Ik wens uw aandacht te bepalen bij de veiligheid die Paulus met zoveel vertrouwen verwacht voor de heiligen. Hij Zegt — “Die u ook bevestigen zal tot het einde toe, om onstraffelijk te zijn in de dag van onze Heere Jezus Christus.” Dit is de bevestiging die boven alles begeerd moet worden. U bemerkt dat hier verondersteld wordt, dat die mensen op de goeden, rechten weg zijn; en nu komt het er op aan hen op die goede, rechte weg te bevestigen. Het zou iets ontzettends zijn, om iemand te bevestigen op de weg van zonde en dwaling. Stel u eens voor een bevestigd dronkaard, of een bevestigd dief, of een bevestigd leugenaar! Het zou zeer betreurenswaardig zijn voor iemand, om bevestigd te worden in ongeloof en goddeloosheid. De goddelijke bevestiging kan slechts genoten worden door hen, aan wie de genade Gods al reeds geopenbaard is geworden.
Het is het werk van de Heilige Geest. Hij, die geloof geeft, versterkt en bevestigt het ook. Hij, die liefde in ons doet ontstaan, houdt de vlam van die liefde ook brandende in ons. Wat de Heilige Geest ons leert door Zijn eerste onderwijs, doet Hij ons nog helderder verstaan en zekerder weten door Zijn volgend onderwijs. Heilige daden worden zó bevestigd, dat zij gewoonten worden; en heilige gewaarwordingen worden zó bevestigd, dat zij in blijvende toestanden overgaan. De ervaring en de praktijk bevestigen ons geloof, onze besluiten en voornemens. Beide onze vreugde en onze smart, onze voorspoed en onze tegenspoed worden geheiligd tot hetzelfde doel, evenals de boom door zachte, milde regens en door ruwe winden geholpen wordt om zijn wortels in de grond te bevestigen. Onze geest wordt onderwezen, en naarmate wij toenemen in kennis, zien wij meer redenen om te volharden op de goede weg. Het hart wordt vertroost, daardoor klemt het zich te vaster aan de troostrijke waarheden. De greep wordt vaster, de tred wordt zekerder en de mens zelf wordt degelijker en meer betrouwbaar.
Dit is geen natuurlijke groei, maar is even stellig een werk van de Geest als de beperking. De Heere zal het gewisselijk geven aan hen, die zich op Hem verlaten voor het eeuwige leven. Door Zijn werkingen in ons binnenste zal Hij ons verlossen van „onbestendig te zijn als water”, zal Hij ons geworteld en gegrondvest doen zijn. Het maakt een deel uit van het plan waarnaar Hij ons zalig maakt, om ons op te bouwen in Christus Jezus en ons in Hem te doen blijven. Waarde lezer, u kunt dit dagelijks verwachten, en u zult niet teleurgesteld zijn. Hij, op Wie u vertrouwt, zal u doen zijn als een boom, geplant aan waterbeken, zó wel bewaard, dat zelfs uw blad niet zal afvallen.
Wat een kracht voor een gemeente is een bevestigd Christen! Hij is een troost voor de bedrukten, en een hulp voor de zwakken. Zou u dit niet graag willen zijn? Bevestigde gelovigen zijn pilaren in het huis van onze God. Deze worden niet omgevoerd met allen wind van leer, noch omvergeworpen door een opkomende storm. Zij zijn een grote steun voor anderen, en doen dienst als ankers in tijden van beroering voor de kerk. U, die dit leven pas begint, durft nauwelijks te hopen, dat u hun gelijk kunt worden. Maar u hoeft niet te vrezen; de Heere zal in u werken, zowel als in hen. Binnenkort zult u, die nu nog een kindeke in Christus is, een vader, of een moeder zijn in de gemeente. Verwacht deze grote zaak; maar verwacht haar als een gave der genade en niet als loon voor uw werk, of als het voortbrengsel van uw eigen geestkracht. De apostel Paulus, gedreven zijnde door de Heiligen Geest, zegt van deze mensen dat zij bevestigd zijn tot het einde.
Hij verwachtte dat de genade Gods hen persoonlijk bewaren zou tot aan het einde van hun leven, of tot aan de komst van de Heere Jezus. Ja, hij verwachtte dat de gehele kerk van God aan alle plaatsen en in alle tijden bewaard zou worden tot aan het einde van deze bedeling, wanneer de Heere Jezus, als de Bruidegom, zal komen om het bruiloftsfeest te vieren met Zijn volmaakte Bruid. Allen die in Christus zijn, zullen in Hem bevestigd worden tot aan die doorluchtige dag. Heeft Hij niet gezegd: „Omdat ik leef, zult ook gij leven?” Hij heeft ook gezegd: „Ik geef Mijnen schapen het eeuwige leven en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal dezelve uit Mijne hand rukken.” „Hij, die in u een goed werk begonnen heeft, zal het voleindigen tot op den dag van Jezus Christus.” Het werk van genade in de ziel is geen oppervlakkige verbetering; het leven dat ingeplant wordt bij de wedergeboorte, komt voort uit een levend en onverderfelijk zaad, dat leeft en eeuwig blijft.
En de beloften Gods die aan de gelovigen gedaan zijn, zijn niet van voorbijgaande aard, maar sluit de volharding van de gelovigen in, totdat zij ingaan in de eeuwige heerlijkheid. Wij worden bewaard in de kracht Gods door het geloof tot de zaligheid. “De rechtvaardige zal zijn weg vasthouden.” Niet als het gevolg van onze eigen verdienste of kracht, maar als de gave van vrije en onverdiende gunst worden zij die geloven “bewaard in Christus Jezus.” Geen enkel schaap van Zijn kudde zal Jezus verliezen; geen lid van Zijn lichaam zal sterven; geen juweel uit Zijn schathuis zal gemist worden op die dag als Hij die juwelen tellen zal. Geliefde lezer, de zaligheid die ontvangen wordt door geloof, is geen zaak van maanden en jaren, want onze Heiland heeft „eeuwige zaligheid voor ons verkregen”, en wat eeuwig is kan geen einde hebben.
Paulus spreekt ook zijn verwachting uit, dat de heiligen te Korinthe “onstraffelijk zullen bevestigd worden tot het einde.” Deze onstraffelijkheid maakt een kostelijk deel uit van onze bewaring. Heilig bewaard te blijven is beter dan alleen maar veilig bewaard te blijven. Het is iets vreselijks om godsdienstige mensen van de ene eerloosheid in de andere te zien vervallen: zij hebben niet geloofd in de macht des Heeren om hen onstraffelijk te maken. Het leven van sommige belijders is niets dan een gedurig struikelen; zij zijn nooit geheel gevallen, maar zij staan zelden stevig op hun voeten. Dit betaamt de gelovige niet. Hij wordt uitgenodigd te wandelen met God, en door het geloof kan hij er toe komen om gestadig te volharden en dat behoort hij ook te doen. De Heere is machtig, niet slechts om ons te bewaren voor het verderf, maar ook om ons voor vallen te bewaren. Wij behoeven niet te zwichten voor de verzoeking. Is er niet geschreven: “De zonde zal over u niet heersen”? De Heere is machtig om de voeten van Zijn heiligen voor wankelen te behoeden, en Hij zal het doen, zo wij ons daarvoor op Hem verlaten. Wij hoeven onze klederen niet te bevlekken; door Zijn genade kunnen wij ze onbesmet bewaren van de wereld. Hiertoe zijn wij gehouden, want: „zonder heiligmaking zal niemand den Heere zien.”
De apostel profeteerde voor deze gelovigen hetgeen hij wenst, dat wij zoeken zullen — dat zij “onstraffelijk bewaard mogen blijven tot den dag van onzen Heere Jezus Christus.” Beter zou men dit woord wellicht kunnen vertalen door onbeschuldigbaar of onwraakbaar. God geve, dat wij in die laatste grote dag vrij mogen staan van alle beschuldiging; dat niemand in het gans heelal óns recht kunnen betwisten van te behoren tot de verlosten des Heeren. Wij hebben zonden en zwakheden te betreuren, maar het zijn niet die soort van gebreken, die bewijzen dat wij buiten Christus zijn. Wij zullen rein zijn van huichelarij, bedrog, haat en genot in de zonde; want het zou ontzettend zijn, als wij van deze dingen beschuldigd konden worden. Niettegenstaande onze tekortkomingen kan de Heilige Geest ons een karakter geven dat vlekkeloos is tegenover de mensen, zodat wij, evenals Daniël, aan onze vijanden geen aanleiding zullen geven, om ons van iets te beschuldigen, behalve in de zaken, onze godsdienst betreffende.
Menigten van godvruchtige mannen en vrouwen hebben een leven geleid zó helder, zó volkomen overeenkomstig hun belijdenis, dat niemand hen kon tegenspreken. De Heere zal van menig gelovige kunnen zeggen, wat Hij van Job zei, toen Satan voor Hem stond: “Hebt gij ook acht geslagen op Mijn knecht, een man, oprecht en vroom, godvrezende en wijkende van het kwaad ?” Dat is het waarnaar mijn lezer moet streven, wat hij moet verwachten uit de hand des Heeren. Dit is de triomf der heiligen — om het Lam te blijven volgen, waar het ook heengaat; terwijl wij vasthouden aan onze oprechtheid als voor het aangezicht des levenden Gods. Mochten wij nooit ter zijde afwijken op slinkse wegen en de tegenstander nooit oorzaak geven tot lastering. Van de waren gelovige is er geschreven: “Hij bewaart zichzelf en de boze vat hem niet.” Moge het ook van ons geschreven zijn.
Mijn vriend, die nog slechts aan het begin van het goddelijke leven is, de Heere kan geven een onberispelijke wandel te leiden. Ofschoon u in uw verleden zeer ver gegaan bent in de zonde, kan de Heere u toch volkomen verlossen van de macht uwer vroegere gewoonten, en u een toonbeeld doen zijn van reinheid. Hij kan u niet slechts zedelijk maken. Hij kan u ook iedere verkeerde weg doen verafschuwen en u alles doen volgen wat heilig is. Twijfel daar niet aan. De voornaamste der zondaren behoeft volstrekt niet achter te staan bij den reinste der heiligen. Geloof dit, en u zal geschieden naar uw geloof. O wat een vreugde zal het zijn om onstraffelijk te zijn in de dag des oordeels. Het is liefelijk voor ons om met volle overtuiging te kunnen zingen:
“Zijn kalm, gerust geweten
Wordt niet vaneen gereten
Door bange vrees voor straf ;
Het licht van Gods genade
Komt zijnen nacht te stade.
En glanst hem voor tot over ‘t graf.”
Hoe zalig zal het zijn om die onversaagde moed, die kalme onverschrokkenheid te bezitten als hemel en aarde wegvlieden zullen voor het aangezicht van de Rechter van het heelal! Deze zaligheid zal het deel zijn van een iegelijk, die alleen ziet op de genade Gods in Christus Jezus, en in die heilige kracht een onophoudelijke strijd voert tegen alle zonde.