Ziet, Hij komt met de wolken en alle oog zal Hem zien. Openbaring 1:7
Vier grote gebeurtenissen waar een christen graag over nadenkt, schitteren helder in de geschiedenis van de Zaligmaker. Elke christen schept er behagen in om na te denken over Zijn geboorte, Zijn dood, Zijn opstanding en Zijn hemelvaart. Dit zijn de vier sporten in de ladder van het licht. De voet van deze ladder staat op de aarde en de top reikt tot in de hemel. Geen van deze vier gebeurtenissen kunnen we overbodig maken. Het is ook niet goed om een ervan te vergeten of de waarde ervan te onderschatten. De Zoon van God is geboren uit een vrouw. Dat geeft ons een diepe vreugde: we zijn broeders, omdat we het mens zijn gemeen hebben. Jezus heeft geleden tot in de dood, voor onze zonden. Zo bracht Hij volkomen verzoening teweeg en dat geeft onze geest rust en leven. De kribbe en het kruis zijn samen de goddelijke zegels van Zijn liefde. Hierna is de Heere Jezus opgestaan uit de dood. Deze opstanding is de waarborg voor onze rechtvaardigmaking. Het is een overtreffende en verrukkelijke verzekering voor de opstanding van heel Zijn volk en van hun eeuwige leven in Hem.
Heeft Hij het niet gezegd: ‘Want Ik leef, en gij zult leven?’ (Joh. 14:19). De opstanding van Christus is de morgenster van onze toekomstige heerlijkheid. Net zo heerlijk is de herinnering aan Zijn hemelvaart. Geen lied is zoeter dan dit: ‘Gij zijt opgevaren in de hoogte; Gij hebt de gevangenis gevankelijk gevoerd; Gij hebt gaven genomen om uit te delen onder de mensen; ja, ook de wederhorigen om bij U te wonen, o HEERE God!’ (Ps. 68:19). Deze vier gebeurtenissen staan met elkaar in verbinding en leiden samen tot de vijfde schakel. De vijfde schakel in de gouden ketting is de tweede en meest heerlijke komst van onze Heere. Over de tijd tussen Zijn hemelvaart en wederkomst wordt weinig gezegd. Toch ligt er een rijke geschiedenis tussen deze twee momenten. Maar die geschiedenis ligt in een vallei tussen twee enorme bergen. We lopen van bergtop naar bergtop als we mediterend reizen van de hemelvaart naar de tweede komst van Christus. Al deze gebeurtenissen verwijzen dus naar de vijfde gebeurtenis. Als Hij de eerste keer niet gekomen was in vernedering en geboren was onder de wet, zou Hij niet de tweede keer kunnen komen in verbazingwekkende heerlijkheid zonder zonde tot zaligheid (naar Hebr. 9:28).
Omdat Hij stierf, mogen wij ons erin verheugen dat Hij nooit meer zal sterven. De dood heeft geen heerschappij meer over Hem. Daarom komt Hij om de laatste vijand, die Hij al overwonnen heeft, teniet te doen. Het is een vreugde om te denken aan de opstanding van onze Verlosser. We verblijden ons in de wetenschap dat vanwege Zijn opstanding de bazuin van de aartsengel stellig klinken zal. Zijn slapende volk zal worden opgewekt wanneer de Heere Zelf zal neerdalen van de hemel met een geroep. Hij zou geen tweede keer kunnen komen als Hij niet eerst opgevaren was. De geur van Zijn aanwezigheid heeft de hemel doortrokken en Hij heeft een plaats bereid voor Zijn volk. Daarom mogen we verwachten dat Hij opnieuw zal komen en ons tot Hem zal nemen (Joh. 14:3). Dan mogen wij zijn waar Hij is. De Heere zal opnieuw komen Hij zal terugkomen, want Hij heeft beloofd terug te komen. Dat heeft Hij Zelf gezegd. Dit is de eerste reden waarom we Hem mogen verwachten. Een van de laatste woorden die Hij sprak tot Zijn dienstknecht Johannes was: ‘Zie, ik kom haastig’ (Openb. 22:7). We mogen dit lezen als: ‘Ik ben snel aan het komen. Ik ben al onderweg. Ik reis zo snel mogelijk als de wijsheid toelaat. Ik ben altijd onderweg en kom spoedig.’
Sommigen proberen de tweede komst van Christus uit te leggen alsof dat duidt op het sterven van de gelovige. U kunt, als u wilt, denken aan het moment dat Christus tot Zijn heiligen komt wanneer zij sterven. In zekere zin doet Hij dat ook. Maar dit kan nooit de volle betekenis zijn van het onderwijs over de tweede komst, waar de Schrift vol van is. Nee, ‘want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem des archangels, en met de bazuin Gods neerdalen van de hemel’ (1 Thess. 4:16). Zo zeker als Christus hier in schande was, zo zeker zal Hij hier opnieuw zijn. Vaak verzekerde Hij Zijn discipelen ervan dat als Hij weg zou gaan, Hij ook bij hen terug zou komen. Hij heeft ons het Avondmaal gegeven als afscheidsteken dat onderhouden moet worden totdat Hij komt. Zo vaak we het brood breken, worden we eraan herinnerd dat het – hoewel het een zeer gezegende inzetting is – een tijdelijk teken is. De viering ervan zal ophouden als onze afwezige Heere weer met ons zal zijn. Hij beloofde te zullen sterven aan het kruis en op de derde dag weer op te staan; en Hij hield Zijn woord. Laten we ook de belofte van Zijn terugkeer geloven. Ook het grote plan van verlossing vereist dat Christus terugkomt. Als onderdeel van dat plan kwam Hij eens met een zondoffer en moet Hij voor de tweede keer komen zonder zondoffer. Zoals Hij eens kwam om te verlossen, zo moet Hij nog eens komen om de erfenis op te eisen die Hij zo duur gekocht heeft. Zoals Hij eens kwam om Zijn verzenen te laten vermorzelen, zo moet Hij opnieuw komen om de kop van de slang te vermorzelen en met een ijzeren staf Zijn vijanden in stukken te slaan als pottenbakkersvaten. Zoals Hij eens kwam om de doornenkroon te dragen, zo moet Hij opnieuw komen om de kroon van wereldwijde heerschappij te dragen. Hij komt naar de bruiloftsmaaltijd. Hij komt om Zijn heiligen te vergaderen. Hij zal hen samen met Zichzelf verheerlijken op dezelfde aarde waarop Hij en zij veracht en verworpen werden door mensen. Wees ervan verzekerd dat het hele verlossingsplan niet voltooid kan worden zonder deze laatste gebeurtenis: de komst van hun Koning.
Het herstel van het paradijs vereist dat het nieuwe Jeruzalem neer zal dalen van God uit de hemel, versierd als een bruid voor haar man. Het vereist ook dat de hemelse Bruidegom komt op Zijn witte paard, overwinnend en om te overwinnen. De Koning der koningen en Heere der heren zal komen onder begeleiding van de eeuwige halleluja’s van heiligen en engelen. Het kan niet anders of de Man van Nazareth zal terugkomen. Niemand zal in Zijn gezicht spugen, maar elke knie zal zich voor Hem buigen. De Gekruisigde zal terugkomen. Hoewel de littekens van de spijkers zichtbaar zullen zijn, zal geen spijker Zijn beminnelijke hand vastnagelen aan een kruis. In plaats daarvan zal Hij de scepter van Zijn alomvattend oppergezag vasthouden en regeren in eeuwigheid. Halleluja! Bovendien wordt het met absolute zekerheid verkondigd: ‘Ziet, Hij komt’ (Openb. 1:7). Er staat niet dat Hij misschien zal komen. Of: stel je voor dat Hij toch nog zal verschijnen. Zij die dit verkondigden, waren er diep van overtuigd: ‘Ziet, Hij komt.’ Alle profeten zeiden dat Hij zou komen. Vanaf Henoch tot de laatste profeet die door goddelijke inspiratie sprak, is er gezegd: ‘De Heere komt met tienduizenden van Zijn heiligen’1 (Jud: 14, Eng. vert.). U zult niemand vinden die in opdracht van God gesproken heeft en niet spreekt over de komst van de Zoon des mensen. Ieder van hen heeft, rechtstreeks of indirect,verkondigd dat allen voor Zijn rechterstoel worden geroepen om de vergelding van hun daden te ontvangen. Alle beloften zijn zwanger van deze voorzegging: ‘Ziet, Hij komt.’ Wat verhindert Christus om te komen? Toen ik nadacht over en studeerde op deze woorden, ‘Ziet, Hij komt’, zei ik bij mijzelf: ‘Ja, Hij komt zeker. Wie zal Hem tegenhouden? Zijn hart is bij Zijn kerk op aarde. Hij verlangt ernaar om de overwinning te vieren op de De King James vertaalt de tegenwoordige tijd, terwijl het Grieks een werkwoordvorm heeft die aangeeft dat dit in het verleden al gebeurd is. De nadruk ligt op de gebeurtenis zelf en niet op het tijdsaspect of de plaats waar Hij streed.
Zijn vermakingen zijn met de kinderen van de mensen (naar Spr. 8:31). Al Zijn heiligen wachten op de dag van Zijn verschijning en Hij Zelf wacht ook. De hele aarde is in barensnood in haar droefheid, verlangend naar Zijn komst, die haar verlossing betekent. De schepping is voor een korte tijd aan de ijdelheid onderworpen. Maar wanneer de Heere terugkomt, zal ook de schepping bevrijd worden van de slavernij van het verderf, tot de heerlijke vrijheid van de kinderen van God’ (naar Rom. 8:19-21). We hadden ons kunnen afvragen of Hij een tweede keer zou komen, als Hij niet al de eerste keer gekomen was. Maar als Hij naar Bethlehem kwam, wees er dan ook van verzekerd dat Hij Zijn voeten op de Olijfberg zetten zal. Als Hij kwam om te sterven, twijfel er dan niet aan dat Hij ook zal komen om te regeren. Als Hij kwam om bespot en veracht te worden door de mensen, waarom zullen we er dan aan twijfelen of Hij komen zal om vereerd en geprezen te worden door allen die geloven? Wanneer? Wanneer zal Hij komen? Dat is de grote vraag. Hij zal komen op Zijn tijd en dat is de juiste tijd. Een broederpredikant bezocht mij en zei toen we bij elkaar zaten: ‘Ik zou je graag veel vragen willen stellen over de toekomst.’ Ik zei tegen hem: ‘Ik kan je niet helpen. Ik weet er niet meer van dan jij.’ ‘Maar’, zei hij, ‘wat te denken over Zijn tweede komst? Moet het duizendjarig rijk niet eerst komen?’ Ik zei: ‘Ik kan je niet vertellen of het duizendjarig rijk eerst moet komen. Zo ver ik kan zien, heeft de Schrift dit bewust onduidelijk gelaten, zodat we altijd en elk uur de komende Christus verwachten. Ik denk dat het duizendjarig rijk na Zijn terugkomst zal beginnen en niet ervoor. Ik kan mij geen koninkrijk voorstellen waarin de Koning afwezig is. Het lijkt mij een onmisbaar aspect van de duizendjarige heerlijkheid dat de Koning dan geopenbaard zal worden. Ik wil op dat punt geen stellige beweringen doen. Misschien duurt het nog duizend jaar voordat Hij komt; misschien komt Hij vanavond al. Het onderwijs van de Schrift zegt allereerst: “In welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen” (Matth. 24:44). Als het geopenbaard was dat er eerst duizend jaren zouden moeten verstrijken voor Zijn komst, zouden we al die tijd rustig kunnen gaan slapen. Als de Schrift zou zeggen dat Hij voorlopig niet zal komen, zouden we geen reden hebben om Hem te verwachten.’
Mijn vriend vroeg: ‘Als Christus komt zal het algemene oordeel zijn, toch?’ Ik noemde hem deze teksten: ‘Die in Christus gestorven zijn, zullen eerst opstaan’ (1 Thess. 4:16) en ‘Maar de overigen der doden werden niet weer levend, totdat de duizend jaren geëindigd waren. Deze is de eerste opstanding’ (Openb. 20:5). Ik zei: ‘Er is een opstanding uit de dood waarvoor de apostel Paulus zich inspande om die mee te maken (zie Fil. 3:11). We zullen allemaal opstaan, maar de rechtvaardigen zullen duizend jaar eerder opstaan dan de goddelozen. Er moet een bepaalde tijd liggen tussen de eerste en de laatste opstanding. Of dit de heerlijkheid van het duizendjarig rijk is, kan ik niet zeggen, maar ik denk het wel. Dit is het belangrijkste punt: de Heere zal komen. Wij weten niet wanneer we Zijn komst kunnen verwachten. We moeten geen uitgesproken, stellige visie hierover hanteren, of vasthouden aan een specifieke voorspelling of omschrijving van omstandigheden. Want dan zouden we ons te slapen kunnen leggen tot die bepaalde situatie aangebroken lijkt te zijn.’ Mijn vriend vroeg: ‘Zullen de Joden niet tot Christus bekeerd worden en hun land weer terugkrijgen?’ Ik zei: ‘Ja, dat denk ik wel. Ze zullen op Hem zien Die zij doorstoken hebben en zij zullen over Hem bitter kermen, zoals men bitter kermt over een eerstgeborene (naar Zach. 12:10). God zal hen het koninkrijk en de heerlijkheid geven, want de Joden zijn Zijn volk, dat Hij niet voor eeuwig heeft verworpen. De Joden, die de natuurlijke olijftakken zijn, zullen opnieuw in hun eigen olijfboom geënt worden. Dan zal de volheid van de heidenen komen’ (naar Rom. 11).
‘Zal dat voor of na de komst van Christus zijn?’ vroeg mijn vriend. Ik antwoordde: ‘Ik denk dat het na Zijn komst zal zijn. Maar hoe dan ook, ik ga mij niet binden aan een absolute mening over dit onderwerp.’ Tegen u, mijn vrienden, zeg ik: lees voor uzelf en onderzoek voor uzelf. Dit staat op de eerste plaats en het is het enige waarvan ik zeker ben: de Heere zal komen. Misschien komt Hij nu, misschien komt Hij morgen; Hij kan komen in de eerste nachtwake of in de tweede. Hij kan Zijn komst ook uitstellen tot de morgen aanbreekt. Maar er is één woord dat Hij ons allen heeft gegeven: Waakt! Waakt! Waakt! Opdat wanneer Hij komt, wij gereed mogen zijn om voor Hem open te doen en dan in de taal van het lied te zeggen: ‘Halleluja! Welkom, welkom, Goddelijke Rechter!’ Ik geloof dat dit Schriftuurlijk is en dat we daarom deze uitspraken over de tweede komst van de Heere gerust kunnen doen. Zijn komst moet helder beseft worden Ik zie in gedachten de apostel Johannes. Hij is in de geest, maar plotseling lijkt hij op te schrikken. Zijn aandacht wordt in beslag genomen door iets buitengewoons. Hij was altijd al helder van geest, iemand die ver kon zien, maar nu is zijn geest nog alerter dan normaal. We vergelijken hem altijd met een adelaar vanwege de hoogte van zijn vlucht en zijn scherpzinnige blik. Toch lijkt hij hier op te schrikken door een verbijsterende aanblik. Hij roept het uit: ‘Ziet! Ziet!’ Hij heeft een glimp van zijn Heere opgevangen. Hij zegt niet: ‘Ergens in de toekomst zal Hij komen.’ Maar: ‘Ik zie Hem. Hij is al onderweg.’ Het is duidelijk dat Johannes zich bewust is van Zijn tweede komst. Hij heeft de tweede komst van de Heere op zo’n manier begrepen dat die voor hem werkelijkheid geworden is; een werkelijkheid waarover Hij moet spreken en zelfs schrijven. ‘Ziet, Hij komt!’
Bent u zich ooit zo bewust geweest van de komst van Christus? Broeders en zusters, ik vraag u dit te beseffen. Ik wenste wel dat we gezamenlijk zo ver zouden komen, dat we tegen elkaar zeggen wanneer we thuis weggaan: ‘Ziet, Hij komt!’ Nadat de Heere was opgestaan, zei de een tegen de ander: ‘De Heere is waarlijk opgestaan!’ Ik wil graag dat u voelt dat de Heere daadwerkelijk onderweg is, en ook dat u dit tegen elkaar zegt. Door allen gezien ́Ziet, Hij komt met de wolken en alle oog zal Hem zien, ook degenen, die Hem doorstoken hebben’ (Openb. 1:7). Ik lees in deze tekst over een letterlijke verschijning en een werkelijk zien. Als de tweede komst een geestelijk gebeuren zou zijn, dat plaatsvindt in de geest, zou er staan: ‘Elke geest zal Hem zien.’ Maar dit is niet zo, we lezen: ‘Alle oog zal Hem zien.’ Nu, de geest kan het geestelijke waarnemen, maar alleen het oog kan zien wat onmiskenbaar stoffelijk en zichtbaar is. De Heere Jezus Christus zal niet op geestelijke wijze komen, want in die zin is Hij altijd hier. Hij zal werkelijk en lichamelijk komen, want ieder oog zal Hem zien. Ook die ogen die Hem met haat bezien en Hem doorstoken hebben. Zeg straks niet tegen uzelf: ‘Dit alles heeft vast een of andere geestelijke betekenis.’ Doe het onderwijs van de Heilige Geest niet teniet door de gedachte dat er wel een geestelijke openbaring zal komen van de Christus van God, maar dat er beslist geen sprake zal zijn van een letterlijke verschijning. Zo letterlijk als de Heere Jezus voor de eerste keer naar de aarde kwam, zal Hij opnieuw komen. Het is dezelfde Christus Die een stuk vis en honingraat at na Zijn opstanding uit de dood. Hij is het Die gezegd heeft: ‘Ziet Mijn handen en Mijn voeten; want Ik ben het Zelf; tast Mij aan, en ziet; want een geest heeft geen vlees en beenderen, gelijk gij ziet dat Ik heb’ (Luk. 24:39). Deze Jezus komt met een stoffelijk lichaam en verschijnt op de wolken van de hemel. Op dezelfde manier als Hij opvoer, zal Hij terugkeren. Hij zal letterlijk gezien worden. Deze woorden kunnen echt niet op een andere manier uitgelegd worden.
‘Alle oog zal Hem zien.’ Ja, ik verwacht Hem letterlijk met mijn eigen ogen te zien. Net zoals de gelovige Job, die al lang ontslapen is, dat verwachtte. Hij geloofde dat hij in zijn vlees God zou aanschouwen, ook al verteerden de wormen zijn lichaam. Met zijn eigen ogen en niet met die van een ander. Er zal een werkelijke opstanding van het lichaam zijn, hoewel de moderne mens dit betwijfelt. Het zal een opstanding zijn waarbij we Jezus zien met onze eigen ogen. We zullen ons dan niet bevinden in een of ander schaduwachtig droomland van voorbijgaande verbeeldingen, waar we wel waarnemen, maar niet zien. We zullen geen luchtige nietsen zijn, mysterieus, vaag, ontastbaar. We zullen onze heerlijke Heere letterlijk zien. Zijn verschijning zal geen geestverschijning of schimmenspel zijn. Er zal geen dag werkelijker zijn dan de dag van het oordeel. Er zal geen aanblik meer werkelijk zijn dan die van de Zoon des mensen op de troon van Zijn heerlijkheid. Zult u deze uitspraak tot u laten doordringen, zodat u de kracht ervan mag ervaren? Tegenwoordig raken we te ver af van de feiten, we verzanden in een rijk van fabels en ideeën. ‘Ieder oog zal Hem zien.’ Hierin zal geen misvatting mogelijk zijn. Let erop dat Hij gezien zal worden door alle levende mensen. Elk oog zal Hem zien: de koning en de boer, de meest geleerde en de meest onwetende. Degenen die nu blind zijn, zullen kunnen zien wanneer Hij verschijnt. Ik herinner mij een man die vanaf zijn geboorte blind was. Hij had onze Heere intens lief en prees Hem ervoor dat het zicht van zijn ogen bewaard werd voor zijn Heere. Hij zei: ‘De eerste die ik ooit zal zien, is de Heere Jezus Christus.
Het eerste dat mijn nieuw geopende ogen zien zullen, is de aanblik van de Zoon des mensen in Zijn heerlijkheid.’ Dit is niet aantrekkelijk voor ogen vol vuilheid en hoogmoed. Zij bekommeren zich niet om deze aanblik. Toch zullen ze het zien, of ze willen of niet. Tot nu toe sloten ze hun ogen voor het goede, maar wanneer Jezus komt, zullen ze Hem zien. Ze zullen niet in staat zijn zich te verbergen voor Zijn ogen. Zij zullen doodsbang zijn, maar dit schouwspel zal over hen komen zoals de zon haar stralen laat vallen op de dief die de duisternis liefheeft. Ze zullen gedwongen worden om tot hun ontzetting te erkennen dat ze de Zoon des mensen aanschouwen. De aanblik zal zo overweldigend zijn dat ontkennen onmogelijk is. Hij zal gezien worden door hen die al lang gestorven zijn. Wat een aanblik zal dat zijn voor Judas, Pilatus, Kajafas en Herodes! Wat een aanblik zal dat zijn voor hen die tijdens hun leven zeiden dat er geen Zaligmaker bestond en dat die ook niet nodig was, en voor degenen die zeiden dat Jezus slechts een gewoon mens was en dat Zijn bloed geen verzoening voor de zonden was! De mensen die Hem bespotten en uitscholden zijn allang gestorven, maar zullen allemaal weer opstaan en hun erfenis ontvangen. Ze zullen Hem Die ze belasterden zien zitten op de wolken van de hemel. Gevangenen zijn bevreesd wanneer ze de rechter zien. De trompet die de rechtszitting aankondigt is geen muziek in de oren van criminelen. Maar u zult hem horen, o onboetvaardige zondaar! Zelfs in uw graf zult u de stem van de Zoon van God horen. U zult opstaan uit de dood en tevoorschijn komen uit uw graf. U zult vergelding ontvangen voor wat u door middel van uw lichaam gedaan hebt, hetzij goed, hetzij kwaad (naar 2 Kor. 5:10). De dood kan u niet voor Hem verbergen, het graf kan u geen schuilplaats bieden, het bederf kan u niet redden. U zult in uw lichaam de Heere zien Die u en uw vrienden zal oordelen.
Verwerpen, leven, uitzien
We lezen in de Schrift: ‘Want de zaligmakende genade Gods is verschenen aan alle mensen. En onderwijst ons, dat wij, de goddeloosheid en de wereldse begeerlijkheden verzakende, matig en rechtvaardig, en godzalig leven zouden in deze tegenwoordige wereld; Verwachtende de zalige hoop en verschijning der heerlijkheid van de grote God en onze Zaligmaker Jezus Christus; Die Zichzelf voor ons gegeven heeft, opdat Hij ons zou verlossen van alle ongerechtigheid, en Zichzelf een eigen volk zou reinigen, ijverig in goede werken’ (Tit. 2:11-14). In dit gedeelte komen drie woorden naar voren: verzaken (dat is: verwerpen), leven, uitzien. Wanneer de Heilige Geest in het hart komt, ziet Hij dat we hoogmoedig en verwaand zijn. We hebben lessen van wereldlijke wijsheid en van vleselijk beleid geleerd, lessen die we moeten afleren en verwerpen. Wat moeten we verwerpen? Ten eerste moeten we goddeloosheid verwerpen. Het is voor velen onder ons hoognodig om dit te leren. ‘O’, zegt een arbeider, ‘wij moeten hard werken. We hebben geen tijd om aan God of godsdienst te denken.’ Dit is goddeloosheid! Door de genade van God leren we deze gedachte te verwerpen. Anderen hebben het goed in de wereld en roepen: ‘Als u zoveel zaken te behartigen had als ik, zou u geen tijd hebben om na te denken over uw ziel en over een andere wereld. De concurrentiestrijd beneemt mij de mogelijkheid om te bidden of in de Bijbel te lezen. Ik ben druk met mijn kasboek en mijn grootboek.’ Ook dit is goddeloosheid! De genade van God leidt ons ertoe dit te verwerpen en deze vergeetachtigheid ten opzichte van God te verfoeien. God laat Zich niet straffeloos vergeten. Als wij net doen alsof Hij niets is, als we Hem buiten onze plannen sluiten, maken we een fatale fout. O mijn hoorder, God bestaat, en zo zeker als u leeft bent u Hem verantwoording schuldig. Als door Gods genade Zijn Geest in ons komt, rekent Hij af met onze onverbeterlijke goddeloosheid en zorgt Hij ervoor dat we die van harte aan de kant zetten.
Vervolgens verwerpen we de ‘wereldlijke lusten’. Dat zijn de lusten van de tegenwoordige wereld. De lust van het oog, de lust van het vlees en de hoogmoed van het leven zijn nog met ons. Als de genade van God werkzaam is, verandert dit; de losbandigen verwerpen de verlangens van het vlees, de op rijkdom beluste mensen overwinnen hun hebzucht. Gods genade brengt de hoogmoedige af van zijn ambities. Ze leert de leegloper ijverig te zijn. Wie zich enkel bekommert over plezier in dit leven, roept ze tot de orde. Gods genade maakt dat we de opvattingen, gewoonten en roem van deze wereld verwerpen. Maar broeders, het is niet genoeg om een godsdienst te hebben die enkel uit verboden bestaat. Daarom is hier het volgende woord waar ik op inga: leven. We moeten ‘matig en rechtvaardig en godzalig leven in deze tegenwoordige wereld’. Ziet u, broeders, de Heilige Geest verwacht dat we leven in deze tegenwoordige wereld. Daarom mogen we ons er niet uit terugtrekken. Deze tegenwoordige tijd is een slagveld waarop de soldaat van Christus moet vechten. De samenleving is de plaats waar het christendom de genade van Christus dient te vertonen. Probeer er niet aan te ontsnappen, dat heeft geen zin. U moet tegen de stroom in zwemmen en worstelen met haar golven. Als de genade van God in u is, is het de bedoeling dat die genade zichtbaar wordt; niet in een zelfgekozen en eenzame afzondering, maar in deze tegenwoordige wereld. Dit leven wordt op drie manieren beschreven. Ten eerste dienen we matig te leven. Dat betekent matig zijn in al uw eten en drinken en in het toegeven aan alle lichamelijke begeerten dat spreekt voor zich. U dient matig te leven in al uw denken, spreken en handelen. Matigheid moet er zijn in uw aardse zaken. U dient uzelf in de hand te hebben, en zelfbeheersing aan de dag te leggen. De man die onderwezen wordt door Gods genade wordt bedachtzaam, wel overwogen, evenwichtig. Hij wordt niet langer beheerst door zijn lusten of geleid door vooroordelen.
Wat betreft zijn medemensen leidt de christen een rechtvaardig leven. Ik kan mij geen oprechte christen indenken die oneerlijk is in zijn werk. Als u de weg van de duivel wilt gaan, dan moet u de gevolgen voor lief nemen. Maar als u belijdt een dienaar van God te zijn, verwerp dan alle deelgenootschap met de ongerechtigheid. Oneerlijkheid en leugen staan tegenover de godzaligheid. Een christen kan arm zijn, maar hij moet rechtvaardig leven. Hij kan pienterheid missen, maar mag geen eerlijkheid missen. Een christelijke belijdenis zonder oprechtheid is een leugen. Genade leert ons om rechtvaardig te leven. Ten opzichte van God moeten we godzalig leven. Iedereen die echt deelt in Gods genade zal eerst het Koninkrijk van God zoeken en Zijn gerechtigheid (naar Matth. 6:33). God wordt dan in al zijn overwegingen betrokken. Gods tegenwoordigheid is de vreugde van een christen. Gods kracht zal zijn vertrouwen zijn, Gods voorzienigheid zijn erfenis, Gods heerlijkheid het hoogste doel van zijn bestaan.
Gods wet zal de gids zijn in zijn gesprekken. Als Gods genade, die zo duidelijk aan alle mensen verschenen is, werkelijk met haar heilige kastijding over ons gekomen is, zal ze ons leren om op deze manier te leven: matig, rechtvaardig en godzalig. Naast leven is er ook uitzien. Gods genade zorgt ervoor dat we uitzien naar ‘de zalige hoop en verschijning der heerlijkheid van de grote God en onze Zaligmaker Jezus Christus’ (Tit. 2:13). Deze hoop is niet naar schuld, maar naar genade. Hoewel onze Heere ons een beloning zal geven, zal dit niet overeenkomstig de wet van de werken zijn. De Heere komt en in Zijn komen ligt de grote hoop van de gelovige. In Zijn komst ligt de grote aansporing om het kwaad te overwinnen. Zijn komst is de belangrijkste aansporing om de heiligmaking te voleindigen in de vreze Gods (naar 2 Kor. 7:1). O, om zonder vlek bevonden te worden op de dag van de openbaring van de heerlijkheid van onze Heere! God geve dit aan ons!
Wees gereed
Ik smeek u om gereed te zijn om onze komende Heere te ontmoeten. Wat is de manier om gereed te zijn om Jezus te ontmoeten? Als het dezelfde Jezus is Die van ons wegging, laten we dan doen wat Hij deed voordat Hij wegging. Als het dezelfde Jezus is Die komt, kunnen we geen betere levenshouding hebben dan Hij Die ‘het land doorgegaan is, goeddoende’ (Hand. 10:38). Als u Hem met vreugde wilt ontmoeten, dien Hem dan met ijver. Als de Heere Jezus Christus vandaag zou komen, zou ik graag willen dat Hij mij studerend, biddend of prekend zou vinden. Zou u het niet fijn vinden als Hij u zou aantreffen in uw zondagsschoolgroep, werkend in uw klas, prekend op de straathoek of wat u dan ook maar in Zijn Naam mag doen? Of wilt u de Heere in ijdelheid ontmoeten? Laat dat niet zo zijn! Ik kwam eens bij een van mijn gemeenteleden. Zij was op dat moment de treden van de trap voor het huis aan het witten. Verward kwam ze overeind en zei: ‘Lieve help, mijnheer, ik wist niet dat u vandaag zou komen. Anders zou ik er klaar voor zijn geweest.’ Ik zei haar: ‘Beste vriendin, u had niet in een betere toestand kunnen zijn dan nu. U doet uw taak als een goede huisvrouw. Moge God u zegenen!’ Zij had geen geld om een knecht te betalen. Ze deed haar taak door het huishouden op orde te houden.
Ze zag er wat mij betreft mooier uit met haar emmer naast zich, dan wanneer ze gekleed was geweest naar de laatste mode. Ik zei tegen haar: ‘Als de Heere Jezus plotseling zou komen, hoop ik dat Hij mij zal vinden zoals ik u heb gevonden. Ik hoop dat ik dan ook de taak aan het uitvoeren ben die Hij mij voor dat moment opgelegd heeft.’ Ik vraag u allemaal om uw emmers op te nemen en u daarvoor niet te schamen. Dien de Heere op de een of andere manier. Dien Hem altijd. Dien Hem ijverig. Dien Hem meer en meer. Ga morgen naar uw werk en dien de Heere achter de toonbank, in de werkplaats of op de akker. Ga en dien de Heere door hulp te bieden aan de armen en behoeftigen, de weduwen en wezen. Ga en dien Hem door kinderen te onderwijzen, in het bijzonder uw eigen kinderen. Ga en laat de dronkaard zien dat er hoop voor hem is in Christus. Laat de gevallen vrouw weten dat Jezus haar herstel kan geven. Doe datgene waartoe Jezus u in staat gesteld heeft.
Het uitstel De gedachte aan het uitstel van de komst van Christus is altijd pijnlijk, maar toch komt u daarmee in aanraking; door het bestuderen van de profetieën of op een andere manier. ‘Maar indien die dienstknecht in zijn hart zou zeggen: Mijn heer vertoeft te komen; en zou beginnen de knechten en de dienstmaagden te slaan, en te eten en te drinken, en dronken te worden; zo zal de heer van die dienstknecht komen op een dag, waarop hij hem niet verwacht, en ten ure, dat hij niet weet; en zal hem afscheiden, en zal zijn deel zetten met de ontrouwen’ (Luk. 12:45,46). Pas daarom op voor het idee dat Hij Zijn komst uitstelt en dat Hij nu nog niet wil of kan komen. Veel beter is het om vol verwachting uit te zien, en teleurgesteld te zijn bij de gedachte dat Hij misschien nog niet komt. Ik wil niet dat u van de wijs gebracht wordt en zo dwaas gaat handelen als bepaalde mensen die met hemelvaartskleding aan de bossen introkken, denkend dat zij plotseling regelrecht opgenomen zouden worden. Laat u niet verleiden tot dergelijke absurde gedachten die mensen ertoe brachten om een extra stoel of bord neer te zetten omdat de Heere misschien zou komen. Probeer alle bijgelovige dwaasheid te vermijden.
Met open mond op de profetieën blijven staren is gewoonweg fout. Veel beter is het om aan het werk te gaan voor uw Heere en uzelf en uw werk gereed te maken voor Zijn verschijning. Bemoedig uzelf met deze gedachte: ‘Terwijl ik aan het werk ben, kan mijn Meester komen. Voordat ik moedeloos word, kan mijn Meester al terugkomen. Terwijl anderen met mij spotten, kan mijn Meester verschijnen. Of ze me nu bespotten of prijzen, het doet me niets. Ik leef voor de ogen van mijn grote Opdrachtgever en doe mijn werk in de wetenschap dat Hij mij ziet. Ik verwacht dat Hij Zich weldra aan mij zal openbaren. Dan zal Hij mij en mijn goede bedoelingen tonen aan hen die nu een verkeerde voorstelling van mij hebben.’ Moge de Heere u wachtend, werkend en wakend bewaren tot Hij komt. Dan zult u de zegen ontvangen van een groter, hoger en indrukwekkender dienstwerk dan u nu zult kunnen bereiken. U wordt daarop voorbereid door de lagere en zwaardere dienst van deze wereld. God zegene u, geliefden!
En als u mijn Heere niet kent en dus ook niet uitziet naar Zijn komst, bedenk dan dat Hij zeker komen zal, of u nu naar Hem uitziet of niet. Wanneer Hij komt, zult u voor Zijn rechtbank gedaagd worden. Een van de gebeurtenissen die op Zijn komst zal volgen, is uw dagvaarding voor Zijn rechterstoel. Hoe zult u Hem dan antwoorden? Hoe zult u Hem antwoorden als u nu Zijn liefde weigert, als u zich nu doof houdt voor Zijn uitnodigingen vol genade? Hoe zult u Hem antwoorden als u nu uitstelt, en uitstelt, en uitstelt, en uitstelt? Als u dan sprakeloos zult staan, zal uw zwijgen u veroordelen en zal de Koning zeggen: ‘Bindt zijn handen en voeten, neemt hem weg’ (Matth. 22:13). God geve dat we allen in de Heere Jezus geloven tot het eeuwige leven en dan Zijn verschijning vanuit de hemel verwachten, omwille van Zijn liefde! Amen.