Originele tekst: Obtaining Promises. Uitgesproken op 16 Februari 1862
Zij hebben door het geloof koninkrijken overwonnen, gerechtigheid in praktijk gebracht, beloften verkregen, muilen van leeuwen gesloten. Hebr. 11:33
De beloften van God zijn voor de gelovige een onuitputtelijke mijn van rijkdom. Gelukkig is het voor hem als hij weet hoe hij hun geheime aderen kan doorzoeken en zich kan verrijken met hun verborgen schatten. Zij zijn voor hem een wapenarsenaal met allerlei offensieve en defensieve wapens. Gezegend is hij die geleerd heeft het heilige arsenaal binnen te gaan, het borstschild en de helm op te zetten, en de hand te leggen op de speer en het zwaard. Zij zijn voor de gelovige een heelkunde, waarin hij allerlei herstellende en zegenrijke elixers zal vinden; hij zal daarin een zalf vinden voor elke wond, een balsem voor elke flauwte, een geneesmiddel voor elke ziekte. Gezegend is hij die goed bedreven is in de hemelse apotheek en weet hoe hij de genezende deugden van de beloften van God moet vastgrijpen.
De beloften zijn voor de christen een voorraadschuur van voedsel. Zij zijn als de graanschuren die Jozef in Egypte bouwde, of als de gouden pot waarin het niet rottende manna werd bewaard. Welgelukzalig is hij die de vijf gerstebroden en vissen van de belofte kan nemen en breken, totdat zijn vijfduizend levensbehoeften alle zullen zijn vervuld, en hij in staat is manden vol brokstukken bijeen te brengen. De beloften zijn de Magna Charta der vrijheid van de christen, het zijn de eigendomsbewijzen van zijn hemels erfdeel. Gelukkig is hij die ze leest en ze de zijne kan noemen. Ja, zij zijn de juwelenkamer waarin de kroonschatten van de christen worden bewaard – de regalia, die nu in het verborgen van hem zijn, maar die hij openlijk zal dragen in het paradijs. Hij is reeds een koning die de zilveren sleutel heeft waarmee de sterke kamer kan worden ontsloten; hij mag nu reeds de scepter grijpen, de kroon dragen, en de keizerlijke mantel op zijn schouders leggen.
O, hoe onuitsprekelijk rijk zijn de beloften van onze trouwe, Verbonds-God! Al hadden wij hier de tong van de machtigste der menselijke redenaars, en al zou die tong aangeraakt kunnen worden met een levende kool van het altaar, dan nog zou zij geen tiende kunnen uitbrengen van de lofprijzingen van de buitengewoon grote en kostbare beloften Gods. Neen, zij die de rust zijn ingegaan, en wier tong is afgestemd op de verheven en verrukte welsprekendheid van cherubijnen en serafijnen, zelfs zij kunnen nooit de hoogte en diepte, de lengte en breedte vertellen van de onnaspeurlijke rijkdommen van Christus die zijn opgeslagen in de schatkamer van God – de beloften van het verbond van Zijn genade. Ziet dan, mijn broeders en zusters, hoe nodig het is dat u en ik de hemelse kunst kennen om door geloof “de beloften te verkrijgen”.
Bovendien zijn alle dingen onder het verbond der genade door de belofte. De wet had zegeningen voor de werken. Wat zal ik zeggen? Zij had slechts vervloekingen voor overtreders, daar de zegeningen nooit verkregen werden door wie onder de wet was. Maar het verbond der genade zegt niet: “Doe dit en leef”, maar het zegt: “Ik wil” en “gij zult”. Het zegt niet: “Wie deze dingen doet, zal daardoor leven”, maar: “Op die en die tijd zal Ik u bezoeken en u zult gezegend worden.” Noem iets wat in het verbond staat, en ik zal aantonen dat het een belofte is. Spreken wij over aanneming der kinderen? “Nu zijn wij, broeders en zusters, zoals Izaäk was, kinderen der belofte.” “Zij, die kinderen des vleses zijn, zijn Gods kinderen niet; maar de kinderen der belofte, dezen zijn gerekend tot het zaad. Spreekt u over erfenis? Dan “gaf God het aan Abraham door belofte,” wij zijn de “erfgenamen der belofte,” “en dit is de belofte, die Hij ons beloofd heeft, ja, het eeuwige leven.”
De verbonden worden door Paulus beschreven als zijnde de “verbonden der belofte”. Zelfs over het Evangelie zelf wordt in het eerste hoofdstuk van de Romeinen, bij het tweede vers, gesproken als “het Evangelie Gods, dat Hij tevoren door Zijn profeten in de heilige Schriften beloofd had”. Het eeuwige leven wordt beschreven als de “belofte van het eeuwige leven.” Wij, broeders en zusters, zien uit naar de “belofte van Zijn komst;” en daarna “zien wij overeenkomstig Zijn belofte uit naar nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waarin gerechtigheid woont.” Dus als wij bij het begin zouden beginnen en verder zouden gaan tot wij aan het einde komen van de lijst van goddelijke zegeningen die ons door genade zijn geschonken, zouden wij van hen allen kunnen zeggen: “Dit zijn beloofde verbondsbarmhartigheden.” Hoe noodzakelijk is het dan – in welke tienvoudige mate is het absoluut noodzakelijk dat u en ik weten hoe wij de beloften kunnen verkrijgen en ze vervuld zien; want zo niet, – als wij de belofte niet verkrijgen, hebben wij alles verloren en zijn wij van alle mensen het meest ellendig.
Ik wil vanmorgen proberen de tekst uit te leggen, door hem in twee betekenissen te verklaren. Ten eerste, sommige lezers zouden kunnen denken dat het betekent dat zij de beloften op zichzelf kunnen verkrijgen. Misschien zou een meer bedachtzame lezer inzien dat het beter kan worden opgevat als het verkrijgen van de vervulling van de beloften; de uitdrukking betekent zeker beide, maar wij denken dat de bedoeling van de Geest het meest volledig tot uitdrukking komt in de tweede betekenis.
1. Het is namelijk zo, dat gelovigen van oudsher, en gelovigen van nu, beloften verwerven DOOR HET GELOOF.
Laten wij u een voorbeeld geven, het gedenkwaardige geval van Abraham. Abraham wordt door God bevolen zijn zoon Izaäk op te offeren. Hij was reeds een erfgenaam van de beloften, maar zij waren nog niet in hun uiterste lengte en breedte aan hem geopenbaard. Gehoorzaam aan het goddelijk bevel bereidt hij zich voor om zijn zoon Izaäk op te offeren, zijn enige zoon, van wie zijn hoop op nageslacht afhing, ervan uitgaande dat God in staat was om hetzij uit stenen kinderen voort te brengen, hetzij Izaäk uit de dood weer op te wekken. Hij pakt het mes om zijn zoon te doden. Hij wordt verhinderd de daad te volbrengen. God aanvaardt zijn offer en beloont het met een belofte.
Als u op uw gemak Genesis 22 leest, beginnend bij het vijftiende vers en verder, zult u zien dat het toen was dat God Abraham die grote belofte gaf waarin geschreven stond: “Voorzeker zal Ik u grotelijks zegenen, en uw zaad zeer vermenigvuldigen, als de sterren des hemels, en als het zand, dat aan den oever der zee is; en uw zaad zal de poort zijner vijanden erfelijk bezitten. En in uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde, naardien gij Mijn stem gehoorzaam geweest zijt.”
Welnu, het was zijn geloofsdaad die, niet uit verdienste, maar uit genade, die edele belofte verkreeg. Broeders en zusters, indien u een belofte wilt verkrijgen, moet uw geloof daden verrichten. Wanneer u enig offer voor God hebt gebracht en bereid zijt geweest om Gods Woord te doen zoals God het u opdraagt, dan zult u op een uitstekende plaats staan, vanwaar u een andere en hogere belofte kunt bereiken dan u tot nu toe ooit hebt kunnen grijpen in de hand van uw geloof. Het is waar dat de belofte niet door de wet geschiedt, maar door de gerechtigheid des geloofs; maar aan hem, die evenals Abraham niet door ongeloof aan de belofte wankelt, zal het zeker gegeven worden “erfgenaam van de wereld” te zijn. Aan hem die heeft, zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben.
De Geest van God zal in uw ziel een belofte fluisteren, die met evenveel kracht tot u zal komen als een engel uit de hemel tot u gesproken had, en u zult door één daad van geloof de belofte verkrijgen, die tevoren buiten uw bereik lag. Een ander opmerkelijk voorbeeld wordt ons gegeven in het geval van David, waar het niet zozeer het geloof was, als wel een daad die uit het geloof voortvloeide, die hem de belofte bracht, namelijk een edele wens om God te dienen door een huis voor Hem te bouwen. David had veel goud en zilver opgeslagen om een huis voor God te kunnen bouwen, want hij zei: “Zie, ik woon in een huis van cederhout, maar de ark van het verbond des Heeren blijft onder tentkleden.” Het werd hem niet toegestaan het huis te bouwen, maar als beloning voor zijn verlangen om dit voor zijn God te doen, werd Nathan gezonden, en toen werd het verbond met David gesloten, waarin hij zich verheugde, zelfs toen het afliep, omdat het “in alle dingen geordend en zeker” was.
Toen zeide Nathan tot David, zo zegt de Heere der heirscharen: “En het zal geschieden, als uw dagen zullen vervuld zijn, dat gij heengaat tot uw vaderen, zo zal Ik uw zaad na u doen opstaan, hetwelk uit uw zonen zijn zal, en Ik zal zijn koninkrijk bevestigen. Die zal Mij een huis bouwen, en Ik zal zijn stoel bevestigen tot in der eeuwigheid. Ik zal hem tot een Vader zijn, en hij zal Mij tot een zoon zijn; en Mijn goedertierenheid zal Ik van hem niet wenden, gelijk als Ik die weggenomen heb van dien, die voor u geweest is; Maar Ik zal hem in Mijn huis bestendig maken, en in Mijn Koninkrijk tot in eeuwigheid; en zijn stoel zal vast zijn tot in eeuwigheid.” Welnu, broeders en zusters, als u en ik de belofte willen verkrijgen, als wij ze tot ons willen laten spreken met een kracht alsof het nieuwe woorden waren die voor het eerst door serafijnse lippen werden uitgesproken, moeten wij besluiten om iets groots voor God te doen; en Hij die de genadevolle wensen van zijn kinderen verwacht, zal hen in ruil daarvoor binnenleiden in een of andere binnenkamer van nieuwe verrukkingen die zij voorheen niet kenden.
Om nog een ander voorbeeld te citeren. Jozua stond op het punt het land Kanaän binnen te vallen, en daarom gaf de Heere hem vóór zijn zware onderneming een nieuwe belofte. Zijn geloof leidde hem naar de rand van de Jordaan, de grenzen van het beloofde land, en toen en daar verkreeg hij door het geloof een gezegende belofte, die wij tot onze troost zullen lezen, in gedachten houdend dat wij, wanneer wij ons op het pad van de plicht wagen aan grote ondernemingen, net als hij nieuwe beloften mogen verwachten. “gelijk als Ik met Mozes geweest ben, zal Ik met u zijn; Ik zal u niet begeven, en zal u niet verlaten. Wees sterk en heb goeden moed! want gij zult dit volk dat land erfelijk doen bezitten, dat Ik hun vaderen heb gezworen hun te geven. Alleenlijk wees sterk en heb zeer goeden moed, dat gij waarneemt te doen naar de ganse wet, welke Mozes, Mijn knecht, u geboden heeft, en wijk daarvan niet, ter rechter hand noch ter linkerhand, opdat gij verstandelijk handelt alom, waar gij zult gaan; Dat het boek dezer wet niet wijke van uw mond, maar overleg het dag en nacht, opdat gij waarneemt te doen naar alles, wat daarin geschreven is; want alsdan zult gij uw wegen voorspoedig maken, en alsdan zult gij verstandelijk handelen. Heb Ik het u niet bevolen? wees sterk en heb goeden moed, en verschrik niet, en ontzet u niet; want de HEERE, uw God, is met u alom, waar gij heengaat.”
Nog een voorbeeld is misschien niet misplaatst. God geeft Zijn volk soms nieuwe beloften door het geloof, juist voordat een beproeving over hen komt. Zo was het met Elia. God zei tot hem: “Ga naar de beek Cherith, zie, Ik heb de raven bevolen u daar te voeden.” Dit was aan het begin van de hongersnood. Daar verbleef hij, en God vervulde de belofte, want door geloof had Elia die verkregen. Handelend op geloof, nog steeds afhankelijk van God, verblijft hij in Cherith, en als resultaat van dit geloof, geeft God hem een nieuwe belofte: “Sta op, ga naar Zarephath – Ik heb een weduwvrouw daar bevolen u te onderhouden.” Het geloof dat de eerste belofte ontving, kreeg de eer van een tweede.
Zo is het met u en met mij. Als wij een kleine belofte hebben gehad, waarvan wij tot nu toe hebben gezien dat hij is waargemaakt, als wij daar houvast aan hebben gehad en die tot de steun en toeverlaat van onze ziel hebben gemaakt, dan zal God ons zeker een andere en een grotere geven, en zo, van belofte naar belofte onze weg bespoedigend. Wij zullen merken dat de beloften treden zijn van de ladder die Jakob zag, waarvan de top tot de hemel zal reiken. Twijfelt en wantrouwt u de belofte die u hebt, en u kunt niet verwachten dat God Zijn openbaring aan uw ziel zal vermeerderen? Bent u bevreesd, wankelt u door ongeloof over datgene wat gisteren in uw hart werd gelegd? Dan zult u morgen geen nieuwe belofte krijgen. O, dat wij de kracht hadden om te handelen zoals Simson deed, die de belofte van God had dat hij de Filistijnen zou verslaan; met het kaakbeen van een ezel, stapelde hij zijn vijanden op een hoop, nooit de kansen inschattend, maar God met hem hebbend in kinderlijk eenvoudig geloof, sloeg hij op zijn vijanden in en overwon hen. Wij zouden van kracht tot kracht moeten gaan, genade op genade ontvangend, als wij geloof hadden om van belofte tot belofte te gaan.
Maar, hoor ik iemand zeggen, “mogen we verwachten dat deze beloften ook vandaag de dag nog gelden? Ze staan in de Bijbel, en we kunnen ze lezen, maar mogen wij ze ook op onszelf toepassen?” Oh, ja, lieve vrienden, want dit is de beste manier waarop Gods volk de zoetheid ervan ondervind. Ik geloof in God de Heilige Geest. Ik geloof in Zijn onmiddellijke werking in de ziel van de mens. Dit is de bedeling van de Heilige Geest, en het zou daarom vreemd zijn als Hij nu niet evenzeer in ons zou spreken als in het tijdperk van typen en schaduwen. Ik ben geen volgeling van de Quakers, hoewel ik geloof dat ik afstam van een van hun eerste martelaren, maar in sommige zaken ben ik het grondig met hen eens, zoals bijvoorbeeld in hun getuigenis van de bijzondere en directe vermaningen, aanwijzingen en verlichtingen van de Heilige Geest.
Zeker, ik weet dat God de Heilige Geest heden ten dage net zo met Zijn volk omgaat als Hij ooit met de profeten van weleer heeft gedaan, en er zijn tijden dat Hij een oude tekst uit het Woord neemt en opnieuw op hun zielen schrijft, zodat het net zo werkelijk een openbaring is, vers uit de hemel, alsof het nooit eerder in dat boek geschreven was. Bilney, die gezegende martelaar van Jezus Christus, was zeer gekwetst in het geweten, vanwege de grote zonde die hij door de zwakheid van het vlees had begaan, door zich aan te sluiten bij paapse dwalingen; in die tijd kon hij geen troost voor zijn ziel krijgen vanwege zijn diepe en voortdurende gevoel van zonde.
De Geest van God nam deze tekst en maakte het tot een balsem voor al zijn wonden: “Dit is een getrouw woord en alle aanneming waardig, dat Jezus Christus in de wereld gekomen is om zondaars zalig te maken, van wie ik de voornaamste ben.” Bilney hield zich daaraan; hij geloofde dat het evenzeer van hem was als ware het nooit door Paulus uitgesproken, en hij ging naar de brandstapel en brandde dapper voor Christus, in de kracht van de belofte die hem zo opportuun was gegeven. Beza zegt dat eens, toen hij lang in grote droefheid en diepe benauwdheid had verkeerd, deze tekst met kracht tot hem kwam: “Mijn schapen horen Mijn stem, en Ik ken dezelve, en zij volgen Mij. “En Ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal dezelve uit Mijn hand rukken.”
De heer Calamy geeft ons een voorbeeld van een jonge vrouw die triomfantelijk stierf, gesteund door dat welbekende woord van onze goddelijke Heere: “Komt tot Mij allen die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven.” Die man van God, Watts Wilkinson, sprak over die belofte, “Wat ik doe, weet gij nu niet, maar gij zult het hierna weten”, als zijnde dikwijls een zeer zoete troost voor hem in geheimzinnige beschikkingen van de Voorzienigheid. Het is niet aan mij om uitvoerig te spreken over teksten die de mijne zijn geweest; maar er zijn keerpunten in mijn geschiedenis geweest waarin ik beloften van God heb ontvangen, die voor mij even duidelijk en onmiskenbaar uit de hemel kwamen alsof zij gesproken waren door een ziener of profeet die mij op mijn weg ontmoette.
Nooit zal ik een voorbeeld vergeten, dat verklaart waarom ik hier op dit uur ben. Toen ik besloten had naar de universiteit te gaan, terwijl ik over Midsummer Common liep, even buiten Cambridge, en in mijn gedachten de geneugten van een studie en de hoop iets te betekenen in de wereld, kwam die tekst in mijn hart op: “Zoekt gij grote dingen voor uzelf? Zoekt ze niet”, “Zoekt eerst het koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid en al deze dingen zullen u toegeworpen worden”. Alles werd opgegeven, alles werd afgezworen, de mooiste vooruitzichten leken in rook op te gaan, louter op grond van die tekst, in de overtuiging dat God, onze God, Zijn belofte zeer zeker aan mij zou vervullen als ik mij aan ‘Zijn voorschrift’ kon houden. Als ik dat nu aan een ander had verteld, zou hij misschien hebben gelachen, maar voor mij was het zo plechtig het Woord van God alsof de hemel was opengegaan en ik dat geschreven had zien staan in bliksemflitsen, of de donderslagen van God door de hemel had horen rollen. Ik veronderstel dat sommigen van u hetzelfde hebben gekend.
Een ander voorbeeld kan ik niet nalaten te vertellen. Toen de cholera hier de laatste tijd heerste, liep ik van huis tot huis tussen de zieken en stervenden. Op een dag was ik bedroefd en dacht dat mijn tijd gekomen was, want ik had vele doden gezien en was bij vele graven geweest. Toen ik op de Dover Road liep, zag ik in een raam, op een papier dat aan het glas was bevestigd, dit vers: “Want Gij, HEERE! zijt mijn Toevlucht! Den Allerhoogste hebt gij gesteld tot uw Vertrek; U zal geen kwaad wedervaren, en geen plage zal uw tent naderen.” Ik stopte, aangetrokken door het papier in het raam, en las het; en ik ben er zeker van dat dit vers evenzeer een openbaring voor mijn eigen hart was, en ik evenzeer die belofte verkreeg, alsof een engel het met snelle vleugels uit de hoogte had gebracht.
Uw ervaring, broeders en zusters, zal soortgelijke voorbeelden opleveren; en hoewel wij als fanatici mogen worden bespot door hen die geestelijke indrukken van de Heilige Geest niet begrijpen, toch weten wij, en spreken wij alleen over wat wij hebben geproefd en gehanteerd van het goede Woord van God, dat er zoiets bestaat als het nog steeds verkrijgen van de belofte vers uit de hemel – geld uit de portemonnee van God als nieuwe munten, onversleten. Geloof, en geloof alleen, kan het geheim kennen van het verkrijgen van beloften. Zo heb ik getracht de eerste betekenis van de tekst uit te leggen.
2. De tweede betekenis is iets praktischer. Door het geloof verkregen deze mensen niet alleen de belofte, maar ook de vervulling ervan.
Nu zal ik uw ernstige aandacht vragen, en ik hoop dat ook uw geheugen aan het werk zal zijn, terwijl ik tracht enige praktische voorschriften te geven om de vervulling van de belofte te verkrijgen. Sommige mensen, die een slecht geheugen hebben, kunnen echter denken dat zij niets zullen krijgen. Ik herinner mij wat een oude prediker eens deed toen hij bezoek kreeg van een van zijn leden die zei dat hij vreesde dat hij geen goeds zou krijgen omdat zijn geheugen slecht was; terwijl hij, naar de mening van allen die zijn heilige en hemelse wandel zagen, een van de meest profijtelijke toehoorders was. Twee vuile glazen werden tevoorschijn gehaald, en één ervan goot de dominee vol water, en het na een poosje gespoeld te hebben, goot hij het er weer uit, en terwijl hij het naast het andere neerzette zei hij: “Heeft het water geen uitwerking gehad, hoewel er niets van over is gebleven.” Laat ons dus hopen dat het u zal helpen, zelfs als er in uw geheugen slechts weinig van overblijft.
De beloften van God kunnen in twee klassen worden verdeeld. Sommige ervan zijn onvoorwaardelijk. Het zijn beloften van genade, en daarvan verkrijgt het geloof niet de vervulling, maar God vervult ze naar Zijn eigen soevereine wil en welbehagen, overeenkomstig het doel van Zijn genade. Ik bedoel beloften zoals die welke betrekking hebben op de roeping van de uitverkorenen op Gods tijd, hun levendmaking uit de dood; hun geloof en wedergeboorte. Welnu, aangezien de mens vóór de genade volkomen dood, krachteloos en levenloos is, is het duidelijk dat geen geloof van zijn kant deze beloften verkrijgt of zelfs maar helpt ze te verkrijgen; maar God, wanneer het voorbestemde uur gekomen is, zegt: “Het is een tijd van liefde”; en als Hij de uitgeworpen zuigeling in het bloed ziet, zegt Hij tot haar: “Leef!” Ik moet er inderdaad aan toevoegen dat zelfs die beloften die voorwaardelijk genoemd kunnen worden, slechts voorwaardelijk zijn in een bepaalde zin; want terwijl zij voorwaardelijk zijn in één passage van de Schrift, vind u ze onvoorwaardelijk in een andere. Zij zijn alleen voorwaardelijk in de volgorde van onze bereiking en ons genot ervan, maar in het plan, het doel en het besluit van God zijn zij alle gegrond op onvoorwaardelijke eden en verklaringen van eeuwige liefde. God zegt: “Ik zal” en “zij zullen”, en hierin rusten alle beloften.
Met betrekking tot veel van de beloften waaraan een soort beschrijving is toegevoegd, moeten wij door geloof aan de beschrijving beantwoorden, anders kunnen wij geen aanspraak maken op de zegen. De meeste beloften hebben deze voorwaarde: “Om deze dingen zal Ik door het huis Israëls verzocht worden om het voor hen te doen.” Er zijn drie manieren om “de belofte te verkrijgen.” Velen van hen hebben slechts de uitgestrekte hand nodig om ze te grijpen; u kunt met gelovig geloof onmiddellijk gaan en de belofte aannemen: “Vraagt en gij zult ontvangen.” Veel van de beloften zijn zo gemakkelijk te bereiken, dat als u in Christus bent, u ze vanmorgen in vervulling kunt zien gaan door er eenvoudig in te geloven. Geloof dat ze waar zijn, en u zult hebben wat ze u beloven. Dezelfde beloften van God zijn als cheques, u biedt ze aan bij de balie en het geld wordt gegeven; u hoeft alleen maar de belofte aan te nemen die door Gods eigen hand is gestempeld, ondertekend en verzegeld, te geloven dat het van God is, en u zult nu de genade hebben.
Dit is waar voor een zeer groot aantal van de beloften. Van sommige andere moet ik een tweede aanwijzing geven. U moet ze niet eenvoudigweg geloven, maar er een vurig gebed over oefenen. “Klop en er zal worden opengedaan.” Deze beloften zijn niet te krijgen voor het loutere geloven. Van sommige soorten beloften kan worden gezegd: “Deze soort wordt niet vervuld dan door gebed en aandrang.” U moet kloppen, en als de poort niet opengaat, moet u opnieuw kloppen, en dit blijven doen totdat God – de gunst zal geven. U zult de zegen zeker krijgen als u weet hoe u met de Engel moet worstelen, en verklaren dat u Hem niet zult laten gaan tenzij Hij u de zegen zal schenken. Een derde soort van deze beloften kan zelfs niet vervuld worden door gebed of door geloof alleen; u moet ze verkrijgen door er ernstig naar te zoeken. “Zoekt en gij zult vinden.” Waar God aan de belofte iets heeft toegevoegd dat gedaan moet worden, doe het ijverig, en u zult de zegen verkrijgen.
Ik heb een boek in mijn hand dat mij zeer dierbaar is. Het is mijn schatkamer, naast de Bijbel het meest waardevolle, omdat het geheel uit de Schrift afkomstig is. Het zijn de “Kostbare Bijbelbeloften” van Samuel Clarke. Wanneer ik een beproeving of probleem heb, kan ik, omdat de beloften hier allemaal onder verschillende categorieën staan, me er onmiddellijk toe wenden en precies die belofte vinden die ik wil. Er zijn vele van deze fonkelende juwelen die niet door gebed gewonnen kunnen worden, noch door een daad van geloof alleen verkregen kunnen worden; bijvoorbeeld zulke als deze: “Hetgeen gij ook geleerd, en ontvangen, en gehoord, en in Mij gezien hebt, doet dat; en de God des vredes zal met u zijn.” Welnu, deze belofte vereist dat de christen iets doet, en dan zal de God des vredes met hem zijn.”
Zalig zijn zij die Zijn geboden doen, zodat zij recht mogen hebben op de Boom des levens, en opdat zij door de poorten de stad mogen binnengaan. Indien wij weigeren Gods geboden te gehoorzamen, zal ons geloof een dood geloof zijn, en ons gebed een aanmatigend gebed; wij moeten gehoorzamen aan de wil van de Heere, en dan zullen wij de zegen hebben. ” en wat wij ook maar bidden, ontvangen wij van Hem, omdat wij Zijn geboden in acht nemen en doen wat Hem welgevallig is.””Indien gij Mijn geboden bewaart, zult gij in Mijn liefde blijven.” “Wie is er onder u die de HEERE vreest, die luistert naar de stem van Zijn Knecht? Als hij in duisternissen gaat en geen licht heeft, laat hij dan vertrouwen op de Naam van de HEERE en steunen op zijn God.” Maar hier ziet u, met betrekking tot dit soort beloften, dat ze inderdaad zeer talrijk zijn, de daad van het geloof moet gerijpt worden in het woord van het geloof; het is niet de blote daad van het geloof dat sommige beloften krijgt, niet de uiting van het geloof in het gebed; maar met deze moet er het werk zijn, en de vrucht, en het geduld van het geloof, of anders hangen de trossen te hoog voor ons bereik. Deze drie regels bevatten de kern van wat ik te zeggen heb; maar laat ons, om beginners in het goddelijk leven wat vollediger te leiden, nog een paar andere voorschriften geven.
1. Kind van God, kind in genade, zou u de beloften willen verkrijgen? Neem eerst deze raad aan – mediteer er veel over. Er zijn beloften die zijn als druiven in de wijnpers; als u ze zult betreden zal het sap vloeien. Menigmaal ontmoet een gelovige, wanneer hij als Izaäk in de velden wandelt en in de koelte van de dag over een belofte mediteert, onverwachts zijn Rebekka, de zegen die lang had getreuzeld komt plotseling thuis. Hij zocht rust om te mediteren over een belofte, en zie! “op de weg zijnde ontmoette God hem.” Het overdenken van gewijde woorden zal vaak het middel zijn om ze te vervullen. “Ik was in de geest op de dag des Heeren,” zegt Johannes, “en hoorde achter mij een grote stem, als van een bazuin.” Precies zo. Het was zijn aanwezigheid in de Geest, zijn meditatie over geestelijke dingen, die hem gereed maakte om de Koning in Zijn schoonheid te aanschouwen, en te horen wat de Geest tot de gemeenten zegt. In het bijzonder, jonge christen, mediteer veel over die beloften die persoonlijk betrekking hebben op Christus.
Terwijl u erover nadenkt zal het geloof dat u zoekt ongemerkt tot u komen. Het woord dat zegt: “Het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde” – moet je overdenken, kauw erop en verteer het, en in de daad van meditatie zal geloof in uw ziel geboren worden. Menigeen die dorstte naar de belofte terwijl hij het goddelijke verslag overwoog, vond de gunst die het verzekerde zachtjes in zijn ziel stromen, en hij verblijdde zich dat hij er ooit toe gebracht was om de belofte dicht bij zijn hart te leggen. Ik denk dat het Maarten Luther was die zei dat sommige passages van de Schrift zijn als bomen die vrucht dragen, maar de vrucht valt niet gemakkelijk neer.
Je moet de boom vastgrijpen, zegt hij, eraan schudden, en nog eens schudden, en soms moet je al je kracht uitputten, maar bij het laatste schudden, valt de weelderige vrucht naar beneden. Zo doet u ook met de belofte, schud hem heen en weer door meditatie, en de appels van goud zullen vallen. Laat de belofte, zoals het probleem van de filosoof, ronddraaien in uw ziel, en eindelijk zal uw geest opspringen van grote vreugde terwijl u zegt: “Ik heb het gevonden, ik heb het gevonden, precies datgene waarnaar mijn ziel heeft gezocht.”
2. Ten tweede, jongeman in Christus Jezus, mediteer niet alleen over de belofte, maar tracht in uw ziel deze te beseffen als zijnde het woord van God zelf. Zeg aldus tot uw ziel: “Als ik te maken had met de belofte van een man, zou ik het zorgvuldigst kijken naar de man die met mij een verbond had gesloten. Als ik een obligatie of briefje in handen had, zou ik de geloofwaardigheid, de achtenswaardigheid en de solvabiliteit van de man wiens naam erop stond, zeer zorgvuldig inschatten. Zo ook met de belofte van God; mijn oog moet niet zozeer gericht zijn op de grootheid van de barmhartigheid – dat kan mij doen wankelen – als op de grootheid van de beloftegever – dat zal mij verblijden. Mijn ziel, het is God, uw God, God die niet kan liegen, Die tot u spreekt. Dit woord van Hem, dat u nu overweegt, is zo waar als Zijn eigen bestaan. Hij is een onveranderlijke God, en daarom is deze belofte niet herroepen.
Hij heeft niet veranderd wat uit Zijn mond is uitgegaan, noch een enkele troostrijke zin teruggeroepen. Het ontbreekt Hem ook niet aan macht; het is de God Die de hemelen en de aarde gemaakt heeft, die tot mij gesproken heeft en gezegd heeft: “Zo en zo zal Ik doen.” Evenmin zal Hij, noch kan Hij, in wijsheid tekortschieten wat betreft het tijdstip waarop Hij de gunsten zal schenken, want Hij weet wanneer Hij het beste kan geven en wanneer het beter is om te onthouden. Daarom, aangezien dit het woord is van een God Die zo waar is, zo onveranderlijk, zo machtig, zo wijs, zal en moet ik de belofte geloven. Ziet u, mijn broeders en zusters, dat u reeds gekomen bent tot het geloof, dat de belofte verkrijgt. Ik denk dat we ons moeten schamen, ieder van ons, dat we durven te twijfelen aan God.
Toen ik hier laatst over nadacht, viel er een grote duistere afschuw over mijn ziel, terwijl ik treurde dat ik me ooit schuldig heb gemaakt aan de schandelijke godslastering van het twijfelen aan God. Twijfelen aan een eerlijk mens is een smet op hem werpen; maar twijfelen aan God die niet kan liegen, twijfelen aan God die door een eed heeft gezworen – wat! Dit is niets anders dan God tot een leugenaar maken, of zelfs tot een meinedige! Onze ziel deinst terug voor zo’n vervloekte schande. Heeft ooit een duivel in de hel een afschuwelijker ongerechtigheid begaan dan het twijfelen aan de waarachtigheid van een God van volmaaktheid en waarheid? Kom, ziel, daar is de belofte; daar staat zij voor u. U zegt: “Ik durf het niet geloven”, maar ik zeg: “Hoe durft u eraan te twijfelen? Waar hebt u uw hoogmoed vandaan? Hoe kunt u zo hoogmoedig spreken, dat u zo over God denkt en van Hem zegt, dat Hij beloofd heeft wat Hij niet kan of wat Hij niet wil nakomen?” Leg dan ter harte, jonge Christen, dat de belofte het woord van God zelf is, en u zult het zeker niet moeilijk vinden om te geloven, en zo de belofte te verkrijgen.
3. Dan, in de derde plaats, wees er zeker van dat u, in de kracht van Gods Geest, doet wat het aan de belofte gehechte voorschrift van u vraagt. Volg het voorbeeld van Mozes. Mozes wist dat er een belofte was gegeven aan het volk Israël, dat zij tot zegen van de wereld zouden zijn; maar om die te verkrijgen, was het nodig dat Mozes zelfverloochening zou beoefenen. Wat deed hij? Hij weigerde zich de zoon van Farao’s dochter te laten noemen, omdat hij het beter achtte de smaad van Christus te ondergaan dan voor een tijd de genoegens der zonde te genieten. Als de belofte u gebiedt uzelf te verloochenen, kunt u die niet verkrijgen zonder het te doen. Doe het, en u hebt het verkregen.
Of, stel dat de belofte van uw hand moed vraagt – gebruik moed. David voelde dat hij een belofte van God had verkregen die vervuld zou worden. Hij wist dat in zijn vroegere ervaring God getrouw was geweest. “Uw knecht heeft zowel de leeuw als de beer gedood, en deze onbesneden Filistijn zal zijn als een van hen.” Hij ging het gevecht aan, en de Heere was zijn verlosser. Ga heen met uw slinger en uw steen, want u zult nooit de belofte verkrijgen als u bang bent uw reusachtige vijand tegemoet te treden. Of eist de belofte gehoorzaamheid van uw hand? Wees gehoorzaam. Herinner u hoe Rachab, de hoer, de scharlaken lijn uit haar raam hing, omdat dat de beproeving van haar geloof was. Zo moet u ook doen. Wat Christus u ook gezegd heeft, doe het. Verwaarloos geen bevel, hoe onbeduidend het ook lijkt. Wat als het niet essentieel is! Wat hebt u daar mee te maken? Doe wat uw Meester u zegt en stel geen vragen, want hij is een slechte dienaar die de bevelen van zijn Heere in twijfel trekt.
Ongetwijfeld zult ook u, evenals de Ethiopische eunuch, blijmoedig uw weg vervolgen, wanneer u gehoorzaam bent geweest. Of is de belofte gedaan aan hen die een goed woord over hebben voor het land? Gedenk wie Kaleb en Jozua waren, de enige twee die de belofte verkregen uit de gehele schare die uit Egypte kwam, omdat zij alleen, “getrouw waren onder de ongelovigen” God eerden, en Hem niet durfden te wantrouwen. Zo eert u God. Laat een spottende wereld uw onwrikbare getuigenis horen dat uw God goed en waarachtig is. Laat uw ellendig gezicht de mensen niet influisteren dat u een harde Meester hebt. Laat uw zuchten en uw murmureren de jonge mensen niet doen vermoeden, dat God tiranniek is tegenover Zijn eigen kinderen, en dat zij geen vreugden, geen vertroostingen, geen genoegens hebben.
Wees niet, zoals de huichelaars zijn, van een treurig aangezicht; buigt uw hoofd niet als een braamstruik, bedroeft uw ziel niet, want dit is niet de dienst, die God van u verlangt. Beter de palmtak dan de wilg, liever het bruiloftskleed dan het rouwkleed. Hij Die wij dienen is geen Egyptische leermeester, Zijn juk is gemakkelijk, Zijn dienst plezierig, Zijn beloning onuitsprekelijk. “Verblijdt u in de Heere te allen tijde, en ik zeg nogmaals, verheugt u.” Wees niet terneergeslagen en verontrust, alsof het kind van God een wrede ouder had, en een ellendig tehuis; maar hef uw hoofden op, want uw verlossing nadert, en op de tamboerijn en de harp, marcheert u voort naar de beloofde erfenis van het volk van God. Zo zult u door blijdschap van hart, zonder een kwaad woord over het land te spreken, de belofte beërven.
4. Ten vierde, sommige van de beloften zult u zelfs zo niet beërven, tenzij u de mensen zult navolgen die door geloof en geduld de belofte beërven. De goede oude Spurstow zegt dat sommige van de beloften zijn als de amandelboom, zij bloeien haastig vroeg in de allervroegste lente; maar zegt hij, er zijn er die zijn als de moerbeiboom, zij zijn zeer traag in het uitbrengen van hun bladeren. Wat moet een mens dan doen, als hij een moerbeiboom heeft, die zijn bladeren niet wil laten groeien? Hij moet wachten tot hij dat wel doet. Als de openbaring ervan te lang duurt, wacht er dan op tot het komt, het zal niet te lang duren, de vastgestelde tijd zal het zeker brengen.
Maar sommige mensen, omdat God hun gebeden vandaag niet hoort, draaien zich om als dwaze kinderen en kunnen niet geloven dat hun Vader waarachtig is. O, weest u toch wijzer en voeg bij uw geloof geduld. Wacht op Zijn komst zoals de landman wacht op de kostbare vrucht van de aarde, wetende dat er een tijd is voor elk doel onder de hemel; en terwijl het altijd uw tijd is om te zaaien, wacht tot God de tijd bepaalt om te oogsten. Het is nu uw tijd om te bidden, Hij zal u uw tijd geven om te dansen wanneer u zich zult verheugen omdat de belofte is vervuld.
5. In de volgende plaats, als u de belofte wilt krijgen, moet u er een kiezen die geschikt is voor uw eigen geval. Toen ik op een keer veel zorgen had, was er één belofte die mij duidelijk werd. Het was deze – “Maar die naar Mij hoort, zal zeker wonen, en hij zal gerust zijn van de vreze des kwaads.,” en in de kracht van die belofte leerde mijn ziel gerust te wonen temidden van beschimping en verkeerde voorstelling en van vervolgingen die zich vermenigvuldigden. Misschien vindt u een woord dat bij uw toestand past, dat precies bij u past. Hebt u vijf, zes en zeven problemen gehad? Wat zegt u hiervan: “Hij zal u in zes moeilijkheden verlossen, ja, in zeven zal u geen kwaad overkomen.” Hebt u twee moeilijkheden tegelijk, beide genoeg om u te overweldigen? U hebt hier de belofte: “Wanneer gij door het vuur gaat, zult gij niet verbrand worden.” Dat is één probleem afgewend. “Wanneer gij door rivieren gaat, zullen zij u niet overstromen.” Hier is nog een probleem getemperd. Er zijn er twee tegelijk, vuur en water, de ene om te branden en de andere om te verdrinken. “Ik zal met u zijn,” zegt de Heere, en dat woord komt aan beide tegemoet. Is het ziekte: “De Heere zal hem ondersteunen op het ziekbed” Is het mislukking in zaken, oogsten en dergelijke? “Tegen de verwoesting en tegen den honger zult gij lachen.” Of is het de dood? “Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij” Grijp juist die belofte die geschikt is voor uw geval.
U vraagt mij of er meer beloften zijn? Ze staan hier allemaal in het boek “Kostbare Bijbelbeloften” van Samual Clarke, het is een catalogus van beloften: beloften van vrede, eer, succes, overvloed; beloften van bewaring voor moeilijkheden, steun, bevrijding eruit; beloften bij ziekte, vruchtbaarheid, ouderdom, hongersnood, gebrek, oorlog, laster, smaad; beloften aan de vreemdeling, de banneling, de arme, de hulpeloze, de vaderloze, de weduwe, de gevangene, de stervende; beloften van rechtvaardiging, vergeving van zonde, aanneming, vereniging en gemeenschap met de Kerk, toegang tot God; beloften van wijsheid, kennis, goddelijke onderwijzing; beloften van elke genade en van elke zegen – teveel om ze allemaal op te noemen. Het vurige zwaard bij de poort van de tuin keerde zich alle kanten op om de mensen uit het paradijs te weren. O, God zij gezegend, dit zwaard van de Geest, dat het Woord van God is, keert zich op alle mogelijke manieren om onze vijanden ervan te weerhouden onze vrede te verbreken. Er zijn maar weinig medicijnen die alles genezen, in feite, geen enkel.
Maar wij kunnen zeggen, dat er in de Schrift een belofte is voor elke ziekte; wat het ook moge zijn, er is er een die uitdrukkelijk voor dat geval bedoeld is; en al zou er iemand zijn die de enige man in de wereld is die ooit een bepaalde kwaal heeft gehad, dan nog zal hij een belofte vinden die precies past bij zijn geval, want dit geïnspireerde Boek is een universeel geneesmiddel. Hier, o zieke zielen, zijn allerlei remedies, en het is niet mogelijk dat de menselijke nood breder is dan de goddelijke voorraad. Toch, broeders en zusters, neem die ene belofte die bij u past, en die ene zal u meer van nut zijn dan al het andere. Achab had een grote tuin, hij legde die van Naboth erin, hij had grote wijngaarden, en korenvelden, en boomgaarden, en knechten en onderdanen; maar Achab leed hongersnood.
Er was een arme vrouw, zij had niets, slechts een klein kruikje, dat was alles; geen akkers, geen boomgaarden, geen graanschuren; dat ene kleine kruikje echter was onuitputtelijk, en zij kende geen gebrek. Ach, God zij gezegend, er zijn tijden bij het kind van God dat al het andere op is, hij heeft nog maar één kleine voorraad, één onuitputtelijke belofte over; en hij en zijn huis zullen daarvan leven, hij zal in de kracht daarvan gaan al de dagen dat de hongersnood zal duren. Het is niet het hebben van vele beloften; het is het zich toe-eigenen van één, en het pleiten daarop voor God, dat ons machtig zal maken.
6. Nogmaals, jonge gelovige, wil je de belofte verkrijgen? Let er dan op dat je dankbaar bent voor de beloften die je al verkregen hebt. Wij moeten God danken voor de barmhartigheden die wij hebben gekregen, anders zullen wij geen andere krijgen. Toen de Puriteinen zich in de begintijd in New England vestigden, hielden zij altijd vastendagen. Zij vastten een dag omdat hun brood opraakte; een andere vastendag omdat de rode Indianen hen binnenvielen; weer een andere vastendag omdat een schip niet was aangekomen dat zij verwachtten; en zij vastten zoveel dagen dat zij buitengewoon zwak begonnen te worden. Uiteindelijk zei een zeer wijze broeder: “Zou het niet goed zijn om zo nu en dan onze vastendagen af te wisselen door af en toe een feestdag te houden?
Zou het niet even aangenaam voor God zijn, als zij in plaats van te treuren over barmhartigheden die zij wilden, Hem dankzegden voor genoten barmhartigheden?” Dus stelden zij wat men noemt de dankdag in, die daarna een voortdurende verordening werd – de dankzegging voor ontvangen barmhartigheden. Broeders en zusters, er is reden en wijsheid in zo’n handelwijze. Hoe durft u om iets anders te vragen totdat u dankbaar bent voor wat u hebt? Wat doet u met arme mensen die van u afhankelijk zijn? Gisteren gaf u een man wat verlichting in zijn zorgen en hij liep weg met een ondankbaar gezicht, schouderophalend, en zeggend: “Was dat alles?” Hebt u soms, wanneer u een aalmoes gaf aan een zeer hebzuchtig iemand, hem niet zien staan en ernaar zien kijken? Wat hebt u gedaan als hij de volgende keer kwam?
U hebt hem met lege handen weggestuurd, en hij is terecht gestraft. Maar hoe komt het dat de Heere u niet op dezelfde manier dient? U vraagt Hem om een genade en u krijgt die, en u bekijkt die alsof ze niet de moeite waard was, of u geniet er een tijdje van, en vergeet dan dat u ze ooit gehad hebt, en denkt er nooit aan om Hem te danken; en dan klopt u weer aan Zijn deur, en verwacht dat Hij op uw begeerten zal wachten, terwijl u niet met dankzegging op Zijn troon zult wachten. O, laten wij dankbaar zijn voor de zegeningen die wij hebben, en dan zullen wij genade verkrijgen om de belofte te winnen die wij niet hebben. Er is een jongeman daarboven die gisteren een beetje licht heeft gehad; hij was eerder in de duisternis geweest; dank God voor het eerste schijnsel, jongeman, en je zult spoedig het volle daglicht ontvangen.
Er is daar een jonge vrouw die neergebogen is geweest met een groot gewicht van zonde, maar haar geweten is enigszins in vrede; zij hoopt dat zij een klein geloof in de Heere heeft. O, zegen God voor dat kleine geloof, en u zult het zien groeien; maar als u Hem niet dankt, zal het zijn voor vele dagen dat u in duisternis zult wandelen, en geen licht zien totdat u zult komen om Gods barmhartigheden op hun juiste waarde te schatten.
7. En tenslotte, en om u niet langer op te houden, als u uw geloof wilt aanwakkeren, kijk naar de voorbeelden van allen die in vroegere tijden, en in onze eigen tijd, door geloof de belofte hebben verkregen. Zondaar, kijk naar de velen die nu in de hemel zijn en die niet meer hadden om op te vertrouwen dan u hebt – de naakte belofte van God. God zegt tot hen, zoals Hij tot u zegt: “Geloof in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden.” Zij vertrouwden op Christus en zij zijn gered. Doet u hetzelfde en u zult Zijn touw zien.
“Ik vraag ze waar hun overwinning vandaan komt,
Zij schrijven met verenigde stem,
hun overwinning toe aan het Lam,
Hun triomf aan Zijn dood.”
En u, heiligen van God, kijk naar uw nobele voorouders. Wat een stamboom is de uwe! Door welk een menigte van martelaren, belijders, profeten en apostelen is ons bloed afgedaald, en al deze getuigen dat niet één goed ding heeft gefaald van alles wat de Heere God heeft beloofd. Onder hen allen is er geen uitzondering; niet één van hen zal de waarachtigheid van God in twijfel trekken. Zij hebben Hem beproefd op de pijnbank, in de duistere kerker en op de brandstapel. Zij hebben Hem beproefd in het Romeinse amfitheater, toen hun beenderen kraakten tussen de kaken van leeuwen. Zij hebben Hem beproefd in de tuin van Nero, toen het pek dat op hen was gesmeerd, vlam vatte, een afschuwelijk offer aan God. Zij hebben Hem beproefd toen zij in beschimmelde kerkers lagen te rotten, of brandden van de koorts. Zij beproefden Hem in de sporen van de wilde geiten, toen zij rondzwierven in schapen- en geitenvellen, behoeftig, gekweld, gepijnigd. Zij hebben Hem beproefd in de bitterheid des levens en in de kwellingen des doods, en zij allen zeggen tot u: “Vertrouwt op den Heere, gelooft in Hem, dan zal Hij het teweegbrengen, en u zult de belofte verkrijgen. Wankelt niet, aarzelt niet, maar zeg met het onwankelbare geloof van Abraham: “Hij Die het beloofd heeft, is ook bij machte het te volbrengen”, en u zult het met uw ogen zien en u zult ervan eten. U zult Zijn aanwezigheid en zegen krijgen in deze wereld, en in de toekomende wereld het eeuwige leven.” God help ons dit te doen omwille van Jezus.
Amen.