Een preek uitgesproken door C.H. Spurgeon, in de Metropolitan Tabernacle, Newington, op donderdagavond 2 November 1886.
En gij wilt tot Mij niet komen, opdat gij het leven moogt hebben. Johannes 5:40
Onze Heere richtte Zich hier tot de ongelovige Joden. Hij zei hun dat zij er overvloedig bewijs van hadden gekregen dat Hij van God gezonden was. Toch hadden zij Hem verworpen en Hij legt dit ernstig op hun geweten. Als u het gedeelte leest, zult u zien dat Hij hen in het zesendertigste vers eraan herinnerde dat Hij het getuigenis van Johannes had ontvangen, en iedereen hield Johannes voor een profeet. Die was gekomen als de voorloper van Christus, de beloofde Elia, en hij had getuigd, zeggende: ‘Zie, het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt!’ Toch hadden zij dit duidelijke getuigenis veracht en met voeten getreden.
Vervolgens stelde onze Heere dat Zijn wonderen en levenswerk afdoende kentekenen van Zijn Messiasschap waren. ‘De werken, die Mij de Vader gegeven heeft, om die te volbrengen, die werken, die Ik doe, getuigen van Mij, dat de Vader Mij gezonden heeft.’ Er is wellicht geen beter bewijs van de waarachtigheid van de bediening van de Zaligmaker dan Zijn natuur, leven en wonderen. De waarheden die Hij openbaarde, de toonbeelden die Hij liet zien en de wonderen die Hij verrichtte, maakten alle duidelijk dat Hij inderdaad Gods Gezalfde was en gezonden om de Zaligmaker der mensen te zijn.
Verder informeert onze Heere hen dat er nog meer getuigenis was, hoewel velen van hen daarin niet gedeeld hadden. Hij zegt: ‘De Vader, Die Mij gezonden heeft, Die heeft Zelf van Mij getuigd.’ Driemaal heeft de Vader uit de hemelse heerlijkheid gesproken: ‘Deze is Mijn geliefde Zoon, hoort hem.’ Dit was een goed getuigenis, of ze het nu gehoord hadden of niet. En hoewel Hij hun zegt dat zij noch Zijn stem ooit gehoord hadden, noch Zijn gedaante gezien, hadden anderen die stem wel gehoord en de Geest zien nederdalen gelijk een duif. En dat getuigenis had zwaar bij hen moeten tellen. Voor u, geliefden, die hier vanavond samengekomen bent, is dit een zeer belangrijk bewijsstuk. Wij verheugen ons als we horen dat God feitelijk met verstaanbare geluiden uit de hemel gesproken en van Zijn Zoon getuigd heeft, dat Hij de Christus is.
Dan gaat onze Heere verder door te zeggen dat er nog meer bewijsmateriaal was waarin de Joden niet gedeeld hadden – de ongelovige Joden – en dat is het inwendige bewijs. Dat is voor diegenen die het bezitten, het beste ter wereld. Inwendig bewijs, het teken van een vernieuwd hart, het teken van blijdschap en vrede, het teken van welbewuste schuldvergeving, het teken van heiligmaking, is het meest overtuigende bewijs voor hen die het bezitten. Het is zonneklaar, maar zij hadden er niet in gedeeld en het daarom niet gevoeld. ‘Zijn woord hebt gij niet in u blijvende; want gij gelooft Hem niet, Die Hij gezonden heeft.’
En daarna herinnert de Meester hen eraan dat er nog een vijfde teken was dat aantoonde dat Hij de Christus is, namelijk de Heilige Schrift. Daar zegt Hij van: ‘Onderzoekt de Schriften; want gij meent daarin het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij Getuigen.’ Als we de ongelovige Joden nu vergeten en alleen aan de ongelovige heidenen denken, zijn er voor ons vanavond zeer overtuigende tekenen aangaande de Heere Jezus. Daar is het getuigenis van Johannes, het getuigenis van de wonderen, het getuigenis van de stem van de Vader uit de hemel, het inwendige getuigenis waar velen van onze vrienden en verwanten ons van vertellen, en tenslotte het getuigenis van de Heilige Geest in de Heilige Schrift. Deze laten alle zien dat Jezus van Nazareth de beloofde Verlosser van de mensheid is, de aangestelde Middelaar van het genadeverbond, en dat er door Hem directe behoudenis is voor allen die in Hem geloven.
Het ergste van het hele gedrag van de Joden was dat zij, met al dit getuigenis in Zijn voordeel, waar ze niet omheen konden, niet tot Hem wilden komen opdat zij het eeuwige leven zouden hebben. Op dit moment zijn er velen van dergelijke ongelovigen op het rond der aarde. Maar wat relevanter is, ik ben bang dat er in deze gemeente op dit moment sommigen zijn die niet tot Jezus willen komen om het leven te ontvangen. Er zijn mensen in deze grote samenkomst, die bestaat uit individuen die voldoende over godsvrucht nadenken om op een doordeweekse avond naar een preek te komen luisteren, die nochtans niet tot Christus willen komen. Sommigen van deze mensen zijn hier vaak aanwezig, zijn bekend met dit gebouw en bekend met deze stem, misschien wel zo bekend dat ze eraan gewend geraakt zijn. Het heeft nog maar weinig invloed op hen. Hoewel zij wel naar ons willen komen, willen ze niet tot Christus komen. Ik zal echter vanavond tot hen spreken en ik vraag het volk van God om te bidden dat Gods Geest, terwijl ik spreek, het Woord aan het hart en aan het geweten mag toepassen. Ik spreek in grote zwakheid en lichamelijke pijn. Daarom hoop ik dat een dubbele hoeveelheid goddelijk kracht mij zal bijstaan. Als dat kan, zal het tot verheerlijking van God zijn.
We zullen nu allereerst letten op het grote plan der zaligheid,wat zeggen wil: naar Christus komen opdat we het leven mogen hebben. Ten tweede zullen we bezien, en ik vraag u er ook op te letten, uw houding ten opzichte daarvan– ‘Gij wilt tot Mij niet komen, opdat gij het leven moogt hebben.’ Ten derde zal ik enige ogenblikken stilstaan bij wat zeker het gevolg van een dergelijke handelswijze zal zijn. En laten we ten vierde, voordat we eindigen, hopen op een verandering in uw geestestoestandzodat het, voordat u vannacht gaat slapen, niet langer waar is dat u niet wilt komen, maar dat we ons verblijden omdat u gekomen bent en het eeuwige leven gevonden hebt. Uw directe bekering tot de Heere Jezus Christus zal het grote onderwerp van onze verkondiging zijn en van de gebeden van Gods volk dat hier bijeengekomen is, die ermee gepaard zullen gaan.
1. Als eerste zet de tekst zeer beknopt HET PLAN DER ZALIGHEID uiteen. Christus spreekt er aldus van: ‘Komt tot Mij, opdat gij het leven moogt hebben.’ De weg der zaligheid is: komen tot Christus. Christus is een Persoon, een levend Persoon, vol van macht om zalig te maken. Hij heeft Zijn zaligheid niet in sacramenten, boeken of priesters gelegd, maar Hij heeft die in Zichzelf bewaard. Als u haar wilt hebben, moet u tot Hem komen. Hij is nog altijd de enige oorsprong en bron van eeuwige goedertierenheid. U kunt die niet verkrijgen door om Hem heen te lopen of om slechts in Zijn buurt te zijn. U moet tot Hem komen, werkelijk tot Hem.
Er moet een persoonlijke band tussen de Heere Jezus en uw geest ontstaan. Uiteraard kan het geen natuurlijke band zijn, want Zijn lichaam is in de hemel en wij zijn hier. Maar het dient een geestelijke band te zijn, waardoor uw geest, hart en gedachten tot Christus zullen komen. Het geloof zal Hem als met de hand geestelijk aanraken. Hem vastpakken door in Hem te geloven, en leven en genade uit Zijn goddelijke kracht ontvangen. Net zoals toen die vrouw de zoom van Zijn kleed aanraakte, er kracht van Hem naar haar uitging en zij genezen werd. Zo kan de lange arm van het geloof, hoewel Hij daarginds is, nu Zijn goddelijke en menselijke Persoon aanraken door ons op Hem te verlaten, ons vertrouwen op Hem te stellen en in Hem te geloven. Dan zal er kracht uit Hem onze ziel binnenstromen en zal onze geest genezen worden van wat voor ziekte zij ook heeft.
Denk dan juist op dit moment aan Jezus Christus, Die eenmaal aan het kruis genageld werd en stierf als een offer voor de zonde. Denk aan Hem, nu zittend aan de rechterhand van God de Vader, bekleed met oneindige macht en majesteit. En als u nu uw hart op Hem mag vestigen, mag geloven dat Hij in staat is u zalig te maken, en door een geloofsdaad uw ziel aan Zijn hoede toe mag vertrouwen zodat Hij haar behouden kan, dan hebt u gedaan wat Hij van u vraagt. U bent tot Hem gekomen en Hij zal u geenszins uitwerpen, maar de zegeningen van Zijn zaligheid zullen uw deel zijn. Dit is het komen dat Hij u voorstelt: de toenadering van de geest, het hart en de ziel tot Jezus om uw vertrouwen op Hem te stellen – om direct in hem te geloven voor alles wat uw ziel behoeft.
De tekst ‘Komt tot Mij, opdat gij het leven moogt hebben’ houdt in, dat we voor alles naar Jezus Christus dienen te komen. Want dit leven bevat alles wat absoluut noodzakelijk is voor de zaligheid, ja, de zaligheid zelf. Het is de laagste trap van de genade en tegelijkertijd omvat dat begrip juist de hoogste staat van de ziel, namelijk wanneer zij de heerlijkheid binnengaat en het leven geniet aan de rechterhand van God. O zondaar, van nature ligt u dood in de zonde. U moet weer levend gemaakt worden, anders kunt u niet bij God wonen, want Hij is niet een God van doden maar van levenden. Om levend gemaakt te worden moet u in contact komen met Hem, Die ‘het leven’ is, namelijk Jezus. En als u tot Hem komt, begint u pas te leven. U bent ook gedoemd te sterven wegens uw overtredingen van de wet. U bent al veroordeeld omdat u tegen de allerhoogste God gezondigd hebt. Als u tot Christus, de Middelaar, komt, zal het vonnis over u uitgewist worden. U zult leven. ‘Zo is er dan nu geen verdoemenis voor hen, die in Christus Jezus zijn.’ Zodra de ziel tot Christus komt, ontvangt zij vergeving en rechtvaardigmaking. En dit tweetal wist onze schuld uit, die ons onder het oordeel bracht, en het bekleedt ons met een gerechtigheid die ons voor de allerhoogste God zonder vrees doet verschijnen. Want ‘wie is het, die verdoemt? Christus is het, Die gestorven is.’
Komen tot Christus geeft ons werkelijk geestelijk leven en geeft ons ook een godvruchtig leven, zodat we de bijl van het recht niet hoeven vrezen. Degenen die in de Geliefde begenadigd zijn, kunnen niet veroordeeld worden en allen die tot Christus gekomen zijn, zullen alzo begenadigd worden. Ik zal u deze twee verzen voorlezen, zoals ze ook vertaald mogen worden zonder de oorspronkelijke taal enig geweld aan te doen. De tekst luidt dan: ‘Gij onderzoekt de Schriften, want gij meent daarin het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij getuigen. Maar gij wilt niet tot Mij komen,opdat gij het leven moogt hebben.’ Om u te laten zien dat er velen zijn die het leven zoeken, en zelfs denken dat zij het hebben, maar het toch niet gevonden hebben omdat ze vóór Christus stoppen. Zij onderzoeken de Schriften wel, maar willen niet tot Jezus komen. Is het dan niet goed om de Schriften te onderzoeken? Zeker, en des te meer u die onderzoekt, des te beter. Maar toch is dit niet hét belangrijkste: het is niet zaligmakend.
U kunt de Bijbel lezen en toch nog omkomen. Maar dit kan nooit gebeuren als u in geloof tot Jezus komt. Ik kan dezelfde waarheid in een andere vorm gieten. U bidt. Sommigen van u bidden serieus, maar toch wilt u niet tot Christus komen, opdat u het leven moogt hebben. Is het dan niet goed om te bidden? Zeker, het is iets heiligs om te bidden, maar toch is dit niet hét belangrijkste. Het is niet het onderwerp van het grote zaligmakende gebod. De opdracht van het evangelie is niet: ‘Gaat heen in de gehele wereld, predikt het evangelie aan alle creaturen. Die de Schriften onderzocht zal hebben, en gebeden zal hebben,zal zalig worden.’ Nee, het evangelie zegt: ‘Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn,zal zalig worden.’ Daar is de aanraking die geneest, de daad die ons het leven brengt: geloof in het hart en belijdenis met de mond. Voor dezulken geldt de belofte. Van degenen die er geen acht op slaan, zegt de Heere: ‘Gij wilt tot Mij niet komen, opdat gij het leven moogt hebben.’
Let er nu op dal deze manier om tot Christus te komen, die in onze tekst aangegeven wordt, de enige weg is. Er bestaan andere soorten van leer, maar er is slechts één ware evangeliebediening en die ware bediening getuigt van Christus. Er zijn andere zogenaamde wegen der zaligheid, maar zij die ze verkondigen, zullen vervloekt worden. Wee diegenen op de jongste dag die de zielen der mensen met hun ‘andere evangeliën’ hebben misleid, want ‘niemand kan een ander fundament leggen, dan hetgeen gelegd is – Jezus Christus de Rechtvaardige.’ ‘Geloof en leef’ is de enige onveranderlijke waarheid en wie die aanhangt, zal het eeuwige leven vinden. Let er echter op dat u Hem niet veracht, Die deze wonderlijke woorden uit de hemel spreekt: ‘Want er is ook onder de hemel geen andere Naam, Die onder de mensen gegeven is, door Welke gij moet zalig worden.’ Kom tot Christus. Kom tot de gezalfde Zaligmaker. Kom tot de Zoon van God. Kom tot Hem, Die zowel God als Mens is. Kom tot de Middelaar. Kom tot de Heiland. Kom tot de Grote Plaatsvervanger voor zondaren. Kom en geloof Hem, en u zult leven. Ik heb geen andere boodschap voor u. Verwerp die niet, want anders zult u hopeloos omkomen.
En deze weg, behalve dat hij de enige is – geprezen zij God – is ook een zekere en open weg. Zeker, want niemand die hem ooit gelopen heeft, is teleurgesteld. Noch op aarde, noch in de hel, leeft er één ziel die in Christus geloofde en toch niet zalig gemaakt werd.
‘There is life in a look at the Crucified One.
There is life at this moment for thee.’
Leven in elk opzicht. Er is nog nooit iemand geweest die zich alleen op Jezus verliet en ontdekte dat geloven zinloos is. Want het geloof leeft; het werkt door de liefde, reinigt de ziel en behoudt een mens, om Jezus Christus’ wil.
Het is zowel een open als een zekere weg – vanavond voor u open, geliefden. ‘Zeg niet in uw hart: Wie zal in de hemel opklimmen? Dat is Christus van boven afbrengen. Of, wie zal in de afgrond neerdalen? Dat is Christus uit de doden opbrengen. Nabij u is het Woord, in uw mond en in uw hart.’ Als u met uw hart in de Heere Jezus gelooft en met uw mond Hem belijdt, zult u zalig worden, ja u. Het laatste der dagen is nabij, de schaduwen van de wereldavond en haar herfstnevels zijn om ons heen. Maar nog steeds klinkt er de roep: ‘Die wil, kome en neme het water des levens om niet.’ Nog is er een Fontein geopend voor het huis van David, en voor de inwoners van Jeruzalem, tegen de zonde en tegen de onreinheid.
‘Dear dying Lamb, thy precious blood Shall
never lose its power,
Till all the ransomed church of God Be
saved to sin no more.’
Dit is, zo duidelijk mogelijk, het plan der zaligheid. Het komt slechts hierop neer: tot Christus komen. Als ik er langer over zou praten, zou ik het misschien vertroebelen, maar ik kan de eenvoud van het evangelie van Jezus nauwelijks helderder maken. Het is tot Christus komen, in Hem geloven, Hem gehoorzamen, u aan Hem overgeven. Hem liefhebben. Kom tot Hem om Hem op aarde aan te hangen en tot in alle eeuwigheid bij Hem te zijn.
2. Ten tweede wil ik zeer ernstig tot de onbekeerden, die het evangelie al lange tijd gehoord hebben, spreken over UW HOUDING TEN OPZICHTE VAN DIT PLAN DER ZALIGHEID. ‘Gij wilt niet tot Mij komen, opdat gij het leven moogt hebben.’
Dat beschrijft uw houding en ik verzoek u ernstig het eerlijk onder ogen te zien. Ik zou graag willen dat u zich afzondert en welbewust hardop tot uzelf zegt: ‘Ik wil tot Hem niet komen, opdat ik het leven moge hebben.’ U antwoordt echter: ‘Het zou verschrikkelijk zijn om dat te zeggen.’ Dat weet ik wel, maar het is volgens mij ook verschrikkelijk om het niet te durven zeggen en het in feite toch te doen. Schaamt u zich er wel voor om het te zeggen, maar schaamt u zich er niet voor om het toch te doen? Ik weet dat er bij sommige mensen een eigenaardig gevoel opkomt als de predikant een zonde die zij bedrijven, openlijk afkeurt. Zij nemen het hem kwalijk dat hij er zelfs over spreekt. Ze zeggen dat hij niet op zulke smerige zaken dient te zinspelen, terwijl ze van dag tot dag juist in deze zonden leven. Dit is de schijnheiligheid en huicheltaal van zondaren. En het is walgelijk. Zo zullen de mensen in ongeloof voortleven. Maar als hun gevraagd wordt om resoluut ‘Ik geloof niet’ te zeggen, of openlijk te verklaren: ‘Ik wil tot Christus niet komen, opdat ik het leven moge hebben’, dan denken zij dat wij net zo goddeloos zijn als zij om hun zoiets te vragen. Welnu, wat u durft te doen, dat zult u zeker durven zeggen. Anders bent u een lafaard en bedriegt u uw ziel! Als iets goed is om te doen, dan moet het ook goed zijn om het te zeggen. Ik vraag u niet om het aan anderen te gaan verkondigen, om hen met uw aandoening te besmetten, maar ik vraag wel om het tegen uzelf te zeggen – om u te bestempelen zoals u bent. En laat het duidelijk voor uw eigen ziel zijn wat u bedoelt en wat uw houding ertegenover is. Ik verzoek u eerlijk en open met uw eigen hart te handelen. Het is niet verstandig uzelf voor de gek te houden.
Gij wilt tot Jezus niet komen, opdat gij het leven moogt hebben. We weten dat dit voor velen van u geldt, omdat u niet gekomen bent. Als u zegt dat het niet waar is dat u niet wilt komen, dan antwoord ik: ‘Hoe kan het dan, dat u niet gekomen bent?’ Als u al gekomen bent, dan zal ik de aanklacht dadelijk intrekken. Met wat voor een blijdschap en vrolijkheid zal ik dan de Heere danken dat u tot Zijn geliefde Zoon geleid bent. Maar als u nog niet gekomen bent, geliefden, – en u weet zelf wel, of u gekomen bent of niet – dan kan ik geen letter van de beschuldiging intrekken. Ik zal dan de aanklacht herhalen: gij wilt tot Hem niet komen, opdat gij het leven moogt hebben. Ik weet dat u het liever op een andere manier zou willen verwoorden en zachtjes zeggen: ‘Ik kan niet komen.’ Maar dit is vleiend taalgebruik. Weet u wat ‘kan niet’ in zo’n geval in de Heilige Schrift betekent? Het betekent hetzelfde als ‘wil niet’. Als u de wil had, zou u ook de kracht ertoe hebben. Want waar de wil ertoe is, daar heeft God die gegeven. En Hij geeft geen wil zonder de kracht ertoe.
Hoewel we soms moeten uitroepen dat ‘het willen wel bij ons is’, maar ‘het goede te doen, dat vinden wij niet’. Toch duurt dat niet lang. Wanneer de Heere de wil geeft, geeft Hij weldra ook de weg. Zijn genade verdeelt de twee gaven niet, maar de kracht komt met de wil. En als u vanavond de wil hebt, hebt u ook de kracht. Dat u het niet kunt, is waar. Maar het is alleen waar, omdat u het niet wilt. Uw wil is de zetel van uw zwakheid. Ik zeg misschien van iemand dat hij niet rein is. Waarom? Omdat hij niet rein wil zijn, dat is de enige reden. Ik zeg misschien van iemand anders dat hij de waarheid niet spreekt. Wat bedoel ik daarmee? Ik bedoel dat hij zo’n leugenaar is dat hij de waarheid niet wil spreken. Hij zou het kunnen, als hij het zou willen. Maar daar draait het nu juist om: hij wil het niet. Onze zwakheid om goed te doen, ligt in het feit dat onze wil tegengesteld is aan het goede. ‘Gij wilt nietkomen, opdat gij het leven moogt hebben’, is de echte betekenis van dat excuus van u dat u het niet kunt. Als u het zou willen, zou u het kunnen. Het is omdat u het niet wilt, dat u het niet kunt.
Toch zegt er misschien iemand: ‘Het is niet zo dat ik het niet wil, maar ik durf het niet om tot Jezus te komen.’ Ach, geliefde toehoorder, als u ‘ik durf het niet’ zegt, moet ik u vragen op welke gronden u die opmerkelijke vrees baseert. Niet zalig gemaakt durven worden? Niet tot de Zoon van God durven komen, Wiens Persoon juist liefde is? Niet durven wat God u gebiedt? Want ‘dit is Zijn gebod, dat gij gelooft in Jezus Christus, Die Hij gezonden heeft.’ Draai dat ‘niet durven’ eens helemaal om. Het zou veel beter zo gebruikt kunnen worden: ‘Ik durf niet te weigeren om te komen. Ik durf niet langer te treuzelen. Ik durf niet ongelovig te zijn. Ik durf niet achterdochtig te zijn. Ik durf niet in mijn zonde te blijven en mijn Zaligmaker te verliezen.’ Dit is de ware aard van het ‘niet durven’, maar dat andere is een ijdel excuus. Wat moet het ijdel voor iemand zijn om te zeggen: ‘Ik durf mijn God niet te gehoorzamen noch mijn vertrouwen op Zijn Zoon te stellen.’ Ik laat dit ter beoordeling aan uw eigen geweten. De waarheid is: ‘Gij wilt tot Christus niet komen, opdat gij het leven moogt hebben.’
Laat me u nu enkele minuten stilzetten en u vragen na te denken over waar u mee bezig bent. Denk aan het leven dat u nu veracht! Er is voor u geen leven buiten Christus. En als u niet tot Hem wilt komen, zult u het leven nooit hebben. Dat wil zeggen: u zult nooit datgene bezitten zonder welke dit arme bestaan van u slechts een gestadige dood is. De genade die u in staat stelt de zonde te overwinnen, de vreugde die ons in staat stelt de problemen te bedwingen, het licht dat ons in goddelijke geheimenissen laat blikken, het innerlijke geestelijke beginsel, geschonken bij de wedergeboorte, waardoor we gemeenschap met God en met Zijn Zoon Jezus Christus hebben – dit zijn de hoofdbestanddelen van het leven dat u behoeft. O geliefden, het leven – het leven met God in de ziel – is voor mij het ene nodige, het enige zonder welke het bezitten van de gehele wereld niets waard is. Het is beter om hongerig, arm en naakt te zijn dan zonder dit innerlijke leven. Het ware leven op deze aarde is te leven door het geloof in de Zoon van God. En dat ontbreekt u en dat veracht u nu. Dit is het leven dat uw moeder maakte tot hoe ze was. U herinnert zich haar heilige levenswandel wel en u kunt haar triomfantelijke sterven niet vergeten. Het leven dat mensen heilig, gelukkig, veilig en gezegend maakt, is ‘Christus in u, de hoop der heerlijkheid’. Dit is wat u behoeft. Wilt u dat afwijzen? O, wees niet zo onverstandig.
Vergeet niet dat dit leven dat u veracht, het eeuwige leven is. Het is het leven waarmee u in het hiernamaals zult leven, het leven waarmee u zult mogen wonen bij cherubijnen en serafijnen en zich in hun gezangen mengen, het leven dat u in staat zal stellen voor de troon van God te staan en uw kroon in een vervoering van dankbare blijdschap aan Zijn voeten te werpen. Het is dit waar u niets om geeft, want u wilt tot Christus niet komen, opdat u het leven moogt hebben. Ga toch niet door met het verachten van het beste van Gods gunstbewijzen.
Laat me u zeggen dat de dag zal komen, dat u zich uw handen zult wringen van smart bij de gedachte dat u dat leven veracht hebt. Het kan zijn dat het zo is bij de pijnen van de dood, maar het is zeker dat het zo zal zijn temidden van de verschrikkingen van het oordeel. Dan zullen voor u de poorten van de hel wijd opengaan en zal voor u de poel gloeien, die daar brandt van vuur en sulfer, hetwelk is de tweede dood. Wie niet tweemaal geboren is, zal tweemaal moeten sterven. Wie door het geloof in Jezus niet het leven heeft, zal de tweede dood sterven en haar pijn- steken tot in alle eeuwigheid verduren. Kijk nu naar het leven dat u veracht, geliefde toehoorder, en vraag uzelf af of u verstandig handelt. Denk vervolgens – en ik wilde dat ik zo tot u spreken kon als ik zou willen – aan de PersoonDie u verwerpt. ‘Gij wilt tot MIJ niet komen’, zegt Christus. Ik denk hier al de hele dag over na: hoe kan iemand zo min zijn dat hij niet tot mijn Heere Jezus Christus komt? Zie op Hem. Laat me voor u beschrijven hoe Hij uw verlossing volbracht. Hij hangt aan het kruis. Zijn gezicht is helemaal bezoedeld door de blauwe plekken en het speeksel van het ruwe krijgsvolk. En naar beneden sijpelen de rode druppels, beginnend bij Zijn slapen en veroorzaakt door de doornenkroon. Zijn ogen zijn rood van het wenen en het kijken, en Zijn aanblik is meer ontsierd dan die van enig ander mens. U kunt al Zijn beenderen tellen.
Zijn lichaam is uitgeteerd en afgemat door het lijden. In Zijn handen, opgetrokken en opengescheurd door de harde spijkers, ziet u de wijd gapende wonden waaruit bloed sijpelt. Zijn voeten zijn hetzelfde: het zijn allebei fonteinen van bloed. En dan Zijn zijde! Zie Zijn zijde, waaruit bloed en water stroomt uit de diepe speerwond. Hij is het, Die de mensheid op deze wijze verloste. De Heere der heerlijkheid hangt daar! De eniggeboren Zoon van de Allerhoogste, de Overste van de koningen der aarde, heeft Zich voor u van alle heerlijkheid ontdaan. Hij heeft Zich overgegeven om Zijn bloed te vergieten en de dood van een misdadiger voor u te sterven. En wat is uw houding ten opzichte van Hem? U keert Hem allen de rug toe! Betekent dat niets voor u? Gaat het u niet aan dat Jezus gestorven is? Bedoelt u dat het u niets doet dat Jezus Zijn bloed vergoot om mensen zalig te maken? Bedoelt u dat u weigert deel aan die verlossing te hebben? Wijst u de bloedige losprijs, die Hij aan het kruis betaalde, absoluut af? Als dat zo is, schrijf het dan op in gewoon Nederlands. Schrijf het op, zwart op wit, en onderteken het: ik wijs het bloed van Christus af.Het op te schrijven is het beste wat u kunt doen, als het dan zo moet zijn. Wanneer u de vreselijke woorden gelezen hebt, wordt uw geweten misschien opgezweept tot iets als het leven en gaat u misschien zien op Hem, Die u hebt doorstoken, en vanwege Hem rouw bedrijven. Denk hier toch aan, u die tot Hem niet wilt komen, opdat u het leven moogt hebben.
Maar kijk, ik zie Hem opnieuw. Hij is nu in de hemel. Een heel andere beschrijving kunnen we u nu geven. Daar zit Hij aan de rechterhand van God de Vader, bekleed met een sneeuwwit gewaad tot aan de voeten en omgord met een gouden gordel. Hij deelt kronen en tronen uit en wordt aangebeden door tienduizend maal tienduizend in het bloed gewassen zielen en engelen in al hun rangen. Wees er wel van verzekerd dat Hij het is, tot Wie u niet wilt komen. Van zowel Zijn verheerlijking als Zijn vernedering keert u zich af. Het is goed voor mij, dat ik me nu niet zo voel als toen ik de preekstoel opkwam. Want anders zou ik hier alleen maar kunnen staan en in tranen uitbarsten en zou ik niet durven zeggen wat ik nu uitspreek. Dit is zo onvriendelijk tegen Jezus! Zo grof tegen Jezus! Ik kan er niet tegen. Voor de prijs van uw ziel wijst u Hem af. Wilt u liever verdoemd worden dan Hem te bezitten? Meent u dat? Wat voor een vreemde afkeer is dit, dat u, om uw minachting voor Jezus te tonen, uzelf wilt vernietigen. O, onverstandige zondaren! Onverstandige zondaren! Wat is dit een dwaze gril van de zonde, dat u liever uw eigen zonden wilt dragen en de dood, die uw zonden met zich meebrengen tarten, dan Christus uw Zaligmaker te laten zijn. Toch is dat zo, zolang u tot Hem niet wilt komen, opdat u het leven moogt hebben.
Denk nu eens opnieuw na over wat u aan het doen bent. Wat is het dat u weigert te doen?Wat voor handeling weigert u? U weigert tot Hem te komen.Als het om een komen tot de Sinaï ging, waar het geluid van de bazuin gaandeweg zeer sterk werd en waar de vurige bliksemstralen temidden van vreselijke donderslagen voorbijflitsten, dan zou ik uw terughoudendheid kunnen begrijpen. Maar de daad die u weigert te doen, is naar Golgothate komen, naar Jezus te komen, waar niets anders klinkt dan liefde en goedertierenheid. U wilt niet tot Hem komen.Dat betekent voor sommigen van u, dat u niet eens aan Christus wilt denken. Hij mag dan wel sterven, maar u doet geen moeite om Zijn verlossing te overdenken. Hij mag dan wel opstaan en zo Zijn volk rechtvaardigen, maar u hebt wel iets anders aan uw hoofd.
En dat ‘iets anders’ is bij sommigen van u: uw dagelijks brood verdienen. Bij anderen van u is het slechts de manier waarop u de tijd doorkomt en van het ene vermaak naar het andere gaat. Christus vond het waard om voor de zaligheid te sterven, maar u vindt het niet de moeite waard om eraan te denken! Wat jammer dat het gros van de mensen in Londen aan alles denkt behalve aan Christus en hun ziel! De kranten gonzen van allerlei recente gebeurtenissen en het nieuws ligt op ieders lippen. Maar de dood van mijn Heere voor zondaren – o, niet interessant, hè? Het is vervelend om erover te horen en ‘de preken zijn erg saai’, zegt men. Het is omdat de harten van de mensen doods zijn, dat de preken saai zijn. Jezus wordt niet geduld omdat de mensen tot Hem niet willen komen en leven. O Heilige Geest, buig hun verharde hart en hun weerbarstige wil om, en bekeer hen nu.
Terwijl sommigen zich verwaardigen om een beetje na te denken, weigeren ze toch echt om de goede beslissing te nemen en te geloven. Welnu, het allerminste wat de Heere Jezus Christus van ons kan eisen, is dat we in Hem geloven. Wanneer is Hij ooit onwaarachtig geweest? Wat zit er in Zijn aard dat bedrieglijk is? De Waarachtigheid is het waard dat we ons vertrouwen en geloof aan Hem schenken. En wanneer we weten dat dit geloof, dit in Hem geloven, dit op Hem vertrouwen, wat Hem ook toekomt, toch, hoe eenvoudig ook, de hoogste en de meest verlossende daad van de geest is, dan is het vreemd dat we nog weigeren te geloven. Wat Jezus vraagt, is dat we zo in Hem geloven dat we Hem gehoorzamen. Wel, als Hij een dictator zou zijn, zouden we waarschijnlijk met veel tegenzin gehoorzamen.
Maar Hij is zo genadig, Zijn juk is zo zacht en Zijn last is zo licht, dat het zowel dwaas als goddeloos is om te blijven volharden. Al Zijn volgelingen vertellen ons dat er nooit eerder zo’n Meester is geweest. Zij wensten wel dat zij allen Hem op alle terreinen zouden kunnen gehoorzamen, want gehoorzaamheid aan Hem is voor hen een vreugde. En toch weigert u gehoorzaamheid te betonen aan zo’n Meester? Is dit verstandig of terecht? Hij vraag uw liefde, de liefde van uw hart. Wat voor een hart moet dat zijn, dat Hem niet kan en niet wil liefhebben! Wat bedorven, wat laag, wat doods, wat duister, wat steenachtig is het hart dat Hem niet kan liefhebben, Die het bloed van Zijn hart gaf om ons te verlossen! O ziel, ziel, ziel, als u omkomt, komt dat niet omdat het evangelie hard en veeleisend was, en zijn voorwaarden streng, of omdat de verlossende daad voor u onmogelijk was en buiten uw bereik. U komt om omdat u tot Hem niet wilt komen, opdat u het leven moogt hebben.
Ik verzoek u uw blik nog vast op het feit gericht te houden, toehoorder, dat u doet alsof u gezegd had: ‘Ik wil tot Christus niet komen, opdat ik het leven moge hebben.’ Denk aan waarom u niet wilt komen. Kunt u mij een goede reden geven waarom u niet wilt komen? Misschien antwoordt u dat u ergens anders de zaligheid hoopt te vinden. Deze Joden geloofden dat. Zij dachten dat zij het in de Schriften zouden vinden. ‘Gij meent daarin het eeuwige leven te hebben.’ Vandaar dat een persoonlijke Christus afgewezen werd, zodat zij verder in de oorspronkelijke tekst konden zoeken, door letters te tellen en over ingewikkelde kwesties te discussiëren. Zij hadden het echter mis: het Boek kan niet zalig maken. Misschien denkt u dat u meer heil kunt verkrijgen door te proberen het leerstelsel te begrijpen dan door tot Christus te komen. U zult er bedrogen mee uitkomen.
Hoe uitmuntend de Schriften ook zijn, als u de Schriften in de plaats van Christus stelt, hebt u een keuze gemaakt. En u hebt een keuze gemaakt die tegengesteld is aan de keuze van God, welke deze is: ‘dat gij gelooft in Hem,Die Hij gezonden heeft.’ U dient niet in ‘het’ te geloven, maar in ‘Hem, Die Hij gezonden heeft.’ Dat is het grote redmiddel, de persoon, juist de persoon van de Heere Jezus Christus. O geliefden, ik wilde wel dat u dit kon zien: dat Jezus Christus in Zijn Persoon de hele leer van de Heilige Schrift samenvat. In Zijn gezegende persoon ligt alle kracht van Zijn verlossingswerk voor de mensen. Wat gedaan moet worden, is tot Hem komen. Als u niet in Jezus gelooft, weigert u de Zoon van God eer te bewijzen. En Hij heeft gezegd: ‘Die Mij verwerpt, verwerpt Hem, Die Mij gezonden heeft.’ U verwerpt God wanneer u Zijn Christus verwerpt.
Het is mogelijk, toehoorder, dat de reden dat u niet wilt komen, gelegen is in het feit dat u een of andere verborgen zonde koestert, die u niet op kunt geven. O, die verborgen zonde! Die verborgen zonde! Die worm aan de wortel van de ziel! Ik weet niet wat het is, geliefden, maar God weet het en u weet het. Is het uw trots? Kunt u zich niet neerbuigen om door genade zalig gemaakt te worden, door de genade van God? Of is het een vleselijke begeerte waarvan u zich niet los kunt maken? Is het zo dierbaar als uw rechterhand? Weg ermee, man! ‘Het is u beter, tot het leven in te gaan, kreupel of verminkt zijnde, dan twee handen of twee voeten hebbende, in het eeuwige vuur geworpen te worden.’ Houdt de zonde u bij Christus vandaan, bij het leven, bij de hemel vandaan? Zo dierbaar als deze Bar-Abbas ook is, geef hem niet de voorkeur boven uw Heere. Weg met de zonde, die adder! Weg ermee, anders zal God zeggen: ‘Ga weg van Mij.’
Ik ben bang dat de keten die de mensen bij Christus vandaan houdt, in sommige gevallen pure lichtzinnigheid is. Dat is het geval met heel veel jonge mensen. En er zijn enkele oude mensen die net zo frivool zijn; zij hebben misschien grijze haren op hun hoofd maar niet vanbinnen. Hun geest is echt niet verstandiger vanwege hun leeftijd. Zij zijn dwaas, lichtzinnig, oppervlakkig, frivool met alles, nooit serieus over enig onderwerp, en bovenal moeten ze nodig scherp berispt worden. Och mensen, als u zich dan zonodig moet vermaken, wilde ik wel dat u zich met iets goedkopers vermaakte dan het bloed van Christus. Als u zich dan zonodig wilt vermaken, doe dat dan met iets wat u minder zal kosten dan uw ziel. Hij lijkt me voor iemand iets vreselijks om zijn hele vermogen op het rennen van een paard te zetten, zoals sommigen gedaan hebben, maar het is minder dom dan uw eeuwig lot in te zetten op de kans dat u nog een week te leven hebt, of nog een dag. Toch doet u dit; en u weet het maar al te goed. Moge God u wakker schudden, geliefden! Moge Hij u spoedig uit een dergelijke dwaasheid doen ontwaken.
Nu wil ik, geliefde toehoorder, terugkomen op het punt dat u niet tot Christus wilt komen. U wilt van alles doen, maar u wilt tot Christus niet komen. U wilt helemaal naar onze speciale samenkomsten komen, maar waarom komt u eigenlijk? Waarom komt u naar deze samenkomsten toe, als u Christus niet wilt? En u bidt uit pure gewoonte. U zou niet graag gaan slapen zonder op uw manier te bidden. Maar waar bidt u om, als u niet de beste gave wilt die God u kan schenken, namelijk Jezus Christus? Wat heeft het voor zin om te bidden, als u Christus verwerpt? Goed, u onderzoekt de Schriften, maar waar doet u dat in vredesnaam voor? Waarom gaan er mensen het oogstveld op als ze geen koren willen? Waarom delven ze in de mijnen als ze geen metaal willen vinden? De Schriften (en we spreken er met diep ontzag over) zijn slechts de mijn en Christus is de Schat. Zij zijn de velden, maar Hij is de Oogst. Als u Christus uit de Bijbel haalt, wat blijft er dan over? Hij is de kern ervan. En als u de Schriften onderzoekt, moet u ze zo onderzoeken dat u Hem kunt vinden. Anders misbruikt en onteert u ze. Maar waarom deze vreemde tegenzin? ‘O, ik wil het voelen’, zegt er iemand. Ja, dat weet ik. U zou graag diepe overtuigingen willen voelen. U zou liever van alles willen, behalve tot Christus te komen. ‘Maar’, zegt een ander, ‘ik heb tijd nodig om na te denken.’ Ik weet het: u wilt door uw eigen ideeën zalig gemaakt worden – alles is voor u begeerlijker dan tot Christus te komen. Kom echter tot Christus zoals u bent, zoals u nu bent, terwijl Zijn Geest het u smeekt. Och, u wilt dit niet doen, sommigen van u althans niet, en daarom moet ik u hier laten voor wat u bent. Laten we kort overgaan op het derde punt.
3. Laten we er zorgvuldig over nadenken WAT HET GEVOLG HIERVAN ZAL ZIJN. Ik zal me nu in uw situatie verplaatsen en voor u spreken.
‘Ik wil tot Christus niet komen, opdat ik het leven moge hebben.’ Als ik dit zo zeg, wat houdt dat dan in? Het houdt in dat eventuele gevoelens, die ik door het horen van de evangelieprediking of door het luisteren naar de gesprekken van serieuze christenen gehad zou kunnen hebben, zijn als een morgenwolk, en als een vroegkomende dauw. Zij zullen op niets uitlopen en voorbijgaan. Zij doen mij geen goed. Ik heb dan tevergeefs naar preken geluisterd. Ik heb de Schriften tevergeefs gelezen. Ik heb de gebedsbijeenkomsten tevergeefs bezocht. Als ik niet tot Christus wil komen, zijn al deze dingen tevergeefs. Maar wat dan? Wel, dan mag ik verwachten dat de gevoelens die ik nu heb (want ik ben me bewust van enig heilig verlangen), voorbij zullen gaan. Ik zal harder en harder en harder van hart worden, en, naarmate de tijd verstrijkt, onverschilliger en ongevoeliger. Wat zal er dan van me geworden? Nou, dit: dat ik helemaal nooit tot Christus zal komen.
Ik veronderstel dat sommigen van u, hoewel zij nu nog niet willen komen, denken dat zij op zekere dag tot Jezus zullen komen. Och, als u verteld werd, met honderd procent zekerheid, dat u nooit zou willen komen, dan zou u ontsteld staan. ‘Wee mij!’ zou u zeggen, ‘moet ik dan voor eeuwig verloren gaan? Zal ik nooit tot Christus komen?’ Geliefden, het lijkt er sterk op dat u nooit behouden zult worden. Als u tot Jezus wilt komen, waarom dan niet nu? Waarom dan niet nu?Elke dag vergroot de kans, als ik zo’n uitdrukking mag gebruiken, vergroot de dodelijke kans voor u, dat u nooit tot Christus zult komen. Ach, het is een voorspelling die behoorlijk nauwkeurig zou kunnen zijn als we zeggen dat sommigen van u, die vaak wakkergeschud bent en toch weer in slaap gevallen, voor eeuwig zult doorslapen en uw ogen nooit meer zult opslaan, totdat u in de vlammen der hel ontwaakt. O God, verhoed dit naar Uw barmhartigheid! Dit is echter de uiteindelijke uitkomst. Als ik tot Christus niet wil komen, opdat ik het leven moge hebben, dan zal ik voor eeuwig sterven en voor eeuwig van Gods tegenwoordigheid en van de heerlijkheid van Zijn macht verdreven worden. En, o mijn ziel, hoe zal dat zijn? Hoe zal dat zijn? Vraag het eens aan hen die weten hoe het is. Vraag het eens aan de rijke man, die Abraham vraagt om Lazarus te sturen opdat deze het uiterste van zijn vinger in het water kan dopen om zijn tong te verkoelen. Vraag het eens aan hen wier eeuwigdurende reactie wenen, weeklagen en tandengeknars is. Ik zal echter niet stilstaan bij hun antwoorden. Dat zou te erg zijn. Kijk maar naar uw eigen toekomst. Als u tot Jezus niet wilt komen, opdat u het leven moogt hebben, dan zult u het leven niet zien, maar dan blijft de toom Gods op u.
4. En, als laatste, LATEN WE HOPEN DAT ER EEN VERANDERING ZAL OPTREDEN, en dat die verandering vanavond zal plaatsvinden. Ik had het idee dat sommigen van u, terwijl ik stond te praten, zeiden: ‘Nee, ik durf niet te zeggen dat ik niet wil komen.’ Welnu, dan rest mij nog maar één ding te zeggen: ‘Ik wil komen.’ O, zei u maar: ‘Ik wil komen’, en voer dit voornemen dan ook meteen uit. ‘Hij is mijn vertrouwen waardig; ik wil op Hem vertrouwen. Hij is mijn gehoorzaamheid waardig; als Hij me ertoe wil helpen, wil ik Hem gehoorzamen. Hij is mijn liefde waardig; naar Zijn rijke genade wil ik Hem liefhebben – ik wil het, ik wil het.’ Dank God, toehoorder, als u dat gezegd hebt, misschien met een trillende stem. Want u mag komen. Hij nodigt u. Het zijn Zijn eigen woorden: ‘Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.’ U mag komen. Zijn gemeente nodigt u en Zijn Geest nodigt u, want ‘de Geest en de Bruid zeggen: Kom!’ Wij, die zelf gekomen zijn, willen u allen nodigen, want er staat geschreven: ‘Die het hoort, zegge: Kom! En die wil, neme het water des levens om niet.’ Voelt u een weekheid in uw ziel opkomen? Fluistert er iets: ‘Nu is het genadetijd’? Dan smeek ik u, blus de Geest niet uit en vertoef niet langer. Ja, wacht niet tot u die bank uit bent, uw binnenkamer opzoekt en op uw knieën valt, maar geef u nu meteenaan Hem gewonnen. Het zal het mooiste moment uit uw leven zijn – voor u het begin der dagen. Zoals de nacht toen Israël uit Egypte trok, zal deze avond voor uw geest zijn als u zich overgeeft.
‘A guilty, weak, and helpless worm,
On Christ’s kind arms I fall;
He is my strength and righteousness–
My Jesus, and my all.’
Wat Hij van u vraagt, is tweeledig: geloof en word gedoopt. ‘Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden.’ Eerst gelooft men met het hart en vervolgens belijdt men Jezus met de mond. De doop is de manier om te belijden, volgens Christus’ eigen voorschrift, waaraan ik u beveel te gehoorzamen. Moge Hij u aannemen en u vanavond zegenen, om Zijns Naams wil.
We zullen dit ene vers nu zingen en ik vraag niemand het te zingen die het niet meent.
‘Tis done– the great transaction’s done:
I am my Lord’s, and he is mine;
He drew me, and ! followed on,
Charmed to confess the voice divine.’
Sta deze keer niet op, maar blijf zitten en zing het zoals u bent – diegenen die het kunnen zingen. Wat de rest van u betreft, moge de Heere u genadig zijn.
Amen.