Daarom zal Ik Hem een deel geven van velen, en Hij zal de buit met de machtigen delen, omdat Hij Zijn ziel uitgestort heeft in de dood, en met de overtreders is geteld geweest, en Hij veler zonden gedragen heeft, en voor de overtreders gebeden heeft Jesaja 53:12, (Eng. vert.)
We mogen dit vers beschouwen als een soort verbond dat gesloten is tussen enerzijds de eeuwige God, de oneindige Jehova, en anderzijds onze grote Plaatsvervanger, Middelaar en Verlosser, de Heere Jezus Christus. De mens geworden God moet gekneusd en verwond worden. Hij moet Zijn ziel uitstorten in de dood en door de arbeid van Zijn ziel moet Hij veler zonden dragen; en dan zal Zijn uiteindelijke beloning zijn dat God Hem een deel zal geven van velen en dat Hijzelf de roof met de machtigen zal delen. Let op de dubbele vergoeding en maak verheugd onderscheid tussen de twee verdelingen: de verdeling die Jehovah voor Hem maakt en de verdeling die Hij voor Zichzelf maakt. Onze kampioen moet als een tweede David de grote vijanden van het volk des Heeren het hoofd bieden en overwinnen en dan moet Hij Zijn beloning ontvangen. Anders dan David moet Hij Zijn ziel uitstorten en sterven in de strijd. Dan moet Hij een heerlijk deel van de Vader ontvangen. Hij moet ook zelf het deel van de overwonnen vijand in handen krijgen.
Op dit moment geniet onze Heere Jezus de beloning die Zijn Vader Hem heeft toebedeeld: ‘Daarom zal Ik Hem een deel geven van velen.’ Hij wordt niet meer veracht en verworpen. Wie zou zo’n grote majesteit durven onteren? Zie hoe al de hemelse legers Hem aanbidden! Al de pracht der heerlijkheid wordt rondom Hem tentoongespreid. Voor Hem roepen de cherubim en serafijn voortdurend, onophoudelijk aanbiddend en onverdeeld prijzend. De vierentwintig ouderlingen, die de oude en de huidige kerk vertegenwoordigen, werpen kronen aan Zijn voeten; de ontelbare verlosten, wier klederen in Zijn bloed gewassen zijn, storten hun liefde en hun leven uit aan Zijn voeten. Hij heeft Zijn deel met de groten; niemand is zo groot als Hij. Hij is niet alleen Koning, maar ook iemand die koningen maakt, want Hij heeft Zijn geringste volgelingen tot priesters en koningen Gods gemaakt, Zijn koningschap vermenigvuldigt zich in ieder van hen. Mijn tong kan niet beschrijven hoeveel Zijn Vader Hem verheerlijkt. En als ik het al in woorden zou kunnen uitdrukken, dan zou de innerlijke betekenis daarvan nooit begrepen kunnen worden door zulke enge harten als de onze. Hij geniet oneindige heerlijkheid van de grote God. Hij leeft eeuwig, de Koning der koningen en de Heere der heren en alle halleluja’s klinken op voor Hem. De hoogte van Zijn onmetelijke majesteit en geluk is onbereikbaar voor de verbeelding.
En vanwaar deze eerbewijzen? Wat heeft Hij gedaan om deze onmetelijke glorie te verdienen? Het antwoord is dat Hij deze vier zaken heeft gedaan: ‘Hij heeft Zijn ziel uitgestort in de dood; Hij is met de overtreders geteld geweest; en Hij heeft veler zonden gedragen; Hij heeft voor de overtreders gebeden.’
Naast wat de Vader Hem gegeven heeft is het het overdenken waard dat onze Heere in Zijn levensstrijd een grote buit genomen heeft met Zijn eigen handen. ‘Hij zal de roof met de machtigen delen.’ Hij heeft zonde, dood en hel overwonnen; al de overwinnaars van ons geslacht, de verdervers van de hele wereld. Hij heeft deze drie overwonnen, in elk van deze gevallen heeft hij de gevangenis gevankelijk gevoerd. Wat moet de buit zijn van zulke overwinningen? Al de overwinningsprocessies die ooit de Sacra Via naar het Capitool van Rome gingen, mogen we afwijzen als lege praalvertoningen; al de pracht van Assyrië, Babylon, Perzië en Griekenland zijn vlekken van het wrede verleden, die ons ziek maken als we eraan terugdenken. In die gevallen werd de vrijheid gevangengenomen. Maar toen Jezus ten hemel voer, leidde Hij de gevangenis gevankelijk. Hij zegent allen door Zijn overwinningen en is voor niemand een vloek. Hij beroofde niemand van zijn goederen. Hij bracht alleen de dood ter dood, hij vernietigde de vernietiger en nam de gevangenis gevangen. Van alle buit die hij bijeen heeft gebracht, hebben de mensen voordeel. Daarom, als de mens geworden God de buit verdeelt met de machtigen, mag heel Zijn volk verheugd roepen zonder ook maar enigszins te zuchten over de overwonnenen en beroofden. Dat was een rijke overwinning en de buit die Hij gewon is een buit die vandaag de dag talloze gelovigen verrijkt en die hen zal verrijken door al de toekomende eeuwen.
En vanwaar deze buit? Wat heeft Hij gedaan? Deze trofeeën, waar zijn ze gewonnen? Wat was de strijd? Hier is het antwoord: “Omdat Hij Zijn ziel uitgestort heeft in den dood en met de overtreders is geteld geweest, omdat Hij veler zonden gedragen heeft en voor de overtreders gebeden heeft.”
Het is iets vreemds dat ik ga verklaren, maar het is niet minder waar dan vreemd: Volgens onze tekst is al de buitengewone heerlijkheid van Christus, als Zaligmaker, verdiend door Zijn relatie met de menselijke zonde. Hij heeft Zijn heerlijkste luister, Zijn helderste juwelen. Zijn goddelijkste kronen ontvangen door in contact te komen met dit arme gevallen ras. Wat is de mens? Wat zijn alle mensen? Niets, onbetekenend. Deze grote aardbol zelf, wat is die vergeleken met Gods enorme schepping? Een vuiltje. Het smalle stof aan de weegschaal is groter vergeleken bij de eeuwige heuvelen, dan deze kleine wereldbol vergeleken bij de grote werelden die tot ons spreken als we onder de nachtelijke hemel staan. Toch vormen alle stralende werelden die we met de telescoop kunnen zien maar een extreem klein deel van de onmetelijke gebieden van de goddelijke schepping. Desondanks weten we er niet van dat Christus ooit ergens met de zonde in contact is gekomen dan op deze kleine aardbol. Ons is niets geopenbaard over enige andere verlossing. Deze duistere planeet is voor het geloof het grootste wonder.
Hoe zullen we begrijpen dat de eeuwige Godheid hier de gedaante van een mens aannam en dat hij hier in de plaats van de zondaren leed, ‘de Rechtvaardige voor de onrechtvaardigen, opdat hij ons tot God zou brengen’? Alle engelenogen kijken in deze richting. Deze verborgenheid is hun te groot. Ze kunnen de volledige betekenis ervan niet bevatten, maar ze zijn begerig om erin te zien. We weten er niet van dat ergens in heel de enorme schepping der wereld ooit iets vertoond is dat aan deze onovertroffen, nooit geëvenaarde daad van genade gelijkstaat; dat de Zoon van God, in machtige liefde, naar de aarde kwam en in contact kwam met de menselijke zonde, opdat Hij haar zou wegdragen. Niemand koestert de gedachte dat onze Heere vaak geleden heeft. Nee, Hij is één keer mens geworden en heeft maar één keer geleden. ‘Eenmaal in de voleinding der eeuwen is Hij geopenbaard, om de zonde te niet te doen, door Zijnszelfs offerande.’ En dat voor schuldige mensen! Dit overweldigt me. Ik zou het liefst in stilte neerzitten en ruimte geven aan aanbiddende verwondering.
Moge de Heilige Geest me nu zelf helpen, want daar heb ik grote behoefte aan! Ik ga, heel kort, over deze vier zaken spreken. Ik heb er niets van mezelf over te zeggen. Ik wil ze u alleen zoveel als ik kan voorstellen in hun naakte eenvoud. Ze bevatten een schoonheid die geen beschrijving behoeft, die onteerd zou worden door enige versiering van de menselijke spraak. Hier zijn vier vuurstenen waaruit u vonken van goddelijk vuur mag slaan, als u hun helderheid maar wilt zien. Deze vier zaken die Jezus deed, de vier redenen waarom Hij gekroond is met zo’n onvergelijkelijke eer zijn verbonden met u, als u maar geloof hebt om de verbinding waar te nemen – zo met u verbonden dat ze u zullen redden, dat ze u zelfs zullen doen delen in de glorie die eruit is voortgekomen.
Hij heeft Zijn ziel uitgestort in de dood
De eerste bron van de glorie van de Middelaar is dat Hij, uit liefde tot schuldige mensen. Zijn ziel heeft uitgestort in de dood. Onthoud dat de bezoldiging der zonde de dood is. ‘De ziel die zondigt, zal sterven.’ ‘Ten dage als gij daarvan eet, zult gij de dood sterven.’ Zoals God ons gemaakt heeft, behoefden we niet te sterven. Als de mens in verbinding met God is, is er geen reden of mogelijkheid waarom hij zou sterven; maar zodra de mens in contact kwam met het kwaad, werd hij gescheiden van God en kreeg hij het gif in zijn aderen dat de dood met zich meebrengt, en al de ellende die eruit voortkomt. Jezus Christus, onze Plaatsvervanger, droeg toen Hij Zijn ziel uitstortte in de dood de straf op de zonde. Dit wordt geleerd in de Bijbel; het is in feite het belangrijkste thema van de Heilige Schrift.
Altijd als de zonde moest worden weggenomen, dan was dat door het offer van een leven. In de hele Joodse wet valt het op dat er ‘zonder bloedstorting geen vergeving is.’ God heeft de mensheid zo doordrongen van deze waarheid dat u nauwelijks naar een land kunt gaan, hoe onwetend ook, of met hun godsdienst is het idee van het offer verbonden en daarom het idee van het offeren van een leven vanwege een gebroken wet. Nu, de Heere Jezus kwam in zo’n relatie met de mens dat Hij de doodstraf droeg die de schuldige mens zich op de hals had gehaald.
Let op de uitdrukking: ‘Hij heeft Zijn ziel uitgestort in de dood.’ Het gebeurde doelbewust. ‘Hij heeft zijn ziel uitgestort.’
Het is een plengoffer dat doordacht en met zorg gebracht wordt; niet enkel het vergieten van Zijn bloed, maar het besliste, vastbesloten uitstorten van Zijn hele leven tot op de laatste druppel – het uitstorten ervan tot in de dood. Nu, het besluit van Christus om voor u en voor mij te sterven was niet dat van een dappere soldaat, die in een moment van opwinding op de kanonnen afrent; maar Hij stortte Zijn leven praktisch uit vanaf de dag dat Zijn openbare bediening begon, zo niet al eerder. Hij stierf altijd door zo te leven dat Zijn ijver Hem verteerde – ‘De ijver van uw huis heeft mij verteerd.’ Vrijwillig, als het ware druppel voor druppel. Zijn ziel viel op de grond tot hij haar uiteindelijk, aan het vloekhout, geheel ledigde en uitriep: ‘Het is volbracht’, en de geest gaf. Toen ‘stortte hij zijn ziel uit in de dood.’
Het gebeurde niet alleen doelbewust, maar ook op de meest werkelijke en ware wijze. Denk alstublieft niet over het uitstorten van Christus’ ziel alsof het een soort zelfverzaking was; alsof hij een soort extatisch leven in dromenland leidde en alleen maar leed in gedachte, voornemen en medelijden. Mijn Heere leed zoals u lijdt, alleen intenser; want Hij had Zijn lichaam of ziel nooit verwond door enige vorm van buitensporigheid, waardoor Zijn gevoeligheid ook maar enigszins was afgestompt. Hij stortte zijn ziel uit in al de fasen van lijden die een volmaakte ziel kan doormaken. Hij voelde de verschrikking van de zonde op een manier zoals wij zondaren dat niet kunnen voelen, en het zien op het kwaad kwelde Hem meer dan de zuiverste onder ons.
Hij leed werkelijk, onderging werkelijke armoede en werkelijke vermoeidheid; en toen Hij in Zijn laatste strijd kwam, was Zijn bloedige zweet geen fictie, Zijn uitzonderlijke smart geen verbeelding. Toen de zweepslagen op Zijn schouders neerkwamen, doorstond Hij echte pijn. De nagels, de speer, de spons en de edik duiden op een werkelijk lijden, op een dood zoals u en ik die waarschijnlijk nooit zullen ondergaan. Zeker zullen we nooit dat tot in de dood uitstorten van de ziel ervaren dat aan Jezus was voorbehouden, waarin Hij martelaren in hun grootste smarten ver te boven ging. Zijn dood hield soorten van smart in die Hijzelf en Hijzelf alleen kende. ‘Hij heeft Zijn ziel uitgestort in de dood’ in een zeer zware smart – zo zwaar dat menselijk medelijden haar nooit ten volle kan navoelen.
Dit deed hij, onthoud dat, vrijwillig. Als ik voor iemand van u zou sterven, waar zou dat dan goed voor zijn behalve dat ik de schuld van de natuur iets eerder zou betalen dan dat ik die uiteindelijk betaald zou hebben? Want we moeten allen sterven, vroeg of laat. Maar Christus hoefde helemaal niet te sterven, voorzover het Hemzelf betrof. Er was geen reden in Hem zelf waarom Hij naar het kruis zou gaan om Zijn leven af te leggen. Hij gaf Zich over, een gewillig offer voor onze zonden. Hierin ligt veel van de kostbaarheid van Zijn opoffering voor u en voor mij. Liefde, onmetelijke liefde, bracht de Heere ertoe om voor de mens te sterven. Laat ons hierover denken en laten we wegsmelten in liefhebbende dankbaarheid. Een dood die ondergaan werd uit loutere liefde; een dood die Hij beslist niet verdiend had en inderdaad een overbodige daad, behalve dan dat het Hem betaamde om te lijden om Zijn ambt als Zaligmaker te vervullen en ons dicht bij God te brengen. Dit zou ons hart moeten doen branden van vurige dankbaarheid jegens de Heere Die ons tot in de dood liefhad.
‘Hij heeft Zijn ziel uitgestort in de dood.’ Ik zal er niet meer over zeggen, behalve dat ik u erop wijs hoe compleet deze dood was. Jezus gaf arme zondaars alles. Al Zijn talenten gaf Hij voor hen over. Zelfs van de laatste vodden was Hij aan het kruis ontdaan. Geen enkel deel van Zijn ziel of Zijn lichaam hield Hij achter om het niet op te offeren. De laatste druppel werd, zoals ik al zei, uitgestort tot de beker geledigd was. Hij maakte geen voorbehoud. Zelfs Zijn diepste innerlijk hield Hij niet achter. ‘Hij had Zijn ziel uitgestort in de dood.’
Beschouw deze twee waarheden samen. Hij is de Heere God Almachtige, voor wie de engelenlegers zich met vreugde neerbuigen; toch stort Hij aan dat kruis Zijn ziel uit tot de dood. En Hij doet het niet omdat er iets in Hem is dat dit noodzakelijk maakt, maar voor u en voor mij – voor de zaligheid van allen die hun vertrouwen op hem stellen. Stel uw vertrouwen op Hem, zonder voorbehoud. Stort uw ziel uit in volledig vertrouwen, zoals Hij Zijn ziel heeft uitgestort in de dood. Kom en rust in Hem, en zie dan de reden waarom Hij gekroond is met majesteit. Zijn dood voor uw zonden is de reden waarom Hij de buit met de machtigen deelt. Hij heeft Zijn deel met de groten omdat Hij ‘stierf, de Rechtvaardige voor de onrecht- vaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen.’ Dat wat Hem zoveel schande bracht, heeft Hem nu al Zijn heerlijkheid gebracht. Kom en vertrouw op Hem! Kom en vertrouw Hem volkomen! Kom en vertrouw Hem nu!
Hij is met de overtreders geteld geweest
In de tweede plaats, en enigszins kort. Uit de tekst blijkt dat onze Heere niet alleen de straf voor zondaren droeg, maar ook werd Hij geteld met de overtreders. ‘Hij is met de overtreders geteld geweest.’ Dit duidt op een vorm van nabij zijn aan de zondaren die in de eerste zinsnede niet te vinden is. Hij draagt de dood voor de zondaren; maar als u het niet gelezen had, had u zich niet kunnen indenken dat Zijn naam geschreven zou zijn in het register van de zondaren. Hij was geen zondaar en kon dat ook niet zijn. Desondanks staat er geschreven: ‘Hij is met de overtreders geteld geweest.’ O zondaar, zie hoe dicht Jezus bij u komt! Wordt er een volkstelling van zondaren gehouden? Dan wordt bij die telling ook de naam van Jezus neergeschreven. ‘Hij is met de overtreders geteld geweest.’ Hijzelf is nooit een overtreder geweest; dat was onmogelijk.
Het zou godslasterlijk zijn om te zeggen dat de Zoon van God ooit een overtreder was van de wetten van Zijn vader. In Hem was geen zonde, in geen enkel opzicht, in geen enkele vorm of op geen enkele manier. Zijn onbevlekte geboorte. Zijn volmaakte natuur, Zijn heilige leven – alles maakte Hem ‘afgescheiden van de zondaren.’ Hoe werd Hij dan geteld met de overtreders? Dit is des te verbazender omdat het zo pijnlijk is voor een mens die rein is om met de onreinen geteld te worden. Wat zou een vrouw met een prachtige reinheid van geest denken als ze met de prostituees geteld werd? Wat zou een eerlijke man onder ons denken als hij met de dieven geteld werd? Maar dat zou niets zijn vergeleken met de heilige Heere Jezus Die met de overtreders geteld werd; en toch onderwierp Hij Zich hieraan voor ons. Ik zei dat Hij geen overtreder kon zijn, maar in dit opzicht zijn wij anders dan Hij. Ieder van ons zou zowel onrechtvaardig als oneerlijk kunnen zijn, want ach, de zonde woont in ons en de mogelijkheid dat zij tot nog grotere ontplooiing komt. Maar Jezus was zuiver van natuur en zuiver van hart, daarom kon Hij nooit door kwaad besmet worden. Toch zei de geïnspireerde profeet: ‘Hij is met de overtreders geteld geweest.’ Dit was werkelijk neerbuigen! Dit was neerkomen tot waar de zondaar lag en over Hem heen buigen om Hem op te tillen.
Onze Heere Jezus was met de overtreders geteld, allereerst door de lasterlijke tong. Ze noemden Hem een dronkaard en een wijnzuiper; ze noemden Hem zelfs de overste der duivelen. Dat was al erg genoeg voor Hem Die de engelen groeten als: ‘Heilig, heilig, heilig.’ Beschuldigd van godslastering, opruiing enzovoort had Hij genoeg te verdragen van boze lippen. Niets was te verdorven om Hem mee te beschimpen door hen die zeiden: ‘Laat Hem gekruisigd worden.’ De Vlekkeloze werd niets bespaard, integendeel, Hij werd bespuwd met de giftigste verwijten. Evenals de psalmist was Hij het lied van de dronkaard. Zelfs de dieven die met Hem gekruisigd werden, beschimpten Hem.
Hij werd ook met de overtreders geteld in het aardse gerechtshof. Hij stond voor de rechtbank alsof Hij een gewone misdadiger was; toch was Hij de rechter van allen. Hoewel ze geen twee personen konden vinden wier getuigenis overeenstemde, veroordeelden ze Hem toch. Hoewel Pila- tus moest zeggen: ‘Maar wat heeft deze voor kwaads gedaan?’, toch werd Hij uitgeleid met twee kwaaddoeners, opdat Hij naast hen zou sterven; en toen, zo vertelt de evangelist ons, werd de Schrift vervuld: ‘Hij is met de overtreders geteld geweest’ (Mare. 15:28).
Om nog iets verder te gaan, onze Heere Jezus Christus werd, in Gods voorzienigheid, op aarde behandeld zoals overtreders behandeld worden. Overtreders brengen soms armoede, ziekte, schande en verlatenheid over mensen; en Jezus Christus moest Zijn deel van dit alles ontvangen met zondige mensen. Geen koude wind werd dit geschoren lam bespaard. Geen winterse vorst of nachtelijke dauw werd achtergehouden, om Hem te troosten in Zijn verborgen kwellingen.
De koude bergen en de middernachtelijke lucht
Waren getuigen van Zijn vurige gebed.
Alle dingen in deze wereld die voor mensen zo pijnlijk en verschrikkelijk zijn, omdat de mens zo schuldig geworden is, waren precies even pijnlijk en verschrikkelijk voor Hem. De zon scheen op Hem tot Zijn tong verdroogd was als een potscherf en aan Zijn gehemelte kleefde, zodat Hij riep: ‘Mij dorst.’ De nagels die Hem doorboorden, reten Zijn tere vlees vaneen zoals ze dat bij een zondig mens zouden hebben gedaan. Koorts deed Hem versmachten, tot Zijn tong aan Zijn gehemelte kleefde. Er was voor deze Man niets verzachtends van de kant van de wetten der natuur omdat Hij nooit gezondigd had; maar Hij moest als zondaar staan waar wij zondaren staan, om te lijden vanwege de gewone wetten van deze om de zonde vervloekte wereld, hoewel Hij geen zondaar was en dat ook niet kon zijn. ‘In Hem was geen zonde’; toch was Hij geteld met de overtreders.
En zie, broeders, o, wist ik maar hoe ik er op een gepaste manier over moest spreken! De Heilige God behandelde Hem alsof Hij een van ons was, ‘Het behaagde de Vader om Hem te verbrijzelen; Hij heeft Hem krank gemaakt.’ God keerde niet alleen de overtreders de rug toe, maar ook Zijn Zoon, Die met de overtreders geteld was. God kan de volmaakt onschuldige nooit verlaten. Toch zei Hij, Die volmaakt onschuldig was: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?’ Verzwakking en geestelijk lijden, zelfs tot de zielendood toe, kunnen een mens die met de volmaakt rechtvaardigen geteld wordt, niet aantasten. Het was omdat Jezus Zich vrijwillig in de plaats van de zondaren stelde dat Hij het oordeel van de zondaar moest dragen. En omdat Hij met de overtreders geteld werd, velde de rechtvaardigheid die zonde neervelt Hém neer. De afkeuring die de zonde ten deel valt, viel Hem ten deel. De duisternis die over de menselijke zonde komt, balde zich in een zevenvoudige nacht samen boven Zijn heilige hoofd. In de dag van de toorn des Heeren ‘is Hij met de overtreders geteld geweest.’
Omdat dit de reden is waarom Hij nu verhoogd is, denk ik dat u en ik op dit moment een mengeling van vreugde en smart behoren te voelen als u bedenkt dat de Heere Jezus Zich ertoe verwaardigde om Zijn naam bij die van de overtreders te schrijven. U weet wat een overtreder is, of niet? Iemand die verkeerd gedaan heeft, iemand die wetten overtreden heeft, iemand die grenzen te buiten is gegaan en kwaad heeft bedreven. Nu, Jezus Christus zegt: ‘Vader, zet Mijn naam bij die van deze overtreders, opdat Ik hen zou mogen redden.’ Het moest zo zijn dat Hij, staande in hun plaats, hen tot Zijn plaats zou opheffen, Zijn rechtvaardigheid aan hen overdragend zoals Hij hun zonde op Zich nam. Ik zou kunnen huilen als ik u vertel dat ‘Hij met de overtreders geteld is geweest.’ Ik kan niet preken. Dit onderwerp brengt me helemaal van mijn stuk. Ik zou willen dat u er zelf over nadacht. Let niet op mijn woorden. Denk aan mijn Heere en aan deze twee dingen: ‘Hij heeft Zijn ziel uitgestort in de dood; en Hij is met de overtreders geteld geweest.’
Hij heeft veler zonden gedragen.
Dat brengt me op de derde zaak waardoor de Heere Jezus Christus Zijn strijd gewonnen heeft en loon bij God heeft verdiend. Hij heeft veler zonden gedragen. Nu, denk niet dat dit mijn woorden zijn zodat u ze kritisch kunt bekijken. Let er goed op dat dit de woorden van de Heilige Geest zijn. ‘Hij heeft de zonde gedragen.’ ‘Hij heeft veler zonden gedragen.’ Ze bekritiseren ons omdat we zeggen dat Hij de straf op de zonde droeg. We zullen het er niet minder duidelijk om zeggen, maar we zullen veel verder gaan en benadrukken dat Jezus letterlijk de zonde der mensen droeg. Waarom zou Hij anders gestorven zijn? Waarom stierf Hij eigenlijk? ‘Hij was een mens,’ zegt u, ‘en daarom is Hij gestorven.’ Dat Christus een mens was, was voor Hem geen reden om te moeten sterven, want Hij was zonder het bederf van de zonde geboren en leidde een smetteloos leven en had de wet van God nooit aangetast. Christus’ dood kon niet rechtvaardig zijn als er geen reden voor was die los van Hemzelf stond.
Het zou een daad van onrechtvaardigheid zijn dat Jezus werd toegestaan om te sterven, tenzij er een reden voor gevonden kon worden die losstaat van Zijn eigen persoonlijke gedrag. Als de dood het gevolg is van de zonde en er geen zonde in Christus is, dan zou het gevolg er niet kunnen zijn zonder de oorzaak. U zegt me dat Hij door slechte handen gekruisigd is. Dat klopt, en toch verzekert de Schrift ons ervan dat dit gebeurde door de raad en voorkennis van God. Hoe had dit kunnen gebeuren als onze Heere geen relatie had gehad met de zonde? Hij hoefde niet persé te sterven omdat Hij een mens was. Hij had in een vurige wagen naar de hemel kunnen zijn gebracht. Of van Hem had gezegd kunnen worden zoals van Henoch: ‘En hij was niet meer, want God nam hem weg.’ Als de ruwe Eliaten hemel voer, hoeveel te meer viel dan te verwachten dat de zachtmoedige, tedere, volmaakte, absoluut volmaakte Christus dit zou doen! Er was in Zijn persoonlijke natuur dus geen reden waarom Hij zou sterven.
‘Hij stierf,’ zegt iemand, ‘als een voorbeeld.’ Maar, beste vrienden, dat zie ik niet. In Zijn leven is Hij door en door een voorbeeld voor ons, en dat is Hij ook in Zijn dood. Als wij noodzakelijkerwijs moeten sterven, dan is Hij ons ten voorbeeld opdat wij even dapper, even geduldig, even gelovig zullen sterven als Hij; maar wij zijn helemaal niet verplicht om te sterven tenzij God het van onze hand eist. Ja, we zijn gehouden om de dood te schuwen als dat op een deugdzame manier mogelijk is. Zelfbehoud is een wet der natuur en het zou niet te rechtvaardigen zijn als een mens zichzelf overgaf om te sterven zonder een groot doel. Het is vanwege de wet dat we moeten sterven. Soms kan het ons toegestaan zijn om vrijwillig te sterven. De Zaligmaker geeft ons geen voorbeeld in een levenssfeer waarin wij niet kunnen gaan. In dat geval gaat Hij voor ons allen uit en treedt Hij de wijnpers alleen. Hij is een Persoon die we niet kunnen volgen in de hogere gangen waarin Hij zowel God als mens is. In Zijn grote, vrijwillige zelfovergave tot de dood buigt de Zoon van God neer vanaf een positie die wij, die sterfelijk zijn vanwege de zonde, nooit hebben ingenomen.
‘Nu,’ zegt u, ‘maar Jezus Christus stierf als een toonbeeld van goddelijke liefde.’ Dit is in zeker opzicht waar, maar vanuit een ander opzicht is dit van alles wat ik ooit gehoord heb de meest monsterachtige bewering die ooit te doen valt. Dat Jezus Christus vanwege onze zonden stierf, is een wonderlijk voorbeeld van goddelijke liefde. Dat weet ik, erken ik en ik prijs God erom. Maar dat Christus’ dood een voorbeeld van goddelijke liefde was als Hij niet gestorven was om onze zonden te dragen, dat ontken ik ten stelligste. De dood van Christus zou als Hij niet voor onze zonden gestorven was geen bewijs van liefde zijn, maar een bewijs van iets heel anders.
De dood van de volmaakte Zoon van God op zichzelf beschouwd, los van het grote doel ervan, toont geen liefde, maar het omgekeerde. Wat? Brengt God Zijn eniggeboren Zoon ter dood, dat volmaakt reine en heilige Wezen? Is dit het einde van een leven van gehoorzaamheid? Nu, dan zie ik helemaal geen liefde in God. Als het zo was, dan was dat volgens mij het omgekeerde van liefde.
De bewering dat Jezus noodzakelijkerwijs de kruisdood moet sterven om te tonen dat Zijn Vader vol liefde is, is los van het feit dat Hij de zonde droeg volstrekt onzinnig. Maar als Hij in onze plaats stierf, dan is de gave van Jezus Christus door de Vader ongetwijfeld een heerlijk voorbeeld van goddelijke liefde. Zie en verwonder u erover dat ‘God de wereld alzo liefhad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft opdat een ieder die in Hem gelooft niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.’ Dit is liefde, zo u wilt; maar niet het enkele feit dat de Zoon van God ter dood werd gebracht. Dat zou iets volstrekt onverklaarbaars zijn, iets wat niet te rechtvaardigen viel, iets wat als een verschrikkelijk mysterie beschouwd moest worden dat nooit te verklaren viel -dat de gezegende Zoon van God moest sterven- als we niet deze afdoende en complete uitleg hadden: ‘Hij heeft veler zonden gedragen.’
Als het feit dat de Heere onze zonden voor ons droeg het evangelie niet is, dan heb ik geen evangelie te prediken. Broeders, ik heb u vijfendertig jaar bedrogen als dit het evangelie niet is. Ik ben een verloren mens als dit het evangelie niet is; want ik heb geen hoop op iets van de hemel, in de tijd noch in de eeuwigheid, dan alleen in het geloof dat Jezus in mijn plaats zowel mijn straf als mijn zonde droeg.
Als de Heere onze zonden op die manier droeg, hebben we een krachtig en vreugdevol vertrouwen. God zou geen plaatsvervanger voor ons accepteren om vervolgens ons te kastijden. Als Jezus in mijn plaats leed, zal ik niet lijden. Als een ander naar de gevangenis en de dood in is gegaan voor mij, dan zal ik daar niet heengaan. Als de bijl gevallen is op de nek van Hem Die mijn plaats innam, dan is de gerechtigheid bevredigd, dan is aan de wet genoeggedaan, dan ben ik vrij, vreugdevol, dankbaar en daarom gehouden om Hem te dienen Die mij heeft liefgehad en Die Zichzelf voor mij heeft overgegeven.
Ik weet niet hoe u tegen dit leerstuk aankijkt, maar het lijkt mij iets dat de moeite waard is om overal te vertellen. Ik zou willen dat het in de hele wereld bekend werd. Er is een goede en rechtvaardige manier om de zonde te vergeven doordat Jezus de doodstraf heeft gedragen in plaats van de zondaren, opdat wie in Hem gelooft gerechtvaardigd zou worden van alle dingen waarvan de wet hem niet kon verlossen.
Nu, deze drie zaken – dat Hij Zijn ziel heeft uitgestort in de dood en zo de straf van de zondaar droeg, dat Hij met de overtreders is geteld geweest en zo zij aan zij met zondaren stond, en vervolgens dat Hij werkelijk hun zonden droeg en zo op een wonderlijke manier in een relatie kwam met de zonde, een manier die Hem niet verontreinigde maar die Hem in staat stelde om de zonde weg te doen die de mensen verontreinigde – deze drie zaken zijn de redenen van de heerlijkheid van onze Heere Jezus. Om deze drie zaken, en om een vierde, zal God Hem de buit laten delen met de machtigen en Hem een deel geven van velen.
Hij heeft voor de overtreders gebeden
Het laatste is dit: Hij heeft voor de overtreders gebeden. U ziet voortdurend dat Christus Zijn heerlijkheid ontvangt door naast schuldige mensen te staan. Dit is een bijzondere mijn om goud uit te delven. Ik durf niet te zeggen wat Augustinus ooit, in een uitbarsting van enthousiasme, beweerde. Toen hij sprak over Adams val en vervolgens al de heerlijkheid beschreef die God ontvangt vanwege het zalig maken van de schuldigen, kon die heilige man zich er niet van weerhouden om de volgende onvoorzichtige uitdrukking te gebruiken: ‘Beata culpa!’ ‘Zalige schuld.’
Hoewel ik zo ver niet zou willen gaan, zeg ik dat Christus uit deze mesthoop van zonde deze diamant van Zijn heerlijkheid tevoorschijn heeft gebracht door ons te redden. Als er geen zondaren waren geweest, had er geen Zaligmaker kunnen zijn. Als er geen zonde was geweest, dan had Hij ook Zijn ziel niet uitgestort in de dood. En als Hij Zijn ziel niet had uitgestort in de dood, dan had hij de roof niet met de machtigen kunnen delen. Als er geen schuld was geweest, dan was er geen daad van voldoening geweest. In de wonderlijke daad van voldoening door onze grote Plaatsvervanger wordt de Godheid heerlijker geopenbaard dan in heel de schepping en in al de scheppingen en handelingen van de goddelijke kracht en wijsheid.
Zonde die deze liefde leek uit te doven,
Deed haar juist des te meer aanwakkeren.
Eden, Bethlehem, Golgotha verkondigen
Meer dan al het andere Zijn lof.
In de persoon van Zijn stervende Zoon, Die leed voor van de menselijke schuld, heeft God Zijn eeuwige heerlijkheid ten volle geopenbaard. Als u God wilt zien, moet u naar Golgotha kijken. God in Christus Jezus – dat is God werkelijk. God Die in Christus Jezus de zonde draagt en haar wegneemt, dat laat u zien wat God kan doen in onbegrensde liefde. ‘Maar het zij verre van mij, dat ik zou roemen, anders dan in het kruis van onze Heere Jezus Christus.’
Maar dit is het hoogtepunt ervan. Hij doet voorbede voor de overtreders. Wie van ons zal de kant van de schuldigen kiezen? Wie zal het voor de schuldigen opnemen? Ik weet dat sommige advocaten hun tong desnoods verkopen voor de meest verdorven mens die er is. Maar als een mens volkomen zuiver was, dan zou u hem geen woord ter verdediging van de schuldigen horen zeggen, of wel soms? Voorzover de aangeklaagde schuldig zou zijn, zou hij niet verdedigd kunnen worden. Tenzij de vrees bestond dat hij te zwaar gestraft zou worden, zou niemand zijn kant kiezen. En zelfs in zo’n situatie zou nog zijn onschuld niet worden bepleit. Voor iemand die schuldig is, kunnen we niet zo pleiten dat we het kwaad ontkennen of vergoelijken. Een rechtvaardig mens zou pleiten voor onschuldigen die vals beschuldigd waren; maar onze Heere bad voor de overtreders.
Hoe teer ging Hij toen hij op aarde was met zondaren om! Vrouwen die zondaressen waren, verzamelden zich rondom Hem heen en Hij vroeg hun nooit om weg te gaan. Zij die in overspel gegrepen was, o, hoe behandelde Hij haar. Toen Petrus op het punt stond om Hem te verloochenen, zei Hij: ‘Ik heb voor u gebeden dat uw geloof niet ophoude.’ Die nachten daar buiten op de koude bergen bracht Hij niet door voor zichzelf, maar voor zondaren. Op Zijn hart droeg Hij de namen van zondige mensen. Hij bepleitte altijd hun zaak, en toen Hij ging sterven zei Hij: ‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.’ Hij koos hun kant, ziet u. Hij wilde hen onschuldig laten verklaren, als dat mogelijk was.
Ik durf te beweren dat Hij vaak op die manier voor u heeft gebeden. Toen u de godsdienst verachtte en slechte dingen over uw Heere zei, heeft Hij gezegd: ‘Ach, arme ziel. Het is als het ijlen van een mens met koorts,die niet weet waarover hij het heeft. Hij weet niet wat hij zegt. Vader, vergeef het hem.’
Onze gezegende Heere pleitte zo toen Hij hier op aarde was; en nu is Hij naar de hemel gegaan en pleit Hij nog steeds voor dezelfde personen. Hoewel we niet door de voorhang kunnen heen kijken die de Onzichtbare voor ons verbergt, is naar ik hoop de blik van het geloof toch scherp genoeg om te zien dat Hij aan de rechterhand van Zijn vader op dit moment voorbede doet voor overtreders. Ik zie niet voor me dat Hij daar veel aandrang gebruikt of dat Hij lijdt onder het pleiten. O nee! Hij doet voorspraak met gezag, want Hij heeft het werk voltooid en Hij maakt aanspraak op de beloning. Ik denk zelfs niet dat Hij woorden gebruikt. Dat zijn de armzalige middelen waarmee mensen bij mensen pleiten. Maar de dood die onze Heere voor de schuldigen verdroeg, pleit bij de Vader. De dood van Christus is een bron van vreugde voor God. De Vader denkt aan wat Christus heeft gedaan om de wet te bevredigen, aan Zijn gehoorzaamheid tot in de dood. In feite bloeden de wonden van Jezus voortdurend. Nog steeds bereiken de roepstemmen van Zijn grote offer het oor van de Vader. De Godheid, voor Wie het een vreugde is om te zegenen, is ermee ingenomen dat Hij de weg om mensen te zegenen altijd open vindt, omdat de verzoening is aangebracht, de zonde is weggedaan.
Ik kan niet langer doorgaan, vanwege gebrek aan kracht en tijd. Maar ik wil nog zeggen dat ik het zo heerlijk vind dat Jezus pleit voor zondaren. Als u Hem ziet sterven, sterft Hij voor zondaren.
Als u Zijn naam in een lijst geschreven ziet, dan is dat de lijst van zondaren. Zijn naam staat daar geschreven om Hem in een positie te laten zijn die gunstig is voor zondaren. Als u Hem ziet pleiten nu Hij is opgestaan, dan is Hij de voorspraak voor zondaren. Hebt u ooit deze tekst in de Bijbel gelezen: ‘Indien iemand niet zondigt, wij hebben een voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige’. Nee, dat hebt u nooit. Ik zal u vertellen wat u daar leest: ‘Indien iemand zondigt, wij hebben een voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige?’ ‘Indien iemand zondigt.’ Is hier iemand die nooit gezondigd heeft? Dan is er geen Christus voor u. Hij is nooit voor u gestorven en Hij zal dat ook nooit doen. Bent u schuldig? Voelt u het? Belijdt u het? Erkent u het? Dan is Christus voor u.
Als een dokter zich in een bepaalde stad zou vestigen, dan zou hij er niet aan denken om een brochure rond te sturen met een tekst als: ‘Henry Smith, arts, vraagt gezonde mensen om bij hem langs te komen, want hij heeft geneeskunde gestudeerd.’ Onder gezonde mensen heeft Henry Smith de arts geen werk, al was hij ook nog zo geleerd. En als hij bekend staat als een zeer bekwaam arts, dan hoeft hij er niet op te wijzen dat zieke mensen bij hem langs mogen komen. Want het feit zelf dat hij arts is betekent dat hij werk zoekt en leeft om zieken te dienen.
Mijn Heere Jezus, met al Zijn reddende kracht, kan hen niet redden die niet gered hoeven te worden. Als zij geen zonden hebben, dan kan hen er niet van reinigen. Wel soms? Wat hebben sommigen van u dan met de Zaligmaker te maken? U bent heel goede, achtenswaardige mensen, die heel uw leven nooit iets verkeerd hebt gedaan. Wat betekent Jezus voor u? Natuurlijk, u gaat uw eigen weg, en zorgt voor uzelf en verwerpt de gedachte dat u van vrije genade afhankelijk bent. Ach, dit is dwaasheid. Wat dwaas om te denken dat u zo bent – want er is niets van waar. Als u naar binnen kijkt, is uw hart zo vuil als een zwarte schoorsteen die nooit geveegd is. Ons hart is een bron van onreinheid. O, dat u dit kon zien en afstand kon doen van uw valse gerechtigheid! Als u dat niet wilt, dan is er niets in Jezus voor u. Hij ontleent Zijn heerlijkheid aan zondaren, niet aan zelfingenomen types zoals u.
Maar u, schuldigen, die hun schuld willen erkennen en belijden, u mag zich met vreugde herinneren dat Jezus de vier dingen die Hij deed, deed in verbinding met zondaren, en omdat Hij dit deed in verbinding met zondaren is Hij deze dag gekroond met heerlijkheid, eer en majesteit.
Jezus schrikt niet terug voor zondaren. En dus? O zondaren, schrik niet terug voor Hem! Als Jezus niet terugschrikt voor zondaren, ik zeg het nogmaals, schrik dan ook niet terug voor Hem. Als we naar die ellendige gebieden in de wereld moesten -het bloed stolt een mens in de aderen bij de gedachte dat er zulke plaatsen zijn- waar melaatsen alleen moeten leven, en als deze arme schepselen op onze weg kwamen, dan zouden we hun iedere zegen en iedere troost toewensen. Maar terwijl we onze vriendelijke woorden uitspraken, zouden we geleidelijk uit de buurt gaan en een afstand laten tussen onszelf en hun verschrikkelijke bederf. Jezus behandelt zondaren anders. Hij komt dichterbij en stelt nooit een barrière tussen Zichzelf en hen. U hoeft niet in quarantaine voor u de haven der zaligheid bij Christus mag binnengaan. Daar is een vuile melaatse zondaar, zo vol met vederf als een ei met struif, maar Jezus komt recht op Hem af en legt Zijn hand op Hem en zegt:- ‘Ik wil, word gereinigd.’ Jezus blijft nooit op een afstand van de zondaar.
Maar stel u voor dat deze arme melaatse bij Hem vandaan begon te rennen. Dat zou heel begrijpelijk zijn, maar ook heel dwaas. Nee, arm schepsel, stop daarmee! Blijf aan Jezus’ voeten! Zie op Hem! Vertrouw Hem! Raak Zijn kleed aan en wees genezen! O, lieve hoorders, op deze preekstoel lijk ik ver bij u vandaan te staan en u van een afstand toe te spreken, maar mijn hart is met u. Wist ik maar hoe ik u moest overhalen om tot Jezus te komen. Ik zou wat liefhebbende logica willen gebruiken, waar ik nog nooit eerder op was gekomen. Hoe hartelijk wil ik u aansporen om de Zoon van God te vertrouwen, die in het vlees gekomen is, die geleden heeft en gestorven is voor schuldige mensen! Als u Hem wilt vertrouwen, zal Hij u niet bedriegen, maar u zult gered worden, voor eens en voor altijd.
En u die Hem liefhebt en Hem kent, zal ik u één les leren en u vervolgens naar huis laten gaan? Jezus schrikt niet terug voor zondaren, dus doet u dat ook niet. U bent niet zo rein en heilig als Hij was, en toch is Hij in de wereld gekomen om zondaren zalig te maken. Ga de wereld in om hen te zoeken. Sommigen van u zijn zo goed geworden dat er niet meer met u te leven valt. U vergat de mesthopen waar u opgroeide en verbeeldt u dat u een engel bent, maar daar klopt niets van. God heeft u iets gemaakt, en nu bent u te achtenswaardig om om te zien naar hen die niet slechter zijn dan u vroeger was.
Als er iemand zondigt, dan spreekt u niet met hem, om niet verlaagd te worden door zijn gezelschap. Wat een trots! Sommigen van u willen een alcoholverslaafde niet aanspreken, want u bent geheelonthouder. U laat hem links liggen totdat hij verbeterd is en dan zult u met hem spreken. U zult hun goed doen als ze naar u toekomen, maar u gaat niet naar hen toe. U kunt uw ziel er niet toe brengen om de wond te behandelen terwijl hij bloedt en de onreinen aan te raken terwijl ze vuil zijn.
Sommigen van u zijn te verfijnd en te kieskeurig om naar onbeschofte mensen om te zien. Maar ik durf tegen de onbeschoften, de mensen in vodden, de mensen zonder genade, de goddelozen te zeggen dat ze waarschijnlijk eerder een zegen zullen ontvangen dan de eigengerechtigden. Ik geloof dat het waarschijnlijker is om een openlijke zondaar te bekeren dan om het geweten te roeren van u, heel aardige, nette, hypocriete mensen. Schrik daarom niet terug voor zondaren, want Jezus deed het ook niet. En zoals Hij Zijn heerlijkste eretekenen dankzij hen gewon, zo kunt u dat ook doen. Schaam u niet als men u, doordat u met zondaren praat, voor een zondaar houdt, want uw Heere zelf ‘is met de overtreders geteld geweest; en heeft veler zonden gedragen en heeft voor de overtreders gebeden.’ Laat het uw roeping zijn, als mensen die door het bloed verlost zijn, om ‘de vriend van zondaren’ te zijn, van nu af aan en voor eeuwig. God helpe u om dit te doen!
O, geliefden, moge God ons in dit uur Zijn zegen zenden. Bid erom. Bid erom. Heere, zend een zegen, om Jezus’ wil.
Amen.