Gelijk gij dan Christus Jezus, de Heere, hebt aangenomen, wandelt alzo in hem. Col. 2:6
Er is grote veiligheid in gelegen om terug te gaan tot de eerste beginselen.
Om er zeker van te zijn, dat men op de rechte weg is, is het goed om eens terug te kijken naar het begin. Goed begonnen is half gewonnen.
De tekst wordt gericht, niet tot de ongodvruchtigen, noch tot vreemdelingen, maar tot hen, die “Christus Jezus, de Heere hebben aangenomen.” Zij zijn goed begonnen, dat zij nu ook voortgaan, zoals zij begonnen zijn.
De apostel begeert het geestelijk welzijn en de bevestiging van de zodanigen in het geloof en daarom richt hij deze vermaning tot hen.
I. Merk op in de tekst het feit geconstateerd. Oprechte gelovigen hebben inderdaad “Christus Jezus, de Heere aangenomen.”
Dit is het aloude woord van het evangelie. Hier is geen evolutie van binnen, maar een gave van buiten, van harte aangenomen door de ziel.
Dit is de taal van de vrije genade: “aangenomen,” of ontvangen, niet verdiend of gekocht.
Er wordt niet gezegd, dat zij Christus’ woorden hebben aangenomen, ofschoon dat waar is, want elk gebod en iedere leerstelling wordt door hen op prijs gesteld; maar zij hebben Christus aangenomen.
Wil dan wel acht geven op:
1. De persoonlijkheid van Hem, die zij hebben aangenomen “Christus Jezus, de Heere”: zijn persoon, zijn Godheid, zijn mensheid, Hem zelf. Zij hebben Hem aangenomen in hun kennis. Zij hebben Hem aangenomen in hun verstand. Zij hebben Hem aangenomen in hun genegenheden. Zij hebben Hem aangenomen in hun betrouwen. Zij hebben Hem bij hun wedergeboorte aangenomen als hun leven; want toen zij Hem aannamen, heeft Hij hun macht gegeven kinderen van God te worden.
2. Het drievoudig karakter, waarin zij Hem hebben aangenomen. De woorden van de tekst: “Christus Jezus, de Heere,” duiden dit aan. Zij namen Hem aan-Als Christus, gezalfd en gezonden door God. Als Jezus, de Zaligmaker, om hen te verlossen en te heiligen. Als de Heere, om met onverdeelde macht over hen te heersen.
3. Het afzien van onszelf in deze zaligmakende daad van de aanneming. Er wordt niet gezegd: gelijk gij om Jezus hebt gestreden en Hem hebt gewonnen; of, de waarheid hebt onderzocht en Christus Jezus hebt ontdekt; maar, gelijk gij Hem hebt “aangenomen.” Dit belet alle roemen in onszelf, want al wat wij doen is aannemen; dit is ontvangen.
4. De zalige gewisheid van de ervaring van hen, aan wie Paulus schreef: “Gelijk gij Christus Jezus de Heere, hebt aangenomen.” Zij hadden Jezus inderdaad aangenomen; zij hadden de zegen waar bevonden: er bleef geen twijfel voor hen over, dat zij Hem bezaten.
II. Merk vervolgens de raad op, die gegeven is: “Wandel alzo in hem.”
Door dit woord “wandel” worden wij op vier zaken gewezen.
1. Leven. Heb levensgenot in Hem.
2.Voortdurendheid. Blijf in Christus; maak Hem tot de sfeer van uw dagelijkse bewegingen en werkzaamheden.
3. Werkzaamheid. Houdt u bezig, maar niet met een nieuwe weg van de zaligheid uit te denken. Arbeidt voor Jezus en met Hem en in gehoorzaamheid aan Hem
4. Voortgang. Maak vorderingen, maar laat uw meest vooruitstrevende gedachten in Hem blijven.
III. Merk ten slotte op het voorbeeld, dat ons is voorgesteld. Wij moeten wandelen in Christus Jezus, de Heere, “gelijk wij hem aangenomen hebben.”
Hoe was dat?
1. Wij hebben Hem dankbaar aangenomen. Hoe hebben wij zijn naam geprezen, omdat Hij onze nederheid heeft willen aanzien!
2. Wij hebben Hem nederig aangenomen. Wij hadden geen recht of aanspraak op zijn genade en dit hebben wij met ootmoed beleden.
3. Wij hebben Hem aangenomen met blijdschap. Onze eerste blijdschap was helder, schitterend als de morgendauw. Hebben wij haar verloren?
4. Wij hebben Hem aangenomen op zo’n wijze, dat wij vele geestelijke vruchten voortbrachten en overvloeiden in leven, geloof, liefde en elke genade.
5. Wij hebben Hem aangenomen zonder voorbehoud. Wij hebben Hem geen voorwaarden gesteld en wij Hebben niets teruggehouden voor het vlees.
Aldus behoren wij voortdurend in Hem te wandelen, daar wij in al deze punten in ons dagelijks leven immer meer moeten groeien en toenemen.
Helaas! Sommigen hebben Jezus nooit aangenomen!
Ons slotwoord moet tot de zodanigen gericht zijn.
Indien gij Jezus niet wilt aannemen, dan weigert gij hier genade en hiernamaals de hemel. Hoe! zo’n grote gave wilt gij niet aannemen?
Er is grote veiligheid in gelegen om terug te gaan tot de eerste beginselen.
Om er zeker van te zijn, dat men op de rechte weg is, is het goed om eens terug te kijken naar het begin. Goed begonnen is half gewonnen.
De tekst wordt gericht, niet tot de ongodvruchtigen, noch tot vreemdelingen, maar tot hen, die “Christus Jezus, de Heere hebben aangenomen.” Zij zijn goed begonnen, dat zij nu ook voortgaan, zoals zij begonnen zijn.
De apostel begeert het geestelijk welzijn en de bevestiging van de zodanigen in het geloof en daarom richt hij deze vermaning tot hen.
I. Merk op in de tekst het feit geconstateerd. Oprechte gelovigen hebben inderdaad “Christus Jezus, de Heere aangenomen.”
Dit is het aloude woord van het evangelie. Hier is geen evolutie van binnen, maar een gave van buiten, van harte aangenomen door de ziel.
Dit is de taal van de vrije genade: “aangenomen,” of ontvangen, niet verdiend of gekocht.
Er wordt niet gezegd, dat zij Christus’ woorden hebben aangenomen, ofschoon dat waar is, want elk gebod en iedere leerstelling wordt door hen op prijs gesteld; maar zij hebben Christus aangenomen.
Wil dan wel acht geven op:
1. De persoonlijkheid van Hem, die zij hebben aangenomen “Christus Jezus, de Heere”: zijn persoon, zijn Godheid, zijn mensheid, Hem zelf. Zij hebben Hem aangenomen in hun kennis. Zij hebben Hem aangenomen in hun verstand. Zij hebben Hem aangenomen in hun genegenheden. Zij hebben Hem aangenomen in hun betrouwen. Zij hebben Hem bij hun wedergeboorte aangenomen als hun leven; want toen zij Hem aannamen, heeft Hij hun macht gegeven kinderen van God te worden.
2. Het drievoudig karakter, waarin zij Hem hebben aangenomen. De woorden van de tekst: “Christus Jezus, de Heere,” duiden dit aan. Zij namen Hem aan-Als Christus, gezalfd en gezonden door God. Als Jezus, de Zaligmaker, om hen te verlossen en te heiligen. Als de Heere, om met onverdeelde macht over hen te heersen.
3. Het afzien van onszelf in deze zaligmakende daad van de aanneming. Er wordt niet gezegd: gelijk gij om Jezus hebt gestreden en Hem hebt gewonnen; of, de waarheid hebt onderzocht en Christus Jezus hebt ontdekt; maar, gelijk gij Hem hebt “aangenomen.” Dit belet alle roemen in onszelf, want al wat wij doen is aannemen; dit is ontvangen.
4. De zalige gewisheid van de ervaring van hen, aan wie Paulus schreef: “Gelijk gij Christus Jezus de Heere, hebt aangenomen.” Zij hadden Jezus inderdaad aangenomen; zij hadden de zegen waar bevonden: er bleef geen twijfel voor hen over, dat zij Hem bezaten.
II. Merk vervolgens de raad op, die gegeven is: “Wandel alzo in hem.”
Door dit woord “wandel” worden wij op vier zaken gewezen.
1. Leven. Heb levensgenot in Hem.
2. Voortdurendheid. Blijf in Christus; maak Hem tot de sfeer van uw dagelijkse bewegingen en werkzaamheden.
3. Werkzaamheid. Houdt u bezig, maar niet met een nieuwe weg van de zaligheid uit te denken. Arbeidt voor Jezus en met Hem en in gehoorzaamheid aan Hem
4. Voortgang. Maak vorderingen, maar laat uw meest vooruitstrevende gedachten in Hem blijven.
III. Merk ten slotte op het voorbeeld, dat ons is voorgesteld. Wij moeten wandelen in Christus Jezus, de Heere, “gelijk wij hem aangenomen hebben.”
Hoe was dat?
1. Wij hebben Hem dankbaar aangenomen. Hoe hebben wij zijn naam geprezen, omdat Hij onze nederheid heeft willen aanzien!
2. Wij hebben Hem nederig aangenomen. Wij hadden geen recht of aanspraak op zijn genade en dit hebben wij met ootmoed beleden.
3. Wij hebben Hem aangenomen met blijdschap. Onze eerste blijdschap was helder, schitterend als de morgendauw. Hebben wij haar verloren?
4. Wij hebben Hem aangenomen op zo’n wijze, dat wij vele geestelijke vruchten voortbrachten en overvloeiden in leven, geloof, liefde en elke genade.
5. Wij hebben Hem aangenomen zonder voorbehoud. Wij hebben Hem geen voorwaarden gesteld en wij Hebben niets teruggehouden voor het vlees.
Aldus behoren wij voortdurend in Hem te wandelen, daar wij in al deze punten in ons dagelijks leven immer meer moeten groeien en toenemen.
Helaas! Sommigen hebben Jezus nooit aangenomen!
Ons slotwoord moet tot de zodanigen gericht zijn.
Indien gij Jezus niet wilt aannemen, dan weigert gij hier genade en hiernamaals de hemel. Hoe! zo’n grote gave wilt gij niet aannemen?