans wel en ik neem aan dat we veel op elkaar lijken.
Allereerst zijn we traag van hart om onze God te geloven, want we zijn veel meer geneigd om anderen te geloven dan om Hem te geloven.Ik sta vaak verbaasd van de lichtgelovigheid van aardige mensen die ik meer verstand had toegedicht. Lichtgelovigheid jegens de mens en ongelovigheid jegens God zijn opmerkelijke dingen, die in een en dezelfde persoon te vinden zijn. We lezen in de krant hoe gemakkelijk de mensen beetgenomen worden. Stel een prospectus samen en een lijst namen als directeurs, inclusief een bedelaar met een titel, en het geld zal met bakken vol binnenstromen. Zwendelarij kan nog steeds met succes worden uitgevoerd. Eén oplichter hield het maandenlang vol om bij argeloze bejaarden in de hofjes aan te bellen en hun te vertellen dat een neef in Amerika gestorven was en hun een fortuin had nagelaten. Het was echter noodzakelijk dat er kosten aan de autoriteiten betaald werden. Daarna zou de erfenis onmiddellijk overhandigd worden. Keer op keer is het geld bij elkaar geschraapt. De schurk is zijns weegs gegaan en er is nooit meer iets van de neef in Amerika vernomen. Er leven zoveel sullen om ons heen dat schurken het hele jaar door vruchten kunnen plukken. En toch wordt aan de waarachtige God getwijfeld! Toch wordt het integere Woord gewantrouwd! Dit maakt onze traagheid van hart om God te geloven een des te droeviger teken van de innerlijke verdorvenheid van onze natuur. We kunnenwel geloven, want we geloven in de mens. Tijdens ons leven zijn we dom genoeg om tot onze schade in mensen te geloven. Het is in feite niet gemakkelijk om uit deze strik los te komen. En toch zijn we traag van hart om onze God te geloven. O geliefden, hoe kunnen we ons verontschuldigen? Moge de Heere ons vergeven en reinigen. Laten we van nu af aan iedere letter van Gods Woord als onfeilbaar aannemen, terwijl we ons ongeloof nu tot de mens met zijn opvattingen en trouweloosheid richten!
Is het niet duidelijk dat we traag van hart zijn om te geloven, aangezien wij dit van anderen vinden als die wantrouwig zijn? Wanneer wij onze broeders in beproeving zien wanhopen en wantrouwen, dan zijn we gauw geneigd hen onnodig somber te vinden en schandalig traag om de beloften te grijpen. Maar toch zijn wij, als we in een vergelijkbare situatie geraken, in geen geval beter dan zij. Datgene wat wij afkeuren, begaan we zelf. De balk is net zo goed in ons eigen oog als de splinter in het oog van onze broeder. U bent thuisgekomen van een bezoek aan een diepbedroefde vriendin en u hebt gezegd: “Ik kan haar niet volgen. Ik heb de beloften voor haar uitgestald, maar ze is zo onverstandig dat ze weigert vertroost te worden.” Ja, en hieruit kunnen we leren hoe u misschien zelf wordt! Binnen een maand verzinkt u misschien in hetzelfde moeras. Een boos hart vol ongeloof kan aangetroffen worden bij menigeen bij wie het bestaan ervan het minst vermoed wordt. Als we echter de onverstandigheid in anderen zien, zullen we dan niet die van onszelf belijden? Durven we te begaan wat we veroordelen? Hebt u ooit van Job gezegd: “Het was jammer dat hij na al zijn geduld zo verbitterd sprak en de dag van zijn geboorte vervloekte”? Ik vraag me af hoevelen van ons beter zouden zijn geweest dan Job. Ik durf niet te denken dat ik waardig zou zijn om zijn schoenriemen te ontbinden. Als ik zo getroffen zou worden als hij, gepijnigd met brandende zweren en, het ergst van alles, geërgerd door critici met hun wrede openhartigheid en schadelijke medeleven, dan zou ik me niet zo groots hebben kunnen gedragen als hij. Laten we anderen niet te streng beoordelen. Natuurlijk dienen ze te geloven, opgewekter te zijn en hun last hen niet zo totaal te laten verpletteren. Maar als wij ook verzocht worden, zullen wij dan zoveel beter zijn? Ik ben bang van niet. Laten we onszelf zien in de zwakheid van onze broeders en belijden dat de woorden van de Zaligmaker waar zijn: wij zijn “tragen van hart om te geloven”.
Er is nog een ander punt waarop we erg traag van hart zijn om te geloven, namelijk dat we wel geloven en toch weer niet.We moeten wel erg traag van hart zijn om te zeggen: “Ja, ik geloof die belofte”, en dan toch niet verwachten dat die vervuld wordt. We zijn snel geneigd om met het hoofd te geloven, maar we zijn traag van hart om in de praktijk te geloven. Juist ons hart om te geloven is traag. Onze beste vriend, mijnheer George Müller, moge God hem lang sparen, zegt dat een van zijn doelstellingen om op gevorderde leeftijd van de ene kerk naar de andere te trekken, is om Gods volk tot het ware geloof in de beloften van God proberen te leiden. Hij zegt: “Zevenenvijftig jaar lang heb ik gezien hoe erg weinig waargeloof er (in het algemeen gesproken) in de levende God is, zelfs bij oprechte christenen. Ik heb er met name in deze missionaire bezoeken van mij naar gestreefd hun geloof te versterken. Omdat gedurende mijn pastorale arbeid de gezegende uitwerkingen van een waar vertrouwen op God aan de ene kant en de ellende van Hem te wantrouwen aan de andere kant mij ter ore zijn gekomen.” Het doel van mijnheer Müller is zeer begerenswaardig. Wat zijn we echter onverstandig dat dit noodzakelijk is! Er zijn genoeg mensen die op een subtiele manier in een God geloven daarboven aan de rand van de maan of “achter de noordenwind”. Maar zij geloven de Heere niet in hun winkel, op hun bed en in hun keuken. Zij kunnen niet geloven wat betreft brood, kaas, de huur en kleding. Zij praten over geloven in de Heere voor de eeuwigheid, maar voor vandaag en volgende week zijn ze vol angst. Waar geloof is een alledaags geloof. Het geloof van de aartsvaders was een geloof dat in tenten verbleef en schapen weidde. Wij zoeken een geloof dat de tand des tijds zal verduren – een praktisch, toepassend geloof, dat van uur tot uur zijn vertrouwen op God stelt. Och, werden we maar van de schijn en de bluf bevrijd om in God te geloven, zoals een vrouw haar echtgenoot gelooft of een kind zijn vader! Ik hoor van schrijvers uit “de realistische school”: we zoeken gelovigen van de realistische orde. We hebben geloof nodig waarin een ruggengraat en structuur zit. We zijn schijngelovigen en daarom leiden we een schijn- leven. De beloften van God spreken tot ons, zoals Jezus tot Zijn discipelen sprak toen Hij opstond uit de dood. Elke belofte roept: “Tast Mij aan, en ziet.” Gods woorden zijn geen kaf maar koren, geen lucht maar brood. We zijn tragen van hart. Terwijl we denken dat we alles geloven wat God ons gezegd heeft, blijkt het vaak dat ons geloven een en al rookdamp is.
Verder moeten deze twee discipelen wel traag van hart zijn geweest om te geloven, want zij hadden zoveel uitnemend onderwijs genotenen zij hadden degelijke gelovigen moeten zijn. Ze waren jarenlang met Jezus Christus Zelf als Leraar opgetrokken en toch hadden ze de grondbeginselen van een eenvoudig geloof niet geleerd. “Och”, zegt u, “zij waren erg traag!” Bent u niet hetzelfde? Hoeveel jaar trekt u al met Jezus op? Misschien wel dertig jaar lang. Hij heeft u Zelf onderwezen, of niet soms? Laat me sommigen van u herinneren aan opmerkelijke gebeurtenissen uit uw leven. Wat een wonderlijke blijken van voorzienigheid hebt u gezien! Wat een unieke uitreddingen hebt u ervaren! Wat een goddelijke bevestigingen hebt u genoten! Wat een hemelse vertroostingen hebt u ontvangen! Als u aan de Heiland twijfelt, mag u wel “tragen van hart om te geloven” genoemd worden. Na wat u meegemaakt hebt, toehoorders, zou u nooit een greintje twijfel mogen overvallen! Hebt u niet menigmaal in een opwelling van dankbaarheid voor een buitengewone gunst gezegd: “Kijk nou, ik kan nu nooit meer aan mijn Heere twijfelen”? U was onverstandig toen u die bluffende opmerking maakte. Maar u bent nog onverstandiger om erop terug te komen. U bent door de Rode Zee gegaan en met uw tamboerijn in de hand hebt u tot de Heere gezongen. En toch, na een korte wandeling, hebt u misschien het bittere water van Mara gesmaakt en uw mond met murmureringen geopend. Alleen God is wijs en wij zijn onverstandig. Alleen Hij heeft verstand en wij zijn “tragen van hart”.
Deze twee discipelen waren tenslotte erg traag van hart om te geloven, want er is zo veel in het Woord wat ze overtuigd had moeten hebben.
Kijk hoe de Heiland het zegt: “Tragen van hart, om te geloven alhetgeen de profeten gesproken hebben.” Wat een omvangrijk “al” is dat! Geliefden, bent u zich halfbewust van de schat die in het veld van de Schrift verborgen ligt? Bent u zo bekend met uw Bijbel als u dient te zijn? Als dat zo is, dan zult u mij bijvallen in mijn spreken over de Heilige Schrift, dat zij een bijna overtolligheid aan bevestigende getuigenissen bevat. Er is hier voldoende rotsbodem waar we op kunnen bouwen. We hebben hier niet alleen gebod op gebod, maar ook belofte op belofte. En deze alle zijn bekrachtigd met een gelofte, een eed en een verbond van de Heere God, de Almachtige. Het onderwijs van de Schrift is zo ruim, zo veelkleurig, zo overtuigend dat we inderdaad tragen van hart zijn als ons geloof niet vast en onwrikbaar is. Geliefden, een gebrek aan bekendheid met het Woord van God is heel vaak de voedingsbodem van onze twijfels! De helft van onze angsten ontstaat uit verwaarlozing van de Bijbel. Onze geest verflauwt door een tekort aan dat hemelse voedsel dat in het geïnspireerde Boek opgeslagen is. God verhoede het dat u naar lichte kost vlucht om uw gemoed een opkikker te geven! Ga naar de degelijke literatuur van de beloften en sticht u met voedsel dat beter bij een onsterfelijke ziel past. Zegt met Luther: “Kom, laten we een psalm zingen en de duivel verdrijven.” Er bestaat geen betere bezwering om boze geesten uit te werpen dan door uw toevlucht te nemen tot het goddelijke Woord. Wanneer u meer begrijpt van wat God geopenbaard heeft, zult u uw twijfels en vrees ontstijgen, en uw traagheid van hart om te geloven zal van u wijken.
Voordat ik dit punt afsluit, verzoek ik u op te merken dat de Zaligmaker niet zegt, dat zij “harden van hart” waren maar “tragen van hart”. Ik vind het goed dit op te merken. Al is Hij zeer streng, Hij is toch steeds liefhebbend oordeelkundig. “Tragen van hart” zijn we, maar er is geen vijandschap jegens Hem in ons hart. Het is traagheid, en dat is erg genoeg, maar onze Heere helpt ons genadig in onze gang. Ons gezicht staat in de goede richting en onze voeten gaan de goede kant op. We zijn echter traag van hart en kreupel in het geloof. Zoals DavidMefiboseth spaarde en hem, hoewel hij kreupel aan beide voeten was, aan zijn tafel toeliet, zo heeft de Heere ons lief en spreek Hij met ons, hoewel we traag van hart zijn. Het is erg om een traag hart te hebben, heel erg. Maar het zou veel erger zijn om een onbekeerd hart te hebben. Met al onze twijfels en vrees hebben we niet langer een stenen hart maar een vlesen hart, dat treurt vanwege ons zondige ongeloof. De Heere kent het verschil tussen de zonde van een hekel aan de waarheid hebben en de onverstandigheid om eraan te twijfelen. Strijd tegen deze traagheid van uw hart. En laat de satan toch niet als aanklager binnen om u te veroordelen alsof u helemaal geen kind van God bent.
Hier laat ik het bij. Daar is het milde verwijt van de Meester, niet bedoeld om u te ontmoedigen maar om u aan te moedigen. Hij noemt u onverstandigen opdat u dat niet langer zult zijn. Geloof dit en het zal u tot wijsheid strekken.
Wil het volk van God alstublieft voor mij bidden nu ik me tot de onbe- keerdenwend? Vraag of ik Zijn zegen mag ontvangen, als ik probeer te spreken tot hen die de Heere wel zoeken maar nog niet in Hem geloofd hebben. Ik wil hun alleen dit zeggen: “O onverstandigen en tragen van hart, om te geloven!” Sommigen van u zoeken de Heere oprecht, maar u zegt dat u niet kunt geloven, hoewel u ernaar hunkert te geloven. U lijkt niet op een spin, wiens motto is: “Ik haal alles uit mijzelf.” U verwacht niet de zaligheid uit uw eigen ingewanden te spinnen. U erkent dat de zaligheid uit het geloof in Christus is. Tot zover is alles in orde. Maar hoe kan het dan dat u niet in Jezus kunt geloven? Hij draagt u op om in Hem te geloven en Hij belooft dat u behouden zult worden. Vertrouw op Hem en u zult leven, zo waarachtig als Zijn Woord is. Luister! Dit ongeloof toont aan dat u onverstandig bent en traag van hart, want er zijn andere gedeelten van het Woord die u moeiteloos gelooft.Als er een dreiging of een veroordeling genoemd wordt, dan gelooft u die wel. Als er een tekst is die spreekt van het toekomende oordeel, dan gelooft u die wel. U hebt een scherp oog voor alles wat hard en somber lijkt. Heb ik u niet het Woord zien lezen en bij een gedeelte zien stoppen en zeggen: “Helaas! Dit maakt mijn situatie hopeloos. Ik heb een zonde gezondigd tot de dood”? U gelooft in meer dan God gezegd heeft, want u leest uw eigen gedachten in Gods Woord en u laat het meer zeggen dan het bedoelt. U bent gewillig genoeg om de bittere dingen in u op te nemen, maar de genadige beloften van een liefdevolle Christus wilt u niet geloven. Hoe kunt u dit rechtvaardigen? Wat bent u onverstandig! De beloften staan in hetzelfde Boek als de dreigingen, en als u het een gelooft, geloof dan ook het ander. Jazeker, de opbeurende woorden komen uit dezelfde inspiratie als de deprimerende. Als u gelooft wat donker lijkt, geloof dan ook wat licht lijkt.
Verder bent u erg onverstandig, want uw bezwaren tegen het geloof zijn in alle opzichten zwak en kinderachtig.Ik denk dat ik er in mijn leven honderden gehoord heb. Maar van alle bezwaren die door verontruste zielen tegen het geloven in Jezus geuit zijn, is er niet een het waard om er serieus over te praten. De een kan niet in Jezus geloven omdat hij zich niet nederig genoeg vindt, alsof dat Christus’ macht om zalig te maken zou beïnvloeden. Als hij zich maar meer vernederd voelde, dan zou hij in Jezus kunnen geloven. Zou dat niet gewoon geloven in zichzelf en vertrouwen op zijn eigen nederigheid zijn, in plaats van zijn vertrouwen op Christus te stellen? Een ander kan niet in Christus geloven omdat hij niet op een bepaalde nobele vrome lijkt. Verwacht hij dat hij als een nobele vrome voor het eerst tot Christus komt? Is Christus niet gekomen om zondaren zalig te maken? Weer een ander zegt dat hij niet kan geloven, omdat hij de verschrikkingen van de wet en de angst der hel nog niet ervaren heeft. Denkt hij dat zijn verschrikkingen hem zullen behouden? Zouden zijn angsten en verschrikkingen Christus bijstaan om hem te behouden? Zou hij niet op zijn verschrikkingen vertrouwen, in plaats van op Christus? De Heere Jezus zegt: “Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, al gij einden der aarde!” Het evangelie moet aan alle creaturen gepredikt worden, en een ieder die gelooft, zal behouden worden. Maar deze mensen onttrekken zich eraan en beginnen redenen voor hun eigen ondergang te verzinnen. Wat lijkt dit bedroevend veel op zelfmoord! Laat de duivel maar redenen bedenken waarom ik niet behouden zal worden. Het is niet iets wat mij enig goed kan doen. Niets kan tegen de belofte van God standhouden. Hij beveelt mij om in Zijn Zoon Jezus te geloven, en ik geloof echt, en ik word behouden en zal behouden zijn, ondanks alle bezwaren die er misschien door een wereldse redenering tegenin gebracht worden.
Al vindt u het zo moeilijk om in Christus te geloven, u vond het heel gemakkelijk om in uzelf te geloven.Niet zo lang geleden was uzelf nog iedereen, maar nu kunt u niet geloven dat Christus iedereen is. U dacht dat u zich erg goed voelde. U was wonderlijk kalm naar uw eigen mening, terwijl u juist bang had moeten zijn. Wat? Was het gemakkelijk om uw eigen waardeloze ik te geloven en kunt u het getrouwe Woord van een goed en genadig Heiland niet geloven, Die zegt dat u behouden zult worden als u uw vertrouwen op Hem stelt?
Bovendien bent u nu gauw geneigd de satan te geloven, als die komt vertellen dat de Bijbel niet waar is, of dat Jezus u niet zal aannemen, of dat u hopeloos zwaar gezondigd hebt, of dat de genade van God u niet zal behouden. Natuurlijk gelooft u de vader der leugenen en u loopt al treurend en kniezend rond, terwijl u onmiddellijk had kunnen zingen en dansen als u uw Heiland zou geloven. Jezus vraagt u te geloven en te leven, en de satan zegt dat uw geloven geen zin heeft. U gelooft de satan en u behandelt uw Heere alsof Hij u had willen misleiden. “O onver- standigen en tragen van hart!”
Verder weet u hoe gewillig u bent, u zoekers, om net vóór Christus te stoppen.Als u een preek hoort en enigszins vertederd wordt, naar huis gaat en een beetje bidt, dan wordt u behoorlijk ontspannen en zegt u: “Nu ben ik op de goede weg.” Welnu, uw vertedering en uw gebeden zijn niet de weg naar de hemel. Jezus zegt: “Ik ben de Weg.” U bent niet op de goede weg als u Hem niet bereikt. U bent in goedgunstig gezelschap geweest en u hebt heilige liederen gezongen. U voelt zich goed en u bent erg ingenomen met uzelf. Wat voor recht hebt u om zelfs één seconde kalm te zijn? Hoe durft u te dralen als u de Vrijstad, die Jezus Christus is, nog niet bereikt hebt? Tenzij u in Christus gelooft, hebt u geen recht op één moment vrede, hoop of blijdschap. En toch krijgt u een soort vrede en een soort hoop, die slechts vonken van uw eigen ontbranding zijn, die in de duisternis zullen wegsterven. Omdat u tevreden bent om in iets te geloven wat geen Christus is, zeg ik u: waarom rust u niet in Jezus? O onverstandigen en tragen van hart! U neemt uw toevlucht tot leugens, maar de ware schuilplaats van het volbrachte werk van Jezus Christus zoekt u niet. Waarom toch?
En verder zijn sommigen van u onverstandig en traag van hart, omdat u God zulke dwaze eisen stelt.U zou wel willen geloven als u een stem kon horen, als u een droom kon dromen, als er iets ongewoons in uw familie zou gebeuren. Wat? Moet God gebonden zijn aan uw grillen, dat u Hem niet wilt geloven tenzij Hij deze of gene buitensporige zaak doet? Als Hij verkiest om sommigen met bijzondere middelen tot Zich te brengen, moet Hij dan bij u hetzelfde doen, of anders wilt u liever in de hel geworpen worden? U bent zeker gek. Wie bent u dat u de Heere wilt commanderen en Hem zeggen dat Hij dit of dat moet doen, want anders weigert u Hem te geloven? Zo zult u het bloed van Jezus met voeten treden en u van het Koninkrijk der hemelen afwenden, tenzij er een engel tot u gezonden wordt of u een stem uit de hemel hoort! O onverstandigen en tragen van hart, om deze absurde eisen aan de eeuwig heilige God te stellen!
U bent onverstandig en traag van hart, want u negeert in belangrijke mate het Woord van God en de toepasselijkheid ervan op uw situatie.Als een ziel in nood de Bijbel pakt en die doorbladert, zal hij niet lang hoeven zoeken voordat hij een passage tegenkomt die hemzelf als het voorwerp der genade tekent. “Die gezond zijn, hebben de medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn. Ik ben niet gekomen, om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekering.” Slaat dat niet op u? “Zoekt de HEERE, terwijl Hij te vinden is; roept Hem aan, terwijl Hij nabij is. De goddeloze verlate zijn weg, en de ongerechtige man zijn gedachten; en hij bekere zich tot de HEERE, zo zal Hij Zich over hem ontfermen, en tot onze God, want Hij vergeeft menigvuldig.” Slaat dat niet op u? “Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.” Is dat niet op u van toepassing? Welnu, als u het Woord alleen maar doorkijkt, zult u passages vinden die zozeer op uw omstandigheid betrekking hebben, dat zij wel voor u gemaakt lijken te zijn, zoals een sleutel in een slot past! Die twee discipelen beseften een tijdlang niet hoe de gekruisigde en opgestane Christus de profeten vervuld heeft. Maar toen zij het wel inzagen, was hun hart brandende in hen. Als ook u beseft hoe God in Zijn Woord, in Zijn verbond, in Zijn Zoon in uw situatie voorzien heeft, dan zal uw droefheid verdwijnen.
Ik sluit af met een waarschuwend woord aan diegenen van u die diep bedroefd zijn en zich aanwennen om te zoeken naar redenen waarom zij nietin Christus zouden geloven. Ik bid u om met deze domme gewoonte op te houden. Geef het op als iets dodelijks, voordat u niet meer los komt van dit kwaad. De mensen kunnen zich wel naar beneden redeneren, maar ze kunnen zich niet weer omhoog redeneren. Als u een deur open ziet staan, haast u dan in Gods Naam naar binnen, want vandaag of morgen bent u misschien zo blind dat u die open deur niet meer ziet. Grijp deze kans. Terwijl Christus u nodigt: “Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt”, kom er dan aan. Als u tegen Christus gaat zitten redeneren, laat Hij misschien uw conclusie tot uw eigen ondergang zijn. Zij die zo dwaas zijn dat ze vandaag twintig sluwe redenen vinden, zullen dwaas genoeg zijn om er volgend jaar tweehonderd te vinden. Een mens kan doen alsof hij invalide is, totdat hij hopeloos kreupel wordt. Bedenk wel waar u mee bezig bent. U kunt een deur sluiten en die na vele jaren weer opendoen. Maar op een dag beschadigt u het slot misschien zo dat het niet meer open wil. Och, moge u terstond in Jezus Christus geloven tot het eeuwige leven!
Ik ben voor mijzelf tot deze conclusie gekomen: als ik omkom, zal ik omkomen terwijl ik in Jezus geloof. Als ik verloren moet gaan, zal ik verloren gaan terwijl ik me aan Zijn kruis vastklem. Kan enig mens daar verloren gaan? Nee, hoe “onverstandig en traag van hart” we ook mogen zijn, we weten dat niemand die tot Christus komt, zal omkomen, want dat zou de Naam van de Zaligmaker grotelijks te schande maken. God zegene u!
Amen.