De godsdienst heeft haar tegenwoordig genot. Getuigt het u, die dat genot kent; neen! u kunt het niet alles opsommen. Zeg eens, zou u uw godsdienst willen geven voor alle vreugde, die de wereld goed noemt en groot? Zeg mij eens, wanneer uw onsterfelijk leven uitgeblust kon worden, zou u het willen opgeven voor alle koninkrijken van de wereld? O, gij kinderen van de armoede, is de godsdienst voor u geen licht in de duisternis geweest? Heeft hij uw pad niet verhelderd door de schaduwen van het verdriet? O, gij kinderen van de moeite, is hij niet uw rust geweest? Zijn niet de getuigenissen van God uw lofzang geweest in het huis van uw vreemdelingschap?
O, gij kinderen van de smart, door pijnen gemarteld, is de godsdienst niet een zachte verademing in uw lijden geweest? Is het niet de moeite waard Hem in de ziekenkamer te bezitten? En gij, mannen van zaken, spreekt voor uzelf. Gij worstelt om door het leven te komen. Soms werd u tot het uiterste gedreven en het scheen aan een draad te hangen of u slagen zou of niet. Is de godsdienst u tot vreugde geweest in uw moeilijkheden? Heeft hij uw geest niet kalmer gestemd? Wanneer u door aardse zaken werd beangstigd en neergedrukt, was het dan niet goed in uw binnenkamer te gaan en de deur gesloten hebbende, uw Vader al uw zorgen mee te delen? En gij rijken, wanneer u de Meester liefhebt, kunt u niet hetzelfde getuigenis geven? Wat waren al uw rijkdommen zonder een Zaligmaker?
Moet u niet getuigen, dat de godsdienst uw goud en zilver meer waarde gaf? Want het bezit van dat alles wordt veraangenaamd door de gedachte, dat u dit alles hebt en Christus bovendien. Kan ooit een kind van God dit loochenen? Vaak hoorden wij van mensen, die stervende, berouw hadden over hun ontrouw; maar heeft u ooit van iemand gehoord, die op zijn sterfbed met smart terug zag op een leven van heiligheid? Neen, nooit zag ik een christen, die het berouwde christen te zijn. Ik heb christenen gezien, zo veel lijdende, dat ik mij verwonderde, hoe zij konden leven; zo arm, dat ik mij verwonderde over hun armoede; zo vol twijfel, dat ik hun ongeloof betreurde; maar nooit hoorde ik er een zeggen, zelfs in het treurigste geval niet: ”het berouwt mij, dat ik mij aan Christus overgaf.”
Neen, met de dood worstelende, wanneer vlees en hart bezweken, zagen wij ze deze schat aan het hart drukken, in het besef, dat dit hun leven, hun vreugde, hun alles was. O, wanneer u gelukkig, wanneer u behouden wilt worden, wanneer u zonneschijn op uw pad wilt hebben en de distels en doornen uitrukken, ” zoekt dan eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid, en alle dingen zullen u toegeworpen worden.” Zoek niet eerst geluk; zoek Christus in de eerste plaats, en het geluk zal volgen. Zoek eerst de Heere en Hij zal het voorzien voor u in dit leven, en het bekronen met al wat heerlijk is in het toekomende.