Er is nog geen tijdperk geweest in de wereldgeschiedenis, waarin zij geheel was overgegeven aan de zonde. God heeft altijd dienstknechten op aarde gehad. Soms mogen zij bij vijftigtallen in spelonken zijn verborgen, maar nooit zijn zij helemaal afgesneden geweest. De genade mag klein zijn, de stroom heel ondiep, maar nooit was de bedding helemaal droog. De wolken zijn nooit zo groot van omvang geweest om het daglicht helemaal te onderscheppen, maar de tijd nadert snel, wanneerde genade zich zal uitbreiden over heel de wereld en ”de aarde vol zal zijn van de kennis van de Heere, zoals de wateren de bodem van de zee bedekken.” De genade is veel meer overvloedig geweest; en welke bezittingen de wereld ook door de zonde heeft verloren, zij heeft veel meer gewonnen door de genade.
Het is waar, wij werden verdreven uit een hof vol heerlijke genietingen, waar vrede, liefde en geluk een heerlijke huisvesting vonden, maar door Jezus hebben wij een schoon erfdeel. De vlakten van de hemel overtreffen de velden van het paradijs inde altijd nieuwe genietingen, die zij opleveren, terwijl de boom des levens en de rivier voor de troon ontspringende, de bewoners van de hemelse dreven een veel heerlijker genot dan dat van het paradijs schenken. Het is zo, wij zijn de dood onderworpen geworden door de zonde, maar heeft de genade niet een onsterfelijkheid geopenbaard, waarvoor wij graag bereid zijn te sterven? Het leven, in Adam verloren, wordt meer dan teruggegeven in Christus. Onze oorspronkelijke kleren zijn door Adam verscheurd, maar Jezus heeft ons bekleed met een goddelijke gerechtigheid, die de vlekkeloze kleren van de onschuld in waarde oneindig te boven gaan.
Wij betreuren onze diepgezonken en ellendige toestand door de zonde, maar wij verheugen ons over de verzekering, dat wij thans veel veiliger zijn, dan voor wij vielen; wij zijn gebracht tot inniger gemeenschap met Jezus, dan waarop wij krachtens onze eerste staat van de onschuld aanspraak konden maken. O Jezus, U hebt ons een erfdeel verworven, veel groter van omvang dan Adam eens verloor. U hebt onze voorraadschuren gevuld met grotere schatten, dan wij door onze zonde ooit verloren. U hebt ons overladen met onderscheidingen en ons met voorrechten begiftigd, veel heerlijker dan ons natuurlijk geboorterecht ooit kon hebben verworven. Voorwaar, voorwaar, ”de genade is veel meer overvloedig geworden.”