Roep tot Mij, en Ik zal u antwoorden, Ik zal u grote en onbegrijpelijke dingen bekendmaken, die u niet weet. (Jeremia 33:3) Lees verder Mattheüs 26:36—46.
Vergeet nooit dat we altijd moeten bidden in onderwerping aan Gods wil. Als we zeggen, God verhoort gebeden, bedoelen we niet dat Hij ons altijd letterlijk geeft wat we vragen. We bedoelen dat Hij ons geeft wat het beste voor ons is. En als Hij ons niet de zilveren genade geeft waar we om vragen schenkt Hij ons die genade in goud. Als Hij de doorn niet uit het vlees haalt zegt Hij, “Mijn genade is voor u genoeg,” en dat komt op hetzelfde neer. Heer Bolingbroke zei tegen de gravin van Huntingdon, “Ik kan het niet begrijpen, mevrouw, hoe kunt u een ernstig gebed in overeenstemming laten zijn met de onderwerping aan Gods wil?” “Mijnheer,” zei ze, “dat is niet zo moeilijk, als ik een hoveling was van een gulle koning, en hij gaf me toestemming om hem alles te vragen wat ik wilde, dan zou ik het zeker zo vragen: Majesteit, als het u behaagd mij deze gunst te verlenen ontvang ik die graag, maar als het, hoe ik er ook naar verlang en op welke manier dan, ook afbreuk zou doen aan de eer van Uw majesteit, of als, majesteit, u oordeelt dat het beter is dat ik deze gunst niet ontvang, dan zal ik net zo tevreden zijn zonder als met die gunst.” Zo zie je dat we ergens ernstig om kunnen vragen en het toch in onderwerping in de handen de koning kunnen laten. Zo is het met God, we bidden nooit zonder deze zin toe te voegen, of het nu in geest of in woorden is, “maar laat niet Mijn wil, maar Uw wil geschieden” (Lukas 22:42). We kunnen alleen zonder maar bidden als we er zeker van zijn dat onze wil Gods wil is omdat Gods wil onze wil is geworden.
Ter overdenking
Het gebed is geen wapen om God te dwingen om zich aan te passen aan onze eisen. Het is een genadig communicatiemiddel waarmee we naar Zijn wil mogen zoeken en onze bereidheid uitdrukken om te delen in Zijn wil (1 Johannes 5:14—15).
Preek 619, 12 maart 1865