Een aanwezige God! Ik kan geen onderwerp verzinnen dat u meer moed geeft in tijden van gevaar en moeite. U zult het buitengewoon nuttig en troostrijk vinden wanneer u God in kleinigheden kunt ontdekken. Ons leven bestaat uit vele kleinigheden en als wij alleen een God hadden voor de grote dingen en niet voor de kleine zouden we waarlijk diep ongelukkig zijn. Als wij een God van de tempel hadden en niet van de tenten Jakobs, waar zouden we dan zijn? Maar, gelooft zij God, Die de engelen vleugels geeft. Hij bestuurt ook de mussen. Hij die de aarde voort wentelt vormt ook de traan en tekent haar baan wanneer zij uit haar bron vloeit. Er is evenzeer een God in de beweging van een stofje dat wordt weggeblazen door de zomerwind als in de omwentelingen van een kolossale planeet.
Er is even waarlijk een God in het vonken van een vuurvliegje als in de vlammende komeet. Ik smeek u deze gedachte mee naar huis te nemen, dat God daar is, aan uw tafel, in uw slaapkamer, in uw werkkamer en bij uw toonbank. Erken het handelen en het zijn van God in alle dingen. Denk een ogenblik na en u zult ontdekken dat er vele beloften in de Schrift zijn die de zoetste troost geven in alledaagse zaken. ”Hij zal Zijn engelen van u bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen; zij zullen u op de handen dragen.” Waarom? Opdat u niet van de steile rotswand valt? Opdat u niet van de bergtop zult storten? Nee, “opdat gij uw voet aan geen steen stoot”. Een klein gevaar, maar een grote voorzienigheid om ons ertegen te beschermen. En wat zegt de Schrift ook? Zegt zij: ”En ook de dagen van uw leven zijn geteld’? Dat zegt zij niet, hoewel het waar is; maar “Ook uw haren des hoofds zijn alle geteld”. En wat zegt de Schrift nog meer? Zegt zij: ”De Heere kent de adelaren en niet één adelaar zal op de aarde vallen zonder uwen Vader’?
Nee, maar: ’’Worden niet twee musjes om een penningsken verkocht? En niet één van deze zal op de aarde vallen zonder uw Vader.” Een grote God in kleine dingen. Ik ben er zeker van dat het u een hoop ergernis zal besparen als u dit maar zult onthouden. Wij raken vaak door een kleinigheid in een slecht humeur, terwijl een grote verzoeking ons niet beroert. Wij zijn boos omdat we onszelf gebrand hebben aan een beetje water of omdat we een knoop hebben verloren en toch kan de grootste ramp ons nauwelijks storen. U glimlacht omdat het waar is. Job zelf, die zei: ”De Heere heeft gegeven en de Heere heeft genomen: de Naam des Heeren zij geloofd”, had misschien boos kunnen worden om een scherpe rand aan zijn potscherf. Zorg ervoor dat u God in kleine dingen ziet, opdat uw geest altijd kalm en bedaard zal zijn en opdat u niet zo dwaas zult zijn om toe te laten dat een kleinigheid een heilige zal overwinnen.
Ons leven is volkomen afhankelijk van God. Al reizende ziet men soms vreemde dingen, beelden die nooit meer uit het geheugen gewist kunnen worden. Enige jaren geleden zag ik net onder een kolossale rotspartij een reusachtige massa afgebrokkelde stenen, en aarde die in wilde verwarring omgewoeld en tot enorme heuvels was opgehoopt. Mijn koetsier zei tegen me: ”Dat is het graf van een dorp.” Enkele jaren geleden leefden er blijde en gelukkige mensen op die plek. Ze deden hun dagelijks werk, ze aten en dronken zoals mensen dat tot op vandaag doen. Op een keer zagen ze een grote scheur in de berg die boven hen oprees; ze hoorden verontrustende geluiden; maar ze hadden dergelijke geluiden eerder gehoord en de oude mannen zeiden dat er misschien wel iets naar beneden kwam. maar dat ze het niet wisten. Plotseling echter, zonder nadere aankondiging, was de hele zijde van de heuvel in beweging en eer de dorpsbewoners hun hutten konden ontvluchten was het hele dorp bedolven onder de vallende rotsblokken.
En daar ligt het nu; en noch mensenbeenderen, noch woningen van mensen zijn ooit in de ruïne ontdekt; alles was zó grondig verpletterd en bedolven dat zelfs door het ijverigste onderzoek niets ontdekt kon worden. Er zijn veel dorpen die tegenwoordig in eenzelfde positie verkeren. Ik kwam eens langs een ander plekje waar ook een glooiende berg was die naar een dal helde. Een dorp dat aan de voet was gebouwd was geheel bedekt en een meertje geheel gedempt door een enorme verschuiving vanaf de top van de heuvel. Toch staan er weer nieuwe huizen en wagen mensen het om te leven tussen de graven van hun voorvaderen. Wij zijn geneigd te zeggen: ’’Deze mensen behoren wel elke morgen omhoog te kijken en te zeggen: ’’O Heere, spaar dit dorp”!” Terwijl ze daar staan waar ze in een ogenblik verpletterd zouden kunnen worden en waar de minste beweging van de aarde de heuvel op hen zou doen neerstorten, zouden ze hun harten moeten verheffen tot de Beschermer en zeggen: ’’O Gij bewaarder Israels, behoed ons dag en nacht.”
Ach, maar u en ik verkeren in dezelfde positie. Hoewel er geen overhangende rotsen boven onze huizen hangen en geen berg onze stad dreigt te bespringen zijn er toch honderden poorten naar de dood. Ook door toedoen van andere dingen worden stervelingen naar hun graf gedreven. U zit vandaag net zo dicht bij de kaken van de dood als die mensen die in dat dorp wonen. O dat u het merken mocht! Als uw ademhaling éénmaal verhinderd wordt bent u dood. Misschien is uw leven in één ogenblik wel duizendmaal in gevaar. Zo vaak uw bloed heen en terug stroomt en zo vaak uw longen ademhalen, zo vaak is uw leven in zulk een gevaar dat uw God het maar hoeft te willen en u valt dood in uw stoel en wordt als een bleek en levenloos lijk naar buiten gedragen.
Er zijn gedeelten van bergpassen in de Alpen die zo gevaarlijk zijn voor de reiziger dat wanneer u er in de winter over gaat, de muilezeldrijvers de belletjes van hun dieren bedekken opdat niet het minste geluid een lawine van sneeuw zou veroorzaken die u in de bodemloze afgrond beneden zou storten. Men zou denken dat dan de reiziger zich wel in Gods hand moest voelen. Maar u verkeert nu in dezelfde positie, hoewel u het niet ziet. Open de ogen van uw geest en u zult de lawine zien die u vandaag boven het hoofd hangt en de rots die op dit ogenblik trilt om te gaan vallen. Laat uw ziel de verborgen bliksemen die God in Zijn hand houdt aanschouwen en u zult spoedig zien dat het voor u moeilijker is om met uw vinger een mug te verpletteren dan het voor God is om uw leven op dit moment of wanneer het Hem ook behaagt weg te nemen.
Zoals het met ons leven is, zo is het met de geriefelijkheden van het leven. Wat zou het leven zijn zonder zijn gemakken? Meer nog, wat zou het zijn zonder de noodzakelijke levensbehoeften? En toch, wat zijn we absoluut afhankelijk van God voor het brood dat het brood des levens is! Nooit heb ik meer onze afhankelijkheid van God beseft dan toen ik aan de voet van de Splugenpas in de Alpen stond; ik zag dat in de verte de hele weg zwart was, alsof het bedekt was met hopen zwarte aarde. Toen we dichterbij kwamen ontdekten we dat het een massa sprinkhanen in volle gang was, het waren er honderdduizenden. Toen we nog dichter naderden splitsten ze zich zo ordelijk op alsof ze een leger waren en maakten ruimte voor de koets. Zodra die gepasseerd was sloten de gelederen zich weer en trokken ze verder in hun verslindende mars. We gingen verscheidene kilometers voort en er was niets te zien dan deze dieren, die hier en daar letterlijk de grond in dikke lagen bedekten als een zware sneeuwbui. Toen drongen de woorden van de profeet tot me door: ”Het land is vóór hetzelve als een lusthof, maar achter hetzelve een woeste wildernis.”
Ze hadden elk groen grassprietje opgegeten. Daar stond de maïs met alleen nog de droge stengels, maar ieder groen deeltje was verdwenen. Voor de sprinkhanen uit zag je de druiven beginnen te rijpen en de korenvelden snellen tot volkomenheid. Daar stond de arme landman in zijn deur; de tarwe die hij geplant had en de wijnstokken die hij verzorgd had worden voor zijn eigen ogen opgevreten en verslonden. De weilanden leefden letterlijk van deze vurige diertjes. Toen ze het veld opkwamen was er een groene weide voor de koeien van de arme boeren, laat ze er een uur blijven en je kunt handenvol stof oprapen. En verder blijft er niets over. ”0 het is triest voor deze arme mensen!” zei mijn gids, ’’over een maand zullen deze diertjes zo groot en zo lang als mijn vinger zijn en dan zullen ze de bomen kaalvreten, de moerbeibomen waarmee de arme mensen hun zijdewormen voeren die hen van wat geld voorzien; ze zullen al het groen verslinden totdat er niets dan kale droge stammen zijn overgebleven.”
In legers ontelbaar als het zand der zee en meedogenloos; ze zijn zeer wel beschreven door de profeet Joel als een groot heir van God. Och, dacht ik bij mezelf, als God zo dit dal kan schoonvegen en het tot een woestenij kan maken met deze schepseltjes, wat een weldaad is het dan dat Hij een vriendelijk en genadig God is, want Hij zou hen ook kunnen loslaten op alle mensen op aarde en dan zou niets anders ons aangrijnzen dan hongersnood, wanhoop en dood! Wij zijn niet alleen voor onze welstand afhankelijk van God, maar ook voor het vermogen om van die welstand te genieten. Dit is een kwaad dat wij onder de zon gezien hebben: een man die voorspoed, rijkdom en overvloed had, maar die er niet van kon genieten. Ik heb iemand gezien die honger had, maar geen brood om te eten; maar ik heb nog iets droevigers gezien: een man met het meest weelderige voedsel die de smaak ontzegd was en voor wie iedere mondvol iets afschuwelijks was.
De Heere hoeft in Zijn gericht maar iemand van ons met zenuwachtigheid te slaan – die zenuwachtigheid waarde sterken om lachen maar die de zwakken doet rillen – en alles zal donker voor u worden. Hij hoeft maar een gedeelte van uw lichaam aan te roeren en u ziet de zon niet meer schitteren; de velden zullen voor u hun groenheid kwijtraken; de meest blijde gebeurtenis zal alleen maar een bron van grotere somberheid zijn; u zult alles met een donkere bril bekijken en niets dan duisternis en wanhoop zien. Hij hoeft u maar met een ziekte te treffen en iedere beweging zal een ellende zijn. Zelfs het liggen op bed zal een herhaling van kwellingen zijn en u draait zich van de ene zijde op de andere. Nog erger, de Heere hoeft maar Zijn vinger op uw hersenen te leggen en u wordt een raaskallende krankzinnige of, wat beter lijkt, maar wel meer verachtelijk, een wauwelende idioot.
O, hoe weinig hoeft Hij dan te doen om alles wat u hebt omver te werpen, om dat machtige kasteel van uw vreugden neer te halen en de ramen van uw hoop te verduisteren! U bent wat uw leven, uw behoeften en uw welstand betreft even absoluut van God afhankelijk als de klei van de pottenbakker. Uw verzet is slechts het kronkelen van een worm. U kunt murmureren, maar uw gemopper zal Hem niet beïnvloeden. U kunt uw vrienden vragen samen met u een verbond te sluiten tegen de Almachtige God, maar Zijn doel staat vast en u zult zich moeten onderwerpen.