De les van de pinguïn
In zijn homiletiek was Spurgeon “nuchter, praktisch en door en door geestelijk”
“De duimen worden in de armsgaten van het vest gestoken, de spreker drukt zijn jas naar achteren.” Charles Haddon Spurgeon gruwde als hij bij collega-predikanten deze houding zag. Hij bedacht er een naam voor: de pinguïnhouding. “Voor een dominee zo onbetamelijk als ze maar zijn kan”, hield Spurgeon de studenten aan zijn predikantenopleiding voor. Drie series “Lezingen aan mijn studenten” schreef de beroemde predikant uit. Binnenkort zijn ze voor het eerst alle in het Nederlands verkrijgbaar.
Op een zondagmorgen in de zomer van 1855 hield Spurgeon een preek over 1 Korinthe 9:16. Aan het einde van de dienst deed de baptistenpredikant een dringende oproep. “Indien er enig talent schuilt in onze gemeente”, zo sprak hij, “dat het zich ontwikkele. Indien er predikers zijn onder mijn gehoor, dat zij prediken!”
Het jaar daarop meldde zich de eerste student, een jaar later kwam er nog een. Daarmee was de basis gelegd voor Spurgeons “Pastors College”. Bij de opleiding meldden zich ook straatevangelisten en colporteurs die een opleiding wensten tot predikant. Spurgeon probeerde hun manier van preken bij te schaven, te perfectioneren, zegt dr. C. A. van der Sluijs, die in 1987 op een onderzoek naar Spurgeon promoveerde.
Spurgeons doelstelling met zijn predikantenopleiding onderschrijft de hervormde predikant uit Rotterdam van harte. “De bediening van het Woord vereist een zo hoog mogelijke scholing. Met deze opvatting sta je in de traditie van de hele kerk. Wie de bijbelse boodschap op een verantwoorde wijze wil overdragen aan het volgende geslacht, moet lijnen kunnen trekken, moet kunnen selecteren, accentueren.”
Praktische vakken als pastoraat en homiletiek (predikkunde) namen een flink deel van het weekprogramma aan het college in. Spurgeon gaf zelf homiletiek. Aan het einde van de vrijdagmiddag en dus, schreef hij, was het naar zijn mening het beste om zo levendig en interessant mogelijk les te geven. Hij vond zijn lezingen zelf vertrouwelijk van toon, vol anekdotes en vaak humoristisch. Wie de “Pastorale adviezen” -zo luidt de titel van de Nederlandse vertaling- leest, zal dit volmondig beamen.
De eerste twee lezingenseries verschenen al eerder in het Nederlands, ruim 40 en 25 jaar geleden. Deze delen zien nu opnieuw het licht ter gelegenheid van de verschijning van deel 3.
Nuchter en praktisch
Wie dr. Van der Sluijs vraagt naar het typerende van Spurgeons preken en van zijn lessen homiletiek, krijgt zonder aarzelen enkele kernwoorden te horen: nuchter en praktisch, tegelijkertijd door en door geestelijk. “Voor Spurgeon was dit geen tegenstelling. Hij stond zo dicht mogelijk bij de praktijk van het alledaagse leven, hij kende het maatschappelijke en kerkelijke leven van zijn tijd.” Een predikant moet helemaal op God én helemaal op de hoorder betrokken zijn, leert de Rotterdamse predikant van Spurgeon.
Toch is Spurgeons exgese hem met de jaren gaan tegenvallen. “Hij laat wel de tekst aan het woord, hij valt telkens terug op de Schrift, maar hij doet vaak ook aan klankexegese. En de context van een tekst komt vaak nauwelijks aan de orde. Als ik opnieuw een proefschrift moest schrijven, zou ik dat verschijnsel melden.”
Het bijzondere van de Engelse predikant vindt ds. Van der Sluijs dat zijn preken zowel in evangelische kringen als in de Oud Gereformeerde Gemeenten worden gelezen. “Heel boeiend. Dat komt doordat Spurgeons preken breed en diep zijn. De bijbelse boodschap komt integraal aan de orde.”
Toelatingsnorm
Voor het Pastors College werd een niet geringe toelatingsnorm gehanteerd. De kandidaat moest kunnen aantonen dat de Heere zijn bediening al had gezegend met de bekering van een zondaar. Ds. Van der Sluijs komt er ronduit voor uit dat hij niet zo veel met dit gegeven kan. “Het is zonder meer duidelijk dat iemand bekeerd en door God geroepen moet zijn om predikant te kunnen worden. En als je geroepen wordt, zul je ijverig werken in Gods Koninkrijk. Maar als je vooraf vrucht op de bediening verlangt, verlaat je naar mijn overtuiging het terrein van de Reformatie.”
“Lichamelijke zwakheid kan evenzeer twijfel wekken aan de roeping van soms uitnemende mannen.” Deze opmerkelijke uitspraak deed Spurgeon in zijn eerste serie lezingen. De gedreven docent zag zijn studenten hem al vragend aankijken. “U mag het vreemd vinden”, vervolgde hij, “maar toch gevoel ik me er zeer wel van verzekerd dat de alwijze Schepper een man met een vernauwde borst niet bestemde voor een bestendig preken.” Spurgeon houdt evenwel rekening met uitzonderingen. Er zijn collega”s, voegt ds. Van der Sluijs toe, die uitnemend preken maar in een lichamelijk gebrek een doorn in het vlees hebben.
Openbare gebeden
Ook over geestelijke onderwerpen, zoals het persoonlijk en openbaar gebed, gaf Spurgeon adviezen aan zijn pupillen door. “Laat alleen de Heere het voorwerp van onze gebeden zijn.” Deze aansporing ging gepaard met een waarschuwing: “Mooie gebeden zijn over het algemeen zeer goddeloze gebeden” en een aansporing: “Het gebed moet niet vervormd worden tot een zijdelingse preek. Preek in uw preek en bid in uw gebed.”
Voor onze tijd zijn dergelijke adviezen heel waardevol, vindt de Rotterdamse pastor. “Ook over heilige verrichtingen als het gebed mag je je licht laten schijnen. Gods licht wel te verstaan. Heel mooi vind ik het als het openbare gebed is aangelegd op de preek, niet om alvast te gaan preken, maar om de gemeente geestelijk op de inhoud van de preek voor te bereiden. Wie zo te werk gaat, komt niet zo snel op de gangbare paadjes terecht waarin het gebed bestaat uit een aaneenschakeling van dierbare waarheden.”
Van Spurgeon is een aantal gebeden bewaard gebleven. Ds. Van der Sluijs las er een tijdlang elke zondagmorgen een. “Spurgeon was in zijn gebed echt Thuis, zijn gebeden ademen de Geest.”
Tekstkeuze
Hoe komt een dominee aan zijn tekst? Spurgeon was op dit punt glashelder: Vraag God erom. “Bid boven de geopende Bijbel: het is als het treden van de druiven in de wijnpers.” Voor hemzelf betekende dit dat Spurgeon zich niet graag waagde aan prekenseries of het van tevoren opgeven van de tekst waarover hij zou gaan preken.
Ds. Van der Sluijs zet er graag een streep onder dat de predikant “niet een tekst uit de Bijbel moet pakken, maar dat een bijbeltekst hem moet pakken. Je moet tot de gemeente kunnen zeggen: Ik heb een woord van de Heere voor u.” Spurgeon had het er soms knap moeilijk mee een tekst te vinden. Soms was de week bijna om en had hij nog niets. Hij was, zegt de Rotterdamse predikant, blij en opgelucht als hij de tekst voor de komende zondag snel wist. Dan kon hij er de rest van de week over mediteren. Tweederde van de preek was dan al af.
Het voorlezen van een preek vond Spurgeon iets verschrikkelijks. “Zeer ernstig waarschuw ik u allen daartegen”, hield hij zijn studenten voor. Het uitschrijven van een preek vond hij een nuttig middel om voor een slordige stijl bewaard te blijven, maar als predikanten vervolgens hun preken van buiten leerden, ging dat de Londense predikant weer te ver. Zijn advies was: “Verzamel in uw geest voldoende stof over het onderwerp van de preek en draag die dan voor met daarbij passende woorden, zoals die zich op het moment van spreken aan u voordoen.” Ds. Van der Sluijs preekt zelf altijd van een schets. “Ik ga liever gebrekkig praten dan dat ik mijn preek zou oplezen. Dan ga je schrijfzinnen preken, je tempo ligt dan te hoog en je mist de golflengte van de gemeente.”
Een goed gebruik van de stem vond Spurgeon belangrijk genoeg om er een uitvoerig hoofdstuk aan te wijden. Tegen een “gemaakte preektoon die tegenwoordig in zwang is” waarschuwde hij herhaaldelijk. Ook onnodig geschreeuw kan een predikant beter vermijden, vond hij. “Wees een beetje zuinig met een groot stemvolume”. Een belangrijke les was verder: “Pas uw stem steeds aan bij uw stof.”
Een geestelijke inhoud en een normaal stemgebruik zou de meest normale combinatie moeten zijn, vindt ds. Van der Sluijs. “Spurgeon keerde zich tegen elk gezwollen gedoe van de kanselretoriek, maar ook tegen zalvend stemgebruik. Zijn hoorders zeiden over zijn preken: Het is net alsof Spurgeon je op straat aanspreekt.”
Anekdotes
Het derde deel van Spurgeons “Pastorale adviezen” gaat in zijn geheel over illustraties en anekdotes in de prediking. De baptistenpredikant noemt ze de vensters van het bouwwerk van de preek. “Ze geven licht over het onderwerp en verheugen het hart”, zei hij tijdens de vrijdagse colleges. Spurgeon borduurde op deze vergelijking door. Het aantal illustraties moet dus niet te klein zijn, dan wordt het huis donker, maar ook niet te groot, dat doet afbreuk aan de stevigheid van het gebouw. Ze moeten niet te opvallend zijn en passen bij het geheel van de preek.
De studenten kregen een keur aan illustraties van predikers uit vroeger tijden voorgeschoteld. Spurgeon verzamelde materiaal van puriteinen als Thomas Brooks, William Gurnall en John Flavel, maar ook van opwekkingspredikers als John Wesley en George Whitefield. Anekdotes wekken de belangstelling van hoorders, houden de aandacht vast, helpen het geheugen en treffen zelfs het oor van onverschilligen, zei Spurgeon uit eigen ervaring. Zelfs boeken met fabels en de sterrenkunde kunnen volgens hem een helpende hand bieden bij het zoeken naar illustraties.
In dit licht vindt dr. Van der Sluijs het merkwaardig dat hij in Spurgeons preken zo weinig anekdotes aantreft. “In zijn eerste tijd, van zijn twintigste tot zijn dertigste jaar, kom je ze nog regelmatig tegen. Als hij veertig is nauwelijks en nog eens 10 jaar later helemaal niet. Was zijn voorraad uitgeput? Ik weet het niet. Ik denk eerder dat hij geen illustraties in zijn preken meer nodig had. Zijn prediking was op zichzelf illustratief genoeg. Over de wijze waarop Spurgeon preekte, zei de Duitse theoloog Helmut Thielicke dat dit een van de manieren was waarop het heil tot de hoorders kwam.” Zelf gebruikt ds. Van der Sluijs voorbeelden als ze de preek helder kunnen maken. Vooral de praktijk van het evangelisatiewerk levert passende anekdotes op, waar de gemeente ook nog geboeid naar luistert.
Over zijn eigen ervaringen is de Rotterdamse predikant vanaf de kansel minder scheutig dan Spurgeon, wiens persoonlijke vreugden en zorgen door de preek heentrilden. “Als het bij de tekst past, mag de prediker best iets over zichzelf vertellen. In elk geval moet de gemeente kunnen horen en aanvoelen dat de predikant met heel zijn hart het Woord bedient.”
Beeldende preek
Ook zonder anekdotes hield Spurgeon evenwel een beeldende preek. Hij had de gave, licht ds. Van der Sluijs toe, om zijn hoorders de boodschap te laten zíen. “Met opmerkingen als: Stelt u zich eens voor, liet hij de kerkgangers als het ware met hem meekijken en liet hij ze bijvoorbeeld Gods rechtvaardigheid en barmhartigheid zien. Dat waren voor hem beslist geen abstracte begrippen. Ik denk dat zijn preken iets hadden van: Wij zien Jezus met eer en heerlijkheid gekroond. De massa die zich in de Metropolitan Tabernacle in Londen verzamelde om Spurgeon te horen zag de prediker niet meer, maar het Koninkrijk Gods. Ze zagen als het ware het heil geschieden. Dat moet ze bijzonder hebben geboeid.”
Spurgeon op zijn beurt zag verlangend uit naar vrucht op zijn preken. We kunnen in dit opzicht veel van hem leren, peinst de Rotterdamse predikant. “Wie het Woord verkondigt, mag staan in de verwachting dat God om Jezus” wil de preek zal zegenen. Immers, waar het Woord is, daar is heerschappij. Verlangen wij er hartstochtelijk naar om zielen te winnen voor de Heere Jezus? Het geheim van Spurgeon is voor mij zijn leven met God. “Mijn hart móét gemeenschap hebben met God”, schreef hij eens. Hoor je dat? Hij ademde in een leven met de Heere. Da”s belangrijk. Da”s heel belangrijk. Dat is van doorslaggevend belang voor elke predikant.”
Bron: Digibron | Door: