De HEERE zal de zegen gebieden, dat die met u zij in uw schuren en in alles, waaraan gij uw hand slaat. Deut. 28:8
Als wij de HEERE, onze God, gehoorzamen, zal Hij zegenen wat Hij ons geeft. Rijkdom is geen vloek, wanneer hij door de HEERE wordt gezegend. Wanneer mensen meer bezitten dan zij nodig hebben voor hun onmiddellijke behoefte, en het beginnen te bewaren in pakhuizen, dan volgt op die ophoping gemakkelijk de vermolming van de gierigheid, of het bederf van de hardvochtigheid. Beleid regelt het sparen, mildheid bepaalt het uitgeven, dankbaarheid houdt de toewijding in stand, en lofprijzing veraangenaamt het genot. Het is een grote weldaad, de zegen van God te hebben in zijn ijzeren brandkast en op zijn bankrekening. Welk een gunst wordt ons bereid in de laatste zin! “De HEERE zal u zegenen in alles, waaraan gij uw hand slaat”. Wij zouden onze hand niet slaan aan iets, waarover wij niet de zegen van God durven vragen, noch zouden wij het ter hand nemen zonder gebed en geloof. Maar wat een voorrecht, te kunnen uitzien naar de hulp van de HEERE bij elke onderneming! Sommigen spreken van een fortuinlijk mens: de zegen van de HEERE is beter dan fortuin. De begunstiging van de aanzienlijke is niets bij de gunst van God. Zelfvertrouwen is goed en best, maar de zegen van de HEERE is oneindig meer dan alle vrucht van bekwaamheid, aanleg en beleid.