Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg, dat deze stenen broden worden. Mattheüs 4:3
De verzoeker zet zijn aanval op onze Heiland in mer een ‘indien’. ‘Indien Gij Gods Zoon zijt.’ In deze tijd kruipt er een geest van ongeloof door de christelijke kerk. Die verbaast en verwart me, en ik kan er, juist door de vaagheid, geen vat op krijgen. Predikanten en anderen uit de school van het ‘moderne denken’ beweren niet nadrukkelijk dat de Schriften niet geïnspireerd zijn, maar ze hebben een inspiratietheorie die in de praktijk daarop neerkomt. Ze zeggen niet echt dat Jezus Christus niet de Zoon van God is, maar ze proberen Zijn Goddelijkheid op zo’n manier te verklaren, dat ze die evengoed meteen konden loochenen. Wat de zondeval betreft — o, natuurlijk is er een zondeval geweest, maar dat was een zaak van heel weinig belang. De gedachte dat de slang Eva heeft verleid, maken ze nadrukkelijk belachelijk als een mythe, een fabeltje uit de Oudheid. Ze geven met wóórden toe dat het hart van de mens verdorven is, maar dat wordt in werkelijkheid ontkend als je gaat begrijpen wat die woorden in feite betekenen. Niet zo lang geleden is er een nieuwe theologie ontstaan die elke erwt uit de dop en elke noot uit de bolster heeft gehaald. De voorstanders ervan schotelen ons de lege doppen voor en zeggen: Heb geen kritiek op ons; we zijn allen broeders, en: Er is een heel klein verschil tussen wat wij geloven en wat jullie leren. Alleen: wij zijn niet zo dogmatisch als jullie. En toch zaaien ze aldoor twijfel in wat nu juist ons leven is. We kunnen er niets aan doen: we voelen dat ze in het omgaan met de waarheid de manier van de duivel hebben aangeleerd: Indien, indien, indien.