Een preek uitgesproken op zondagochtend, 13 april 1873, door C.H. Spurgeon, in de Metropolitan Tabernacle, Newington. Metropolitan Tabernacle Pulpit preek nr. 1106
En toen zij zeer bevreesd werden en het gezicht naar de grond bogen, zeiden die tegen hen: Waarom zoekt u de Levende bij de doden? Hij is hier niet, maar Hij is opgewekt. Herinner u hoe Hij tot u gesproken heeft, toen Hij nog in Galilea was. Lukas 24:5 ,6
Op de eerste dag van de week wordt de opstanding van Christus gevierd. In navolging van de apostelen hebben we van de eerste dag van de week onze rustdag gemaakt. Geeft ons dit niet te kennen dat de rust van onze ziel in de opstanding van Christus wordt gevonden? Is het niet waar dat het allerbeste middel om ons gemoed vrede te geven een duidelijk verstaan van de opstanding van onze Heere is, door de kracht van de Heilige Geest? Deelhebben aan de opstanding van Christus betekent genieten van de sabbatsrust die er overblijft voor het volk van God (Hebr. 4:9). Wij die in de opgestane Heere geloofd hebben, gaan die rust binnen, net zoals Hijzelf nu rust aan de rechterhand van de Vader.
Wij rusten in Hem omdat Zijn werk voltooid is. Zijn opstanding is het onderpand dat Hij alles voltooid heeft wat voor de verlossing van Zijn volk nodig is en ook dat wij in Hem volmaakt geworden zijn. Ik hoop dat deze morgen door de kracht van de Heilige Geest enkele rustgevende gedachten in het gemoed van de gelovigen gezaaid zullen worden, terwijl we een pelgrimstocht maken naar het nieuwe graf van Jozef van Arimathea en we de plaats zien waar de Heere lag.
1. Allereerst wil ik deze morgen tot u spreken over enkele leerzame herinneringen die zich opstapelen bij de plaats waar Jezus sliep, ‘bij de rijke in Zijn dood’ (Jes. 53:9). Hoewel Hij daar nu niet meer is, is het zeker dat Hij daar eens wel was, want Hij is gekruisigd, gestorven en begraven. Hij was net zo dood als de doden van nu. Hij kon geen ontbinding zien (Ps. 16:10) of langer door de banden van de dood worden vastgehouden dan vooraf was bepaald.
Toch is het heel zeker dat Hij daadwerkelijk en feitelijk gestorven was. In Zijn ogen was geen licht meer achtergebleven en in Zijn hart geen leven. Uit Zijn met doornen omkranste voorhoofd waren de gedachten geweken evenals de spraak uit Zijn gulden mond. Hij was niet alleen maar schijndood, maar echt overleden. De stoot van de speer liet dat onweerlegbaar zien. Daarom legden ze Hem in het graf: als een dode, als een gepaste gebruiker van het stille graf. Nu is Hij daar niet meer omdat Hij is opgestaan. Niettemin past het ons om te zoeken naar herinneringen aan Zijn verblijf daar. We zullen niet om ‘het heilig graf’ wedijveren met bijgelovige aanhangers van een stroming, maar we zullen in de geest de kostbare relikwieën van de opgestane Verlosser verzamelen.
Allereerst heeft Hij in het graf de specerijen achtergelaten. Toen Hij opstond, wierp Hij de kostbare aroma’s waarin Zijn lichaam gewikkeld was niet weg, maar Hij liet ze daar. Jozef bracht een mengsel van mirre en aloë van ongeveer honderd pond mee en de geur bleef achter. Onze Heere Jezus heeft het graf in de meest liefelijke geestelijke betekenis van Zijn geur doortrokken. Het graf ruikt niet langer naar ontbinding en naar stinkend verval, maar we kunnen met de dichter van het heiligdom zingen:
‘Waarom zouden we beven
om dit lichaam aan het graf over te geven ?
Het geliefde lichaam van Jezus lag erin
en liet een welriekende geur achter.’
Dat eenvoudige bed in de aarde is nu geparfumeerd met kostbare specerijen en bedekt met lieflijke bloemen. De trouwste Vriend Die we hebben, heeft immers eens Zijn heilige hoofd op het kussen ervan neergelegd. We zullen niet vol afschuw terugschrikken voor de kamers van de dood, want de Heere Zelf heeft ze veranderd. Waar Hij gaat, verdwijnt de angst. De Meester liet ook Zijn grafkleding achter. Hij kwam niet met een lijkwade omwikkeld het graf uit. De kleren waarin Hij begraven en in het graf gelegd was, droeg Hij niet als kleding van het leven. Nee, toen Petrus het graf inging, zag hij dat de grafkleding zorgvuldig opgevouwen apart lag.
Wat vindt u van de gedachte dat Hij ze achtergelaten heeft als het behang van de koninklijke slaapkamer, waarin Zijn heiligen in slaap vallen? Kijk eens hoe Hij ons laatste bed van gordijnen voorzien heeft? Onze slaapzaal is niet langer doods en treurig als een gevangeniscel, maar rondom behangen met helder wit linnen en met een sierlijk tapijt, passend voor de rustplaats van vorsten van koninklijken bloede. In vrede zullen we naar onze laatste slaapkamer gaan, omdat Christus die voor ons versierd heeft. Of om de beeldspraak te veranderen: ik kan ook zeggen dat onze Heere die grafkleding voor ons achtergelaten heeft als waarborg van Zijn gemeenschap met ons in onze lage staat.
Ook herinneren ze ons eraan dat Hij de doodskleding aan de kant geworpen heeft en dat wij dat eveneens zullen doen. Hij is van Zijn ligplaats opgestaan en liet de kleding waarin Hij sliep achter als teken dat er voor ons ook andere kleding klaarligt als wij ontwaken. En laat me het beeld nog eens veranderen. In kathedralen en andere nationale gebouwen hebben we oude, aan flarden gescheurde vlaggen zien hangen als herinnering aan verslagen vijanden en behaalde overwinningen. Zo zijn in de crypte waarin Jezus de dood overwon de kleren waarin Hij begraven werd, opgehangen als de trofeeën van Zijn overwinning op de dood.
Ze verzekeren ons dat heel Zijn volk meer dan overwinnaar is door Hem Die hen heeft liefgehad (Rom. 8:37). ‘Dood, waar is uw prikkel? Graf, waar is uw overwinning?’ (1 Kor. 15:55) Daarbij liet onze Heere nog de zweetdoek achter die om Zijn hoofd was, zorgvuldig opgevouwen en apart gelegd. Daar ligt die zweetdoek nu. De Heere had hem niet meer nodig toen Hij weer levend verscheen. U die rouwt, kunt hem als zakdoek gebruiken om uw ogen mee te drogen. Weduwen, vaderloze kinderen, rouwende broeders, huilende zusters en u, Rachels, die niet getroost willen worden omdat uw kinderen hier niet zijn: hier, neem dit wat om het gezicht van uw Zaligmaker gewonden was en droog daarmee voorgoed uw tranen af.
De Heere is werkelijk opgewekt en daarom, ‘zo zegt de HEERE: Bedwing uw stem van geween, en uw ogen van tranen. Zij zullen uit het land van de vijand terugkomen.’ (Jer. 31:16) ‘Uw doden zullen leven.’Jes. (26:19). U die rouw draagt, bedenk: ze zullen samen met het dode lichaam van de Heere opstaan. Daarom moet u niet bedroefd zijn zoals de anderen die geen hoop hebben. Want als u gelooft dat Jezus gestorven en weer opgestaan is, zal God ook op dezelfde wijze hen die in Jezus ontslapen zijn, terugbrengen met Hem (1 Thess. 4:13).
Wat heeft de opgestane Zaligmaker nog meer achter Zich gelaten? Ons geloof heeft geleerd om lieflijke herinneringen te verzamelen van het rustbed waarop onze Heere Zijn stille slaap hield. Wel geliefden, Hij liet engelen achter en maakte het graf zo tot:
‘Een kluis waar engelen plegen
in en uit te gaan met hemels nieuws.’
Voordien waren er geen engelen in het graf, maar bij Zijn opstanding daalden zij neer. Eén rolde de steen weg en anderen zaten op de plaats waar het lichaam van Jezus gelegen had. Zij waren de persoonlijke bedienden en de bewakers van de Grote Vorst. Daarom dienden ze Hem toen Hij opstond. Ze bewaakten de toegang en gaven antwoord op de navraag van Zijn vrienden. Engelen zijn vol leven en kracht, maar zij aarzelden niet om zich in het graf te verzamelen en de opstanding op te luisteren, net zoals bloemen de lente opsieren. Ik lees nergens dat onze Meester de engelen ooit weggeroepen heeft bij de graven van Zijn heiligen.
Als gelovigen nu sterven terwijl ze zo arm zijn als Lazarus en even ziek en veracht als hij, zullen engelen hun ziel naar de schoot van hun Heere dragen. Ook over hun lichamen zullen beschermengelen waken, net zo zeker als Michael de wacht hield over het lichaam van Mozes en er met de vijand over redetwistte. Engelen zijn zowel de dienaars van de levende heiligen als de bewakers van hun stoffelijk overschot. Wat liet onze innig Geliefde nog meer achter? Hij liet een open doorgang uit het graf achter, want de steen is weggerold. Dat huis van de dood is zonder deur. Als de Meester niet spoedig terugkomt, zullen we op onze beurt afdalen in de gevangenis van de dood.
Wat zei ik? Ik noemde het een ‘gevangenis’, maar hoe kan het een gevangenis zijn, als hij geen grendels of tralies heeft? Hoe kan het een gevangenis zijn, als hij niet eens een deur heeft waarachter zijn bewoners opgesloten kunnen worden? Onze Simson heeft de posten opgetild en de poorten van het graf met tralies en al weggedragen. De sleutel is de dood afhandig gemaakt en wordt door de Vorst van het Leven vastgehouden. Het verbroken zegel en de wachters die als doden werden, dat zijn tekens dat de kerkers van de dood hun gevangenen niet meer kunnen vasthouden.
Zoals Petrus ontdekte dat zijn ketenen van hem af vielen en dat de ijzeren poorten uit zichzelf voor hem opengingen toen hij door een engel bezocht werd, zo zullen alle heiligen op de morgen van de opstanding ontdekken dat ze een gemakkelijke uitweg vinden. Ze zullen voor een tijd slapen, elk op zijn eigen rustplaats. Maar zij zullen gemakkelijk kunnen opstaan, want de steen is weggerold. Een machtige engel rolde de steen weg, want hij was zeer groot. Toen hij dat gedaan had, zat hij op de steen. (Matt. 28:2) Zijn gewaad was wit als sneeuw en zijn gezicht als de bliksem. Toen hij op de steen zat, leek hij tegen de dood en de hel te zeggen: ‘Rol hem maar terug, als je kunt.’
‘Wie zal zijn gevangenis weer opbouwen voor de tiran?
De scepter die uit zijn hand viel, ligt gebroken.
Zijn heerschappij is ten einde: de Heere is opgestaan.
De hulpelozen zullen spoedig bevrijd zijn van hun banden.’
Ik waag het om nog iets anders te noemen dat mijn Heere in Zijn verlaten graf achterliet. Enkele maanden geleden bezocht ik verschillende van de grote catacomben die je buiten de poorten van Rome aantreft. Je komt een groot vierkant gebouw binnen dat verzonken ligt in de aarde. Je gaat vele traptreden af. Bij het afdalen kun je aan de vier wanden van de grote kamer ontelbaar veel kleine vakjes zien, waarin zich de as van tienduizenden overleden mensen bevindt. Gewoonlijk zit er een lamp aan de voorkant van elke afdeling die voor de ontvangst van die as gereedgemaakt is. Ik heb honderden, zo niet duizenden van deze lampen gezien.
Ze zijn echter geen van alle aangestoken en in feite lijkt het erop dat ze nooit licht gedragen hebben. Zij verspreiden geen enkele lichtstraal in de duisternis van de dood. Echter, nu onze Heere het graf is ingegaan en Hij dit met Zijn aanwezigheid verlicht heeft, is de lamp van Zijn liefde onze gids door het schemerdonker. Door het Evangelie heeft Jezus het leven en de onsterfelijkheid aan het licht gebracht. Nu is er licht in de duiventillen waarin de christenen zich nestelen. Ja, op elke begraafplaats is er een licht dat brandt door alle aardse nachtwaken heen, totdat de dag doorbreekt, de schaduwen wegvluchten en de morgen van de opstanding zal dagen. Zo zien we dus dat het lege graf van de Zaligmaker ons achterlaat met vele lieflijke overdenkingen, die wij tot onze lering als een schat willen bewaren.
2. Onze tekst spreekt uitdrukkelijk van een zoektocht die tevergeefs is. ‘Waarom zoekt u de Levende bij de doden? Hij is hier niet, maar Hij is opgewekt.’
Er zijn plekken waarvan zij die Jezus zoeken, niet hoeven te verwachten om Hem daar aan te treffen, hoe vlijtig hun zoektocht ook moge zijn en hoe oprecht hun verlangen ook. U kunt een mens niet vinden op de plaats waar hij niet is en er zijn sommige plekken waar men Christus nooit zal ontdekken. Op dit ogenblik zie ik dat er velen zijn die Christus zoeken bij de gedenktekenen van de rituelen en ceremoniën, of bij wat Paulus ‘de zwakke en arme grondbeginselen’ noemt, want ze ‘houden zich aan dagen, maanden, tijden en jaren’ (Gal. 4:9,10). Sinds onze Heere opstond, zijn het judaïsme en elke andere vorm van symbolische ceremoniën niets beters dan graven geworden. De voorafschaduwingen waren Gods eigen instelling, maar toen het wezen gekomen was, werden de voorafschaduwingen lege graven en niets meer dan dat.
Sindsdien hebben de mensen andere symbolen uitgevonden, die niet eens de goedkeuring van het goddelijk gezag hebben en niets meer zijn dan de graven van dode mensen. Op dit moment is de wereld stapeldol achter haar afgoden aangegaan, misleid en bedrogen door hen die een ijver tot God hebben, maar niet met het juiste inzicht. Zeker was er nooit eerder een periode waarin de mensen zoveel ceremoniën om zich heen hadden opgestapeld als vandaag de dag, zelfs niet in de dagen waarin Rome de grootste invloed had. Ze hebben van het christendom een groter slavenjuk gemaakt dan zelfs het judaïsme was.
Maar elke oprechte ziel die ontwaakt is, zal tevergeefs hopen om Jezus bij deze zinloze verrichtingen te vinden. U kunt van de ene heilige dag in de andere struikelen, van de ene heilige plaats naar de andere, van de ene hocus pocus naar de andere, maar de Zaligmaker zult u in niets van dat alles aantreffen. Want Hij heeft Zelf gezegd: ‘Maar de tijd komt en is nu, dat de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid, want de Vader zoekt wie Hem zo aanbidden.’ (Joh. 4: 23). Jezus heeft de sluier opengescheurd en de ceremoniële eredienst afgeschaft. Toch willen mensen die weer laten herleven. Zo bouwen ze de graven die de Heere heeft afgebroken, weer op. Vandaag herhaalt Hij voor onze oren deze waarschuwing: ‘U moet, omwille van uw leven, zeer op uw hoede zijn – u hebt immers geen enkele gestalte gezien op de dag dat de HEERE bij de Horeb tot u sprak vanuit het midden van het vuur – dat u niet verderfelijk handelt en voor u een beeld maakt, de afbeelding van enig afgodsbeeld, de vorm van een man of vrouw’ (Deut. 4: 15,16).
Toch gaan er onder ons bepaalde mensen rond die de altaren die onze godvrezende voorouders afgebroken hebben, weer willen oprichten. Het werk van de hervormers en van de protestanten moet opnieuw worden gedaan. Moge God ons een Knox of een Luther met een machtige hamer zenden die de afgoden in stukken zal breken die de priesters van Baal aan het oprichten zijn. Ze zoeken de Levende onder de doden. Jezus is niet in hun mis en in hun processies. Hij is ver boven zo’n vleselijke eredienst verheven. Was Hij een dode Christus, dan zou zo’n eredienst mogelijk een geschikte vertoning bij Zijn graf zijn. Voor Iemand Die voor altijd leeft, moet het een belediging zijn om zulk materialistisch dienstbetoon aangeboden te krijgen.
Helaas, er zijn vele anderen die Christus als hun Zaligmaker zoeken bij de graven van de morele hervorming. Onze Heere vergeleek de Farizeeërs met witgepleisterde graven. Hun innerlijk was vol van de botten van dode mensen, maar vanbuiten waren ze fraai uitgedost.
Ach, op wat voor een manier proberen mensen zich toch schoon te wassen als ze zich niet gerust voelen over hun ziel! Enkele grove zonden geven ze op, maar niet in hun hart, alleen in schijn. Een bepaalde deugd leren ze zichzelf aan, niet binnen in de ziel, maar alleen in de uiterlijke daad. Zo hopen ze dan zalig te worden, hoewel ze nog steeds vijanden van God zijn, liefhebbers van de zonde en gretige zoekers naar het loon van de ongerechtigheid. Ze hopen dat de Allerhoogste tevreden is als de buitenkant van de kop en schotel schoon zijn en dat Hij niet zo streng zal zijn om naar binnen te kijken en hun hart op de proef te stellen.
Mensen, waarom zoekt u de Levende toch onder de doden? Door hun morele verbeteringen hebben velen naar vrede voor hun geweten gezocht. Toen de Heilige Geest hen echter werkelijk van zonde overtuigde, ontdekten ze al snel dat zij een levende Christus te midden van de graven zochten. Hij is hier niet, Hij is opgewekt. Als Christus dood was, zouden we best tegen u kunnen zeggen: ‘Ga heen en doe uw best om uw eigen zaligmaker te zijn’, maar nu Christus leeft, wil Hij geen hulp van u. Van top tot teen zal Hij u redden – of helemaal niet. Hij wil de Alpha en Omega voor u zijn. Als u uw hand op Zijn werk legt en op de een of andere manier denkt dat u Hem kunt helpen, dan hebt u Zijn heilige Naam onteerd en wil Hij niets met u te maken hebben. Zoek de levende verlossing niet onder het graf van een uiterlijke vormelijkheid.
Er zijn er maar al te veel die worstelen om de levende Christus te vinden tussen de graven die zo dicht opeengepakt liggen aan de voet van de Sinaï. Ze zoeken het leven bij de Wet, wiens dienst echter de dood is. Mensen denken dat ze zalig zullen worden door Gods bevelen te houden. Ze doen hun best, ze verbeelden zich dat hun ernstige pogingen aanvaard zullen worden en dat ze zo zichzelf kunnen redden. Dit idee van eigengerechtigheid is diametraal tegengesteld aan de gehele geest van de Evangelie. Het Evangelie is niet voor u die zichzelf kunt redden, maar voor hen die verloren zijn. Als u denkt dat u uzelf kunt redden, ga dat dan maar doen. Bespot de Zaligmaker echter niet met uw huichelachtige gebeden. Ga maar, strompel rond tussen de graven van het oude Israël en verga zoals zij in de woestijn vergingen.
Mozes en de Wet kunnen u immers nooit in de rust leiden. Het Evangelie is voor zondaren die de Wet zelf niet kunnen houden, die hem gebroken hebben en zich de straf ervan op de hals hebben gehaald. Het is voor hen die weten dat ze dat gedaan hebben en die dat belijden. Voor zulke mensen is de levende Zaligmaker gekomen, opdat Hij hun overtredingen uit zou wissen. Zoek de zaligheid niet bij de werken van de wet, want door de werken van de wet zal geen vlees gerechtvaardigd worden (Gal. 2:16). Door de wet is de kennis van de zonde (Rom. 3:20) en meer niet, maar rechtvaardigheid, vrede, leven en zaligheid komen er door het geloof in de levende Deere Jezus Christus en op geen enkele andere manier. ‘Geloof in de Heere Jezus Christus en u zult zalig worden’ (Hand. 16:31). Maar als u doorgaat met het oprichten van uw eigen gerechtigheid, zult u zeker vergaan, omdat u de gerechtigheid van Christus geweigerd hebt.
Er zijn nog anderen die de levende Jezus bij de graven zoeken. Zij zoeken iets goeds in de menselijke natuur, in hun eigen natuurlijke hart en gezindheid. Ik zie u op dit moment zitten, want ik ken u al een lange tijd en dit is altijd al uw dwaasheid geweest. U gaat het knekelhuis van uw eigen natuur in en zegt: ‘Is Jezus hier?’ Geliefden, u bent bedroefd en terneergeslagen. Dat verbaast me niets. Kijk eens naar die dorre beenderen en verbleekte skeletten. Zie die hoop verrotting eens, die massa van bedorvenheid, dat lichaam van de dood – kunt u dat verdragen? U zegt: ‘Ik ben inderdaad een ellendig mens, maar ik wil zo graag iets goeds in mijn vlees vinden!’ Geliefden, u zucht tevergeefs. U kunt even goed de hele hel doorzoeken om te zien of u daar de hemel vinden kunt, als dat u troost kunt zoeken in uw eigen vleselijke natuur.
Aanschouw vandaag dat God die oude natuur weggedaan en aan de dood overgegeven heeft. Onder de oude wet deed de besnijdenis de verdorvenheid van het vlees weg. Det leek alsof het vlees misschien verbeterd zou kunnen worden als deze verdorvenheid weg was. Maar nu, onder het nieuwe verbond, hebben we een veel dieper symbool, want er staat: ‘Of weet u niet dat wij allen die in Christus Jezus gedoopt zijn, in Zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat evenals Christus uit de doden is opgewekt tot de heerlijkheid van de Vader, zo ook wij in een nieuw leven zouden wandelen’ (Rom. 6:3,4). De oude mens is begraven als een dood ding waaruit niets goeds kan voortkomen. ‘Dit weten wij toch, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam van de zonde tenietgedaan zou worden en wij niet meer als slaaf de zonde zouden dienen’ (Rom. 6:6).
God streeft er niet naar om het oude vleselijke gemoed te vernieuwen, maar om ons tot nieuwe schepselen in Christus Jezus te maken. Iemand die voortdurend naar zijn eigen innerlijk kijkt om daarin troost te vinden kan even goed grote blokken ijs opstapelen met de bedoeling een stad te laten afbranden. Als u uw lichaam, uw gevoelens, uw gedachten of verbeelding doorzoekt om troost te vinden, kunt u nog eerder verwachten om kostbare diamanten in het straatveegsel te vinden. ‘Hij is hier niet’, zegt heel onze oude natuur. Hij is hier niet, Hij is opgewekt. Wilt u getroost worden, dan moet u alleen opzien naar Hem zoals Hij hoog verheven is boven de hemelen.
Opnieuw zeggen we: toch hebben er maar al te veel geprobeerd om Christus te midden van de schemerige catacomben van de wereldse filosofie te vinden. Ze houden er bijvoorbeeld van om op zondag een preek vol diepzinnige gedachten te krijgen. Gedachten in de moderne zin, opgevat als gedachten die voorbij het eenvoudige onderwijs van de Bijbel gaan, als ze er al niet haaks op staan. Als een man zijn gemeente vertelt wat hij in de Schrift vindt, wordt er over hem gezegd dat hij platgetreden paden betreedt. Maar als een man zijn gemeente met zijn eigen dromen vermaakt, wordt hij ‘een man die nadenkt genoemd,’ ‘een zeer intellectuele prediker’, hoezeer zijn dromen ook mogen strijden met Gods gedachten. Er zijn er die boven alles houden van het onsamenhangend gepraat van dagdromers en de grofheden van twijfelaars.
Als ze maar kunnen horen wat een ongelovige hoogleraar tegen de leer van de inspiratie heeft ingebracht of als ze maar verwend kunnen worden met de laatste nieuwe blasfemie, denken sommige luisteraars dat ze vorderingen maken in die hogere cultuur, waarover tegenwoordig zo gesnoefd wordt. Maar geloof me, die door vleermuizen behekste grotten van de valse filosofie en van de zogenaamde wetenschap zijn steeds weer opnieuw doorzocht en daarin verblijft de verlossing niet. In Paulus’ dagen waren er de gnostici die al de kronkelwegen van lege geleerdheid volgden, maar ze ontdekten slechts ‘een ander Evangelie, terwijl er geen ander is’ (Gal. 1:6,7). Door de wijsheid heeft de wereld God niet gekend.
Nu we tussen de dorre catacomben van de filosofie hebben rondgedoold, komen we terug om de frisse lucht van het Woord van God in te ademen. Naar adem snakkend zeggen we over het doolhof van de wetenschap: ‘Hij is hier niet.’ De rede heeft Hem in haar diepste graafwerk niet gevonden, de speculatie niet in haar hoogste vlucht, hoewel Hij inderdaad niet ver is van een ieder van ons (Hand. 17:27). Athene heeft haar onbekende God, maar in het eenvoudige Evangelie wordt God gekend in de persoon van Jezus. Socrates en Plato houden hun kandelaar omhoog, maar Jezus is de ziel. Onze moderne mensen redeneren spitsvondig en debatteren.
Niettemin is de levende Christus onder ons en bekeert Hij zondaren, verheugt Hij heiligen en verheerlijkt Hij God. Als de Heere een groot discussievraagstuk was, zou de filosofie ons kunnen helpen. Hij is echter een levende kracht en daarom is een greintje geloof in Hem beter dan bergen filosofie. Wat hebt u die het zielenleven en de levendmakende Geest niet kent, met de opgestane Heere te maken? Als u scheidsrechter wordt over de waarheid met betrekking tot Jezus onze Heere, zou de verdorven wereld net zo goed de rechter van de cherubijnen kunnen worden. Wat zou ik graag willen dat u die de verlossing in een van al die richtingen gezocht hebt, die hopeloze taak zou opgeven en zou begrijpen dat Christus nabij u is.
Als u met uw hart in Hem gelooft en Hem met de mond belijdt, zult u zalig worden. (Rom. 10:19) ‘Wend u tot Mij, word behouden, alle einden der aarde, want Ik ben God en niemand anders’ (Jes. 45:22). Dat roept Hij u toe. ‘Zo is dan het geloof uit het gehoor en het gehoor door het Woord van God’ (Rom. 10:17). ‘Geloof in de Heere Jezus Christus en u zult zalig worden’ (Hand. 16:31). Jezus leeft nog steeds en is in staat volkomen zalig te maken. Alles wat u doen moet, is eenvoudigweg uw blik met geloof naar Hem te wenden. Door dat geloof wordt Hij de uwe en u bent gered. Maar zoek de Levende toch niet onder de doden, want Hij is opgewekt.
3. Wij zullen onze denktrant opnieuw veranderen en als derde de ongeschikte verblijfplaatsen De engelen zeiden tegen de vrouwen: ‘Hij is hier niet, Hij is opgewekt.’ Dat wil zoveel zeggen als: omdat Hij opgewekt is, verblijft Hij hier niet meer.
De levende Christus kon in het graf gaan zitten. Hij kon van het graf Zijn rustplaats maken, maar dat zou niet passend zijn geweest. Zo leert Hij ons vandaag dat christenen niet in plaatsen moeten verblijven die niet bij hen passen. U bent in Christus opgestaan, u hoort niet in het graf te verblijven. Ik zal nu spreken tegen degenen die feitelijk in het graf leven, hoewel zij uit de doden opgestaan zijn. Sommigen van hen zijn prima mensen, maar hun temperament en wellicht hun verkeerde plichtsbesef brengen hen ertoe om altijd maar somber en moedeloos te zijn. Zij hopen dat ze in Christus geloofd hebben, maar dat weten ze niet zeker.
Zij vertrouwen erop dat ze gered zijn, maar ze willen niet zo aanmatigend zijn om dat te zeggen. Ze durven niet gelukkig te zijn in de overtuiging dat ze in de Geliefde aangenomen zijn. Zij houden van de treurige snaren van de harp, zij rouwen om een afwezige God. Zij hopen dat de goddelijke beloften vervuld zullen worden. Zij vertrouwen erop dat ze misschien een dezer dagen in het licht tevoorschijn mogen komen en een klein beetje van de stralende liefde van de Heere mogen zien. Maar nu staan ze op het punt om op te geven. Ze verblijven in de vallei van de schaduw van de dood en hun ziel is zwaar beladen.
Lieve vriend, denkt u dat dit een gepaste gemoedstoestand is voor een christen? Ik ontken geen moment dat u een christen bent, want ik twijfel daar half zo veel niet aan als u. Ik heb een betere mening over u dan u over zichzelf hebt. De meest bevende gelovige in Jezus wordt zalig. Uw kleine geloof zal u zalig maken. Maar denkt u nu echt dat het Christus’ bedoeling was dat u blijft waar u bent, zittend op de grond van het koude en stille graf, tussen het stof en de as? Waarom blijft u onder de grond? Waarom komt u niet naar de tuin van de Meester, waar de bloemen heerlijke geuren verspreiden? Waarom geniet u niet van de frisse lucht van de volle zekerheid en van de lieflijke adem van de troostende inwerking van de Geest? Tussen de graven verbleef iemand die niet bij zijn volle verstand was. Doe hem niet na. Zeg niet: ‘Ik ben zo’n zondaar geweest dat dit alles is wat ik verdien te genieten.’
Want als u spreekt over verdienen, hebt u het Evangelie helemaal verlaten. Ik weet dat u in Jezus gelooft en dat u uw hoop voor niets in de wereld op zou geven. U voelt dat Hij ondanks alles kostbaar voor u is. Kom dan en verheug u in Hem, hoewel u zich niet kunt verheugen in uzelf. Kom, geliefden, kom uit dit doodse gewelf, verlaat het onmiddellijk! Hoewel u tussen twee rijen ovenstenen gelegen hebt, toch zult u nu schitteren als de vleugels van een duif, overtrokken met zilver en zijn veren met bewerkt groenglanzend goud (Ps. 68:14). Nu komt uw Meester naar u toe en zegt: ‘Mijn duif in de kloven van de rots, in de schuilplaats van de bergwand, laat Mij uw gedaante zien, laat Mij uw stem horen. Want uw stem is zoet en uw gedaante is bekoorlijk’ (Hooglied 2:14).
Leden van het lichaam van de opgestane Zaligmaker, wilt u nog steeds in het graf blijven liggen? Sta op en kom daarvandaan! Twijfel niet langer. Gelovige, wat voor reden heeft u om aan uw God te twijfelen? Heeft Hij ooit tegen u gelogen? Betwijfel niet langer de kracht van het kostbare bloed. Waarom zou u daaraan twijfelen? Is dat niet in staat om u te reinigen van zonden? Onderzoek niet langer of u gered bent of niet. Als u gelooft, bent u net even veilig als Christus zelf. Als u rust in Hem, kunt u net zo min vergaan als Christus. Zijn Woord is het onderpand daarvoor, Zijn eer is erbij betrokken. Hij zal u zeker in de beloofde rust brengen. Wees daarom verheugd.
Ik heb een broeder gekend die zolang onder in de catacomben en in de gewelven leefde dat hij zijn broeders veroordeelde omdat zij in het zonlicht leefden. Hij zei: ‘Ik kan niet begrijpen dat iemand zo vol vertrouwen spreken kan, ik kan het niet begrijpen.’ Mijn lieve broeder, omdat u dat niet begrijpen kunt, is het nog niet verkeerd. Arenden hebben een heleboel dingen die uilen niet begrijpen. U die altijd aan het tobben bent en zich zorgen maakt, u zondigt tegen God, u bedroeft Zijn Geest, u handelt in strijd met uw christelijke belijdenis. Toch veroordeelt u anderen die geloven dat God trouw is, die Hem op Zijn woord aannemen en die daarom uit Zijn belofte vreugde en troost ontvangen.
Doe dat nooit, het zou werkelijk slecht voor u zijn om u als rechter op te werpen. Bid in plaats daarvan liever tot de Heere dat Hij het licht van Zijn aangezicht over u zal verheffen (Ps. 4:7) om u vreugde en rust in het geloven te geven. Want dit heeft Hij gezegd: ‘Verheug u in de HEERE, rechtvaardigen, zing vrolijk, alle oprechten van hart!’ (Ps. 32:11) Kom uit het graf, lieve broeder, want Jezus is hier niet. Als Hij er met is, waarom bent u er dan wel? Hij is opgestaan. Sta ook op tot een leven in Zijn troost, in de kracht van Zijn Geest.
Tussen de graven woont nog een ander soort mensen. Ik bedoel christenen en ik hoop van harte dat het echt christenen zijn – die heel, heel werelds leven. Het is geen zonde om ijverig je werk te doen. Het is echter een droevige fout als de ijver voor het werk de vurigheid van geest verwoest en als God in het dagelijkse leven niet meer gediend wordt. Een christen moet ijverig zijn in het verwerven van de dingen die in de ogen van alle mensen eerlijk zijn. Maar sommigen zijn daar niet tevreden mee. Zij hebben genoeg, maar azen op meer. Als ze meer hebben, zullen ze nog steeds hun armen uitstrekken zoals de zee dat doet om heel het strand in bezit te nemen. Hun hoofdgedachte is niet God, maar goud, niet Christus, maar rijkdom.
Broeders en zusters toch, broeders en zusters, sta me toe u ernstig te vermanen opdat u niet een strenge vermaning van de Voorzienigheid ontvangt voor uw ziel. Christus is hier niet! Hij verblijft niet bij stapels zilver. U kunt wel heel rijk zijn en toch Christus daar niet in vinden. U kunt wel arm zijn, maar als Christus bij u is, bent u net zo gelukkig als de engelen. Hij is hier niet, Hij is opgewekt! Een marmeren graf kon Hem niet houden en evenmin kon een gouden graf Hem vasthouden. Laat het u dan ook niet vasthouden. Trek de grafkleding van uw hart uit en werpt al uw zorgen op God, Die voor u zorgt (1 Petr. 5:7). Laat uw wandel in de hemel zijn (Fil. 1:27). Bedenk niet de dingen die van de aarde zijn, maar bedenk de dingen die van boven zijn, waar Christus zit aan de rechterhand van God (Kol. 3:1,2).
Nog iets over dit punt, iets dat nog droeviger is. Er zijn sommige belijders van het christelijk geloof die in het doodshuis van de zonde leven. Toch zeggen ze dat ze Christus’ volk zijn. Nee, ik zeg niet dat ze erin leven, maar dat ze iets doen dat nog erger is. Zij gaan naar de zonde toe om daarin hun plezier te vinden. Ik denk dat we een mens bijna niet beter kunnen beoordelen dan door te kijken naar de dingen waarin hij zijn plezier vindt. Iemand kan zeggen: ‘Ik bezoek de wereldse vrolijkheid niet regelmatig. Ik ben niet altijd daar waar de zonde vermengd is met gelach en waar de wereldse mensen aan de rand van de hel dansen. Maar ik ga daar af en toe heen als een bijzondere traktatie.’
Ik kan het niet laten om een uitspraak van Rowland Hill aan te halen. Die zei toen hij een belijdend christen ontmoette die een lid van zijn kerk was en naar het theater ging: ‘Ik begrijp dat u het theater bezoekt.’ ‘Nee’, zei deze, ‘ik ga daar maar af en toe naar toe om getrakteerd te worden.’ Hill zei: ‘Maar dat maakt het nog erger. Stel dat iemand zei: Meneer Hill is een sterk wezen, hij eet kadavers en dat er dan aan mij gevraagd werd: ‘Is dat waar, meneer Hill, dat u leeft van kadavers?’ ‘Nee, normaal gesproken eet ik geen kadavers, maar zo af en toe neem er een bordje van, bij wijze van traktatie. ‘Wel, denkt u dan dat ik minder afkeer zou inboezemen als ik het maar af en toe deed dan wanneer ik het gewoonlijk at?’
Dat is een sterk antwoord. Als iets dat balanceert op de rand van onreinheid en wellust, voor u een traktatie is, wel, dan is uw hart onrein en zoekt u uw plezier en troost bij de doden. Sommige dingen waarin de mensen tegenwoordig plezier hebben, zijn alleen geschikt om dwazen te laten lachen of anders om de engelen te laten huilen. Wees kieskeurig in wiens gezelschap u verkeert, christenmannen en -vrouwen! U bent broeders van Christus, wilt u dan omgaan met de zonen van Belial? U bent erfgenamen van de volmaaktheid in Christus, zelfs nu bent u bekleed met vlekkeloos lijnwaad. U bent mooi en lieflijk in de ogen van God, u bent een koninklijk priesterschap, u bent de uitverkorenen uit het menselijk geslacht.
Wilt u uw kleding in stukken scheuren zodat de Filistijnen de spot met u drijven? Wilt u omgaan met de bedelaarskinderen van deze wereld? Nee, handel overeenkomstig uw afkomst en uw nieuwgeboren natuur. Zoek nooit de Levende onder de doden. Jezus was daar nooit. Ga daar dan zelf niet naar toe. Hij hield niet van het lawaai en de herrie van het wereldse plezier. Hij had ander voedsel om te eten (Joh.4:32). God geve u dat u het leven uit de opstanding sterk in uw geest voelt.
4. Maar ik zal verder gaan. In de vierde plaats wil ik u waarschuwen tegen ongegrond dienstbetoon. Die goede mensen tot wie de engelen zeiden: ‘Hij is hier niet, Hij is opwekt’ droegen een last. Wat droegen ze? Wat droeg Johanna met haar dienstmeisjes en Maria, wat droegen ze? Wel, wit linnen – en wat nog meer? Ponden vol specerijen, de kostbaarste die ze konden kopen. Wat gingen ze dan doen? O, als een engel lachen kan, denk ik dat hij geglimlacht heeft toen hij ontdekte dat ze gekomen waren om Christus te balsemen. ‘Wel, Hij is hier niet. Meer nog, Hij is niet dood, Hij heeft geen balseming nodig, Hij leeft.’ In heel Engeland heeft u op Goede Vrijdag en ook op deze paaszondag massa’s mensen kunnen zien die gekomen zijn om Christus te balsemen. Ik twijfel er niet aan of dat zijn heel oprechte mensen. Zij laten klokken luiden omdat Hij dood was, zij vastten en zongen verdrietige gezangen over hun dode Zaligmaker.
Geprezen zij de Heere, mijn Verlosser is niet dood! Ik heb ook geen klokken die ik voor Hem laat luiden. Hij is opgestaan, Hij is hier niet! Daar komen ze, massa’s mensen met hun witte linnen en hun kostbare specerijen om een dode Christus in te begraven. Zijn ze dwaas? Maar ze zeggen: ‘Wij doen het alleen maar opnieuw na.’ O, was dat het? Een feitelijke absurditeit, was dat het? De heerlijke verzoening van Golgotha nadoen alsof het een toneelstuk was! Dan beschuldig ik voor de troon van de eeuwige God Die mijn woorden hoort de toneelspelers van blasfemie. Ik beschuldig hen van heiligschennis omdat zij door nabootsing durven te herhalen wat eens voor altijd gedaan is en wat nooit herhaald mag worden. Nee, ik kan niet veronderstellen dat ze het grote offer wilden nabootsen. Daarom concludeer ik dat ze dachten dat hun Zaligmaker dood was en daarom zeiden ze: ‘Luid de klok voor Hem! Kniel neer en huil voor Zijn afbeelding aan het kruis!’
Als ik geloofde dat Jezus Christus op Goede Vrijdag stierf, zou ik de hele dag feest vieren omdat Zijn dood voorbij is. Omdat Hij het hoge leest van het avondmaal des Heeren tot Zijn gedachtenis ingesteld heeft, zou ik Zijn bevel volgen en niet gaan vasten. Wie wil er nu neerzitten en jammeren over een Vriend Die eens dood was, maar van Wie u weet dat Hij het leven teruggekregen heeft en dat Hij machtig verhoogd is? Waarom zou u de doodsklok luiden voor een levende Vriend? Toch veroordeel ik de goede mensen niet, niet meer dan de engelen die heilige vrouwen veroordeelden. Alleen kunnen ze hun specerijen mee naar huis nemen en hun witte linnen ook, want Jezus leeft en heeft dat niet nodig.
Op een andere manier doen heel veel verwarde mensen hetzelfde. Kijk eens hoe ze naar voren treden om het Evangelie te verdedigen. Door de geologie en de rekenkunde is ontdekt dat Mozes het verkeerd had. Direct trekken velen eropuit om Jezus Christus te gaan verdedigen. Zij argumenteren voor het Evangelie en voeren er verontschuldigingen voor aan, alsof het Evangelie nu een beetje uit de tijd is en wij moeten proberen om het Evangelie zo te draaien dat het aansluit bij de moderne ontdekkingen en bij de filosofie van de huidige periode. Dat lijkt mij precies hetzelfde als met het witte linnen en kostbare specerijen naar het graf gaan om Hem daarin te wikkelen. Haal die weg.
Ik betwijfel of Butler en Paley allebei niet meer ongelovigen gemaakt hebben dan zij er genezen hebben. Ik vraag me af of de meeste verdediging van het Evangelie niet louter brutaliteit is. Het Evangelie heeft geen verdediging nodig. Als Jezus Christus niet leeft en Zijn eigen gevecht niet kan leveren, is het christendom een slechte zaak. Hij leeft echter wel. We hoeven enkel maar Zijn Evangelie in al zijn naakte eenvoud te prediken en de kracht die daarmee samengaat, zal het bewijs zijn van de waardigheid ervan. Geen ander bewijs zal de mensheid ooit overtuigen.
Apologieën en verdedigingen zijn zonder twijfel goed bedoeld. De balseming was ook goed bedoeld van de vrouwen. Ze zijn echter weinig waard. Geef Christus plaats, geef Zijn predikers de ruimte en geef gelegenheid om het Evangelie te preken. Laat de waarheid in eenvoudige taal naar voren worden gebracht. Dan zult u de Meester spoedig horen zeggen: ‘Neem weg die specerijen, neem weg dat linnen! Ik leef, Ik heb ze niet nodig!’
Hetzelfde zien we bij andere goede mensen, die willen vasthouden aan de ouderwetse, stereotiepe wegen. Zij willen dat alles precies zo wordt uitgevoerd als honderd of tweehonderd jaar geleden. De puriteinse orde moet in stand gehouden worden en daarvan moet niet afgeweken worden. De manier waarop het Evangelie verwoord wordt, moet precies dezelfde zijn als de manier waarop de goede oude dominee Zus-of-Zo dat vroeger deed. Op de kansel moet de grootst mogelijke somberheid heersen die maar bereikt kan worden. De prediker moet op vrome wijze saai zijn en heel de dienst moet sereen en gepast zijn.
Dat zijn vele specerijen en fijn lijnwaad om een dode Christus in te wikkelen. Ik houd ervan om dat gebruikelijke fatsoen te doorbreken. Het is iets groots om regels die van louter menselijke oorsprong zijn, met voeten te treden, want het leven kan niet worden ingesnoerd door regels die alleen geschikt zijn voor de doden. De dood ligt ingewikkeld als een mummie. Hij zal altijd doen wat gepast is, of eigenlijk zal hij nooit iets doen. Maar het leven, de werkelijkheid, die zal zichzelf op onverwachte wijzen tonen. Het Leven zal zeggen wat de dood niet zeggen kon. Hij zal uitbreken waar hij niet verwacht werd en al uw wetten en regels in duizend stukjes breken. Maar nog steeds zie ik hoe goede mensen hun handen in afgrijzen omhoog houden en het uitroepen: ‘Breng Arabische gom, mirre en aloë hierheen, breng het linnen hierheen om voor onze dode Meester te zorgen.’
Mens, laat Hem met rust, laat Hem met rust. Hij leeft en wil niet dat u Hem inwikkelt. Ik aarzel niet om te zeggen dat een groot deel van de orde van de kerk bij dissenters, episcopalen, presbyterianen en bij allerlei andere soorten stromingen niets meer is dan nog meer specerijen en doodsklokken voor Christus, net als een groot deel van al dat fatsoen, decorum en al die regels en al dat gedoe van: ‘Zoals het was in het begin, zoals het nu is en zoals het altijd zal zijn.’ Maar Christus leeft, en wat nodig is, is dat Hem ruimte wordt gegeven.’ Ik zeg dit niet ten gunste van mijzelf. Ben ik niet altijd op een gepaste manier bezig? Maar ik zeg het ter wille van die ernstige broeder-evangelisten die als ze voor de armen preken, soms buitenissige taal gebruiken en soms buitenissige dingen doen. Laat hen. Spotters zeggen dat ze dramatisch doen.
Was iemand ooit half zo dramatisch als Ezechiël? Deden alle profeten geen vreemde dingen om de aandacht van het volk te trekken? Ja, dezelfde beschuldiging werd ook tegen Whitefield en Wesley ingebracht. ‘Deze mensen verbreken alle regels’ enzovoort. Wat is het een gezegende zaak als mensen dat kunnen doen! Hill ging naar Schotland om het Evangelie te preken en ze zeiden dat hij elke orde en alle decorum met de voeten trad. Toen zei hij: ‘Ik zal mijn paarden die namen geven en zo zorgen dat dit waar is.’ Het was ongetwijfeld waar, hij trad elke orde en alle decorum met voeten, maar hij dreef met die twee vreemde paarden zielen naar Christus. Dat hij de regels verbrak, stelde hem in staat om mannen en vrouwen te bereiken die op geen enkele andere te bereiken waren. Wees bereid om Christus de vrijheid te geven en geef Zijn dienaren de vrijheid om Hem te dienen zoals de Geest van God hen leiden zal.
5. Als laatste van alles wil ik spreken over het wonderbaarlijke nieuws dat die goede vrouwen ontvingen: ‘Hij is hier niet, Hij is opgewekt.’ Dit was wonderbaarlijk nieuws voor Zijn vijanden. Ze zeiden: ‘We hebben Hem gedood. We hebben Hem in een graf gelegd. Het is helemaal over met Hem.’
Ha, schriftgeleerden, farizeeërs, priesters, wat hebben jullie gedaan? Uw werk is allemaal tenietgedaan want Hij is opgewekt! Het was wonderbaarlijk nieuws voor de satan. Hij beeldde zich ongetwijfeld in dat hij de Zaligmaker had vernietigd, maar Hij is opgewekt! Wat een rilling ging er door alle gebieden van de hel! Wat voor nieuws was dat voor het graf! Nu was hij totaal vernietigd en de dood is zijn prikkel verloren!
Wat een nieuws voor de bevende heiligen! ‘Hij is werkelijk opgewekt!’ Zij vatten moed en zeiden: ‘De goede zaak is nog steeds de juiste en zal overwinnen, want onze Christus staat aan het hoofd ervan en Hij leeft nog steeds.’ Het was goed nieuws voor zondaren. Ja, het is ook goed nieuws voor elke zondaar hier. Christus leeft. Als u Hem zoekt, zult u Hem vinden. Ik verwijs u vandaag niet naar een dode Christus. Hij is opgestaan en Hij is in staat volkomen zalig te maken die door Hem tot God komen. Er is geen beter nieuws voor bedroefde mensen, voor beproefde, moedeloze en wanhopige mensen dan dit: de Zaligmaker leeft nog steeds, is nog steeds in staat om zalig te maken. Hij is bereid om u aan Zijn tedere hart te ontvangen.
Dit was blij nieuws, geliefden, voor al de engelen en al de geesten in de hemel, werkelijk blij nieuws voor hen. Vandaag zal het blij nieuws voor ons zijn en wij zullen in de kracht ervan leven, door de hulp van Zijn Geest. Wij zullen het onze broeders vertellen, zodat ze zich met ons kunnen verheugen, en we zullen niet langer wanhopen. Wij zullen niet langer de ruimte geven aan twijfels en angst, maar we zullen tegen elkaar zeggen: ‘Hij is werkelijk opgewekt, laat ons hart daarom blij zijn.’ De Heere zegene u en laten wij als we naar Zijn tafel komen – en ik vertrouw erop dat velen van Zijn volk zullen komen – onze opgestane Meester ontmoeten.
Amen.