En zo wie een van deze kleinen te drinken geeft alleenlijk een beker koud water, in den naam eens discipels, voorwaar zeg Ik u, hij zal zijn loon geenszins verliezen. Matteüs 10:42
Nou, dit kan ik zeker doen. Ik kan een vriendelijke daad verrichten voor de dienaar van de HEERE. De Heere weet dat ik hen liefheb, en dat ik het een eer zou vinden om hun voeten te wassen. Omwille van hun Meester, hou ik van de discipelen. Hoe genadig is het van de HEERE om zo iets onbetekenends als een daad te zien – “om alleen maar een beker koud water te drinken te geven“! Dit kan ik doen, hoe arm ik ook ben, dit mag ik doen, hoe nederig ik ook ben, dit zal ik met vreugde doen. Dit, wat zo klein lijkt, merkt de Heere op – Hij ziet het wanneer het aan de minste van Zijn volgelingen wordt gedaan. Het zijn duidelijk niet de kosten, noch de vaardigheid, noch de hoeveelheid wat Hij aanschouwt, maar Hij kijkt naar het motief. Hij ziet datgene wat we aan een discipel doen, omdat hij een discipel is, dat merkt de Heere op en dat zal Hij belonen. Hij beloont ons niet voor de verdienste van wat we doen, maar naar de rijkdom van Zijn genade. Ik geef een beker koud water, en Hij laat me drinken van levend water. Ik geef aan een van Zijn kleinen, en Hij behandelt mij als een van hen. Jezus vindt een rechtvaardiging voor Zijn mildheid in datgene wat Zijn genade mij gebracht heeft, en Hij zegt: ‘hij zal zijn loon geenszins verliezen‘.