En de engel zeide tot hen: Vreest niet, want zie, ik verkondig u grote blijdschap. Lukas 2:10
Waarom is de komst van Christus in de wereld een oorzaak van vreugde? Ten eerste, omdat het een zeer verblijdend feit is, dat God in verbond is getreden met de mens. God verbindt onze mensheid met Zijn Godheid. De zonde had een scheiding veroorzaakt tussen God en de mens; maar de menswording is de brug over die kloof. Maar er was meer. De herders wisten dat er vanouds beloften gegeven waren, die hoop en vertroosting hebben geschonken aan de gelovigen in alle eeuwen. Deze beloften werden nu vervuld. Daar was de aloude belofte, gegeven aan de poort van Eden, aan de eerste zondaren van ons geslacht, dat het Zaad der vrouw de kop van de slang zou vermorzelen. Er was de belofte, geschonken aan Abraham, de Vader van alle gelovigen, dat in Zijn Zaad alle geslachten der aarde gezegend zouden worden. Er waren de beloften, uitgesproken door de mond van de profeten en van alle heiligen. Nu was de aankondiging van de engel des Heeren aan de herders de boodschap dat het verbond was vervuld, dat nu de volheid van de tijd was gekomen. God doet Zijn Woord gestand. De Messias, Die de heerlijkheid van Israël en de hoop van de wereld zou zijn, is gekomen. Maar er was in het lied van de engel nog meer reden tot vreugde; want onze Heere, Die te Bethlehem was geboren, kwam als de Zaligmaker. ‘Heden is u geboren de Zaligmaker.’ God was ook tevoren op aarde verschenen, maar niet als Zaligmaker. Denk aan die vreselijke komst, toen twee engelen in Sodom kwamen. De Heere had gezegd: Ik zal nu afgaan en bezien, of zij naar hun geroep, dat tot mij gekomen is, het uiterste gedaan hebben.’ Hij was gekomen om Getuige te zijn van de zonde van de mensen, en als een Wreker om Zijn hand op te heffen naar de hemel en het verterend vuur te doen neerkomen, om de gevloekte steden der vlakte te verbranden. Het is voor de wereld ontzettend als God zo neerkomt. Maar nu komt God niet als een engel der wrake, maar als mens in genade en goedertierenheid tot ons. Niet om onze zonde te bezien, maar om haar weg te nemen. Niet om de schuld te straffen, maar om ze te vergeven.