Maar onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook den Zaligmaker verwachten, namelijk den Heere Jezus Christus; FILIPPENZEN 3:20
We moeten hier op aarde ons uiterste best doen om mensen tot Christus te brengen, hen van hun kwade wegen af te helpen, om ze tot het eeuwige leven te brengen, om ze samen met ons tot burgers van een ander en beter land te maken. We moeten als vreemdelingen het goede van het land zoeken, maar we moeten ook beseffen dat het goed is dat vreemdelingen zich netjes gedragen. Welk recht hebben vreemdelingen om tegen de regering samen te spannen of om zich te mengen in de politiek van een land waar ze geen staatsburgerschap hebben? Dus in dit land, waar u en ik vreemden zijn, moeten we ordentelijk leven, ons voortdurend onderwerpen aan degenen die het gezag hebben, een ordelijk en vreedzaam leven leiden, en volgens het bevel van de Heilige Geest door de apostel, “een iegelijk eren, God vrezen en de koning eren”; “Zijt dan alle menselijke ordening onderdanig, om des Heeren wil”. We bewandelen slechts tijdelijk deze aarde en zouden haar moeten zegenen op onze doorreis, maar we moeten ons nooit met haar zaken bemoeien. Christenen houden van de vrijheid en zijn niet bereid deze te verliezen, zelfs niet in de aardse betekenis van het woord; maar geestelijk gezien is hun politiek geestelijk, en als burgers kijken ze naar het belang van die goddelijke republiek waartoe ze behoren. Zij dragen geduldig de wetten van het land van hun verbanning, en zij wachten op de tijd dat zij onder de gunstiger heerschappij zullen komen van Hem die regeert in heerlijkheid, de Koning der Koningen en de Heere der Heerscharen. Leef dan, zoveel als het mogelijk is, vreedzaam met alle mensen en dien uw meerdere, maar bouw hier niet de woonplaats van uw ziel, want deze aarde zal worden vernietigd wanneer de grote vurige dag komt.