Van toen aan begon Jezus Zijn discipelen te vertonen, dat Hij moest heengaan naar Jeruzalem, en veel lijden van de ouderlingen, en overpriesters en Schriftgeleerden, en gedood worden, en ten derden dage opgewekt worden. Matt. 16:21
We lezen in Mattheüs 16 dat onze Heere begon om Zijn discipelen voor te bereiden op de tijd dat ze met elkaar verder zouden moeten, omdat Hij van hen weggenomen zou worden. Hun eerste grote beproeving zou Zijn dood zijn. Daarover had Hij tot nu toe nog niet echt openlijk met hen gesproken. Maar nu begon Jezus op een duidelijker manier met Zijn discipelen over Zijn dood te spreken. Om moeilijke en verdrietige mededelingen te doen, zoeken we vaak een juist moment. Onze Heere is wijs genoeg om de juiste tijd daarvoor te vinden. Hij wees Zijn discipelen erop dat de ouderlingen, de overpriesters en de Schriftgeleerden zich graag samen tegen Hem wilden verenigen. Hun woede zou openbaar worden en dan zou blijken dat ze geen wreedheid schuwden. Jezus gaf Zijn discipelen bovendien te kennen dat de vijanden in hun vijandschap zouden volharden tot het bittere eind. Hij vertelde Zijn discipelen dat Hij gedood zou worden, maar Hij voorzegde ook dat Hij opgewekt zou worden. Hij noemde het exacte tijdstip, namelijk ‘ten derden dage’. Wat moet deze boodschap van de Heere Jezus smartelijk geweest zijn voor mensen die nog altijd graag dachten aan een aards koninkrijk! De meeste discipelen waren zo bedroefd, dat ze wijselijk hun mond dichthielden. Maar Petrus was vrijmoedig. Hij nam de Heere tot zich en bestrafte Hem. Hij zei: ‘Heere, wees u genadig! Dit zal u geenszins geschieden!’ Petrus kende zichzelf een veel te hoge plaats toe. Kijk eens hoe groot hij zich daar voelde! Hij meende half en half dat hij de meester was! Petrus had zijn Heere zó lief dat hij niet kon aanhoren dat Hij gedood zou worden. Het liefst had hij gewild dat de Heere Jezus was opgehouden om hierover te spreken. Hij dacht dat de Heere depressief en neerslachtig was. Dat Hij zwaarder aan de tegenstand van de Farizeeën tilde dan nodig is. Daarom nam hij de Heere apart en bestrafte Hem. Petrus zag in de dood van de Heere Jezus niet anders dan de ondergang van de goede zaak. Daarom mocht het volgens hem niét gebeuren. Hij smeekte de barmhartigheid van de hemel af om dit te verhoeden. ‘Heere, wees U genadig. Dit zal U geenszins geschieden.’ Zouden wij anders gedaan hebben als wij in Petrus’ plaats hadden gestaan? Zouden wij niet gehuiverd hebben bij de gedachte dat Hij zo’n wrede dood zou sterven? Zouden ook wij niet gezegd hebben: ‘Dit zal U geenszins geschieden!’?