In welke dingen de engelen begerig zijn in te zien. 1 Petrus 1:12
De apostel Petrus schreef zijn eerste brief aan vervolgde mensen, van wie er velen zeer zwaarmoedig waren door veelvuldige beproevingen. Het lijden van de vroege christenen is te erg om zelfs aan te denken. De wereld heeft haast geen ergere wreedheid gekend dan die de eerste dienaren van onze Heere en Meester achtervolgde. Daarom probeerde Petrus, toen hij aan deze beproefde heiligen schreef, hen te troosten en te bemoedigen. Waarover heeft hij dan geschreven? Wel, over het Evangelie, want er gaat niets boven de eenvoudige leer van de zaligheid door verlossing om de meest terneergeslagen geesten op te beuren.
Het hoofdstuk waaruit onze tekst genomen is, is net zo duidelijk als het Evangelie zelf. Petrus vertelt hier de verkoren vreemdelingen dat ze waren wedergeboren ‘tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden, tot een onverderfelijke, en onbevlekkelijke, en onverwelkelijke erfenis.’ Hij herinnerde hen er ook aan dat zij ‘niet door vergankelijke dingen, zilver of goud, verlost zijn (…) maar door het dierbaar bloed van Christus, als van een onbestraffelijk en onbevlekt Lam.’
In dit hoofdstuk vinden we alle grote centrale waarheden van het Evangelie: verkiezing, verlossing, wedergeboorte, daadwerkelijke roeping, heiligmaking en volharding tot het einde. Geliefden, wanneer we op zoek zijn naar vertroosting, laten we dan nooit het Evangelie de rug toekeren. Een kind van God vindt altijd de beste troost in de dingen van God. Als uw troost alleen tot u komt uit wereldse kringen, dan is het vrij duidelijk dat u tot de wereld behoort. Maar als u een van Gods ware kinderen bent, dan bevat het Evangelie van Christus al alles wat u zoekt om u onder de zwaarste beproeving op te beuren. Het wordt u ook prompt toegebracht door de Heilige Geest, de Vertrooster, als u het maar uit Zijn handen verwacht.
Petrus beschrijft hier een geneesmiddel voor moedeloosheid van geest en voor neerslachtigheid in het algemeen. Dat geneesmiddel is: een grotere belangstelling voor de dingen van God te krijgen, meer aandacht aan de overdenking ervan te schenken. Ze zijn al onze aandacht meer dan waard, want als de profeten, die mannen met de meest voorname menselijke geest door God geïnspireerd, zo grondig moesten zoeken om Gods Woord te begrijpen zoals dat aan hen geopenbaard werd, dan moet er wel iets in zitten dat ook wij maar beter konden onderzoeken. Als de heilige engelen, die wezens met hun machtige intelligentie, ‘begerig zijn in te zien’ in de dingen van God, dan moeten er onder de eenvoud van het Evangelie wel enkele zeer diepe dingen verborgen liggen die u en ik moeten onderzoeken.
Als we die inderdaad op het spoor kwamen, zouden we sterk worden opgebeurd en vertroost. We zouden dan niet meer denken aan die beproevingen die ons nu zo vaak kwellen. We zouden er ver bovenuit getild worden. We zouden niet langzaam en moeizaam over de oneffen weg gaan en onze voeten aan iedere scherpe steen openhalen en onze geest door iedere pijnlijke beproeving laten doorsteken. Maar we zouden opvaren met vleugels, gelijk de arenden, en over de hoge plaatsen van de aarde zweven en ons verheugen in de Zaligmaker, Die zulke grote dingen voor ons gedaan heeft. We zouden een maaltijd van vet vol merg eten die God bereid heeft voor hen die Zijn Woord toegewijd bestuderen en het boven alle aardse schatten verkiezen.
Op dit moment ga ik niet verder in op de grote belangstelling die de oude profeten voor Gods Woord hadden, maar ik zal me beperken tot de belangstelling die de engelen erin hebben, zodat ik u mag opwekken om hun voorbeeld na te volgen. Eerst wil ik u eraan herinneren dat de engelen een daadwerkelijke belangstelling hebben voor het Evangelie van onze zaligheid. Ten tweede wil ik u laten zien dat de engelen het ijverig bestuderen – ‘in welke dingen de engelen begerig zijn in te zien.’
I. De engelen hebben een daadwerkelijke belangstelling voor het Evangelie van onze zaligheid. Het moet gezegd worden dat ze er niet voor zichzelf in geïnteresseerd zijn. Zij hebben nooit gezondigd en hebben daarom geen verzoening of vergeving nodig. Ongetwijfeld hebben ze er een of andere indirecte belangstelling voor, die ik nu niet zal proberen uit te leggen, maar in zoverre het Evangelie zaligheid, genezing, vergeving, heiligmaking en reiniging brengt, dat hebben de engelen niet nodig. Omdat ze nooit bezoedeld zijn. hoeven ze niet gewassen te worden. En aangezien ze een volkomen gehoorzaamheid kennen, hoeven er geen tekortkomingen van hen vergeven te worden. Toch hebben ze een diepe belangstelling voor het werk van de Heere Jezus Christus.
Wat zal ik dan zeggen over de waanzin van hen die wel door de zonde verontreinigd zijn maar toch geen belangstelling hebben voor de fontein waarin we witter dan de sneeuw gewassen kunnen worden? Wat zal ik dan zeggen over de dodelijke dwaasheid van hen die wel schuldig zijn maar toch geen moment denken aan de weg ter vergeving die God ons in Zijn Zoon Christus Jezus, onze enige Zaligmaker, voorhoudt?
De engelen hebben ook geen belangstelling voor het Evangelie vanwege de betrekking ervan op enige van hun mede-engelen, want de gevallen engelen hebben part nog deel aan het aanbod ervan. Toen zij uit hun beginsel vielen, liet God hen zonder hoop. Ze blijven bij hun opstand tegen Hem, wachtend op de vreselijke dag waarop zij de volle vergelding voor hun snode oproer zullen ontvangen. Er is geen genade voor gevallen geesten. Zie eens hoe God Zijn soevereiniteit uitoefent. Toen de mensen en de engelen allebei gezondigd hadden, ging Hij aan de hoogste zondaars voorbij en nam Hij de laagste aan. De gevallen geesten ‘heeft Hij tot het oordeel van de grote dag met eeuwige banden onder de duisternis bewaard.’ Maar Hij keek neer op de mensen, schepselen van een dag, met ogen vol erbarmen en mededogen en zond Zijn Zoon in onze natuur naar de aarde opdat Hij ons zou verlossen van de toorn die ons rechtmatig deel was. De engelen hebben geen direct belang in de dood van Christus en het bloed van Christus vanwege enige zegen die door Hem tot hun vroegere engelengezellen zou komen. Maar toch zijn ze begerig deze dingen in te zien.
Wat moet ik dan wel niet denken van mijzelf en van u, geliefden, wanneer wijzelf, als behouden mensen, weinig of geen belangstelling voor het Evangelie hebben als het enige middel tot behoudenis van onze medemensen? We moeten ons diep schamen als we minder medelijden met de mensen hebben dan de engelen, want mensen zijn onze broeders die door niets anders behouden kunnen worden dan door het Evangelie van Jezus. Daarom moet ons gemeenschappelijk mens-zijn ons ertoe brengen hun welzijn te zoeken. We dienen de grootst mogelijke belangstelling te hebben voor de zaken die bijdragen tot de vrede van hun onsterfelijke zielen.
De engelen hebben grote belangstelling voor het Evangelie omdat zij Gods belangstelling ervoor waarnemen. Waar God om geeft, daar geven de engelen ook meteen om. Wat de Heilige Geest bedroeft, moet ook voor de heilige engelen smartelijk zijn. En wat het hart van God verblijdt, moet ook de geesten verblijden die zich vol aanbidding rond Zijn troon neerbuigen. De heiligen roepen, een ieder tot zijn medeheilige: ‘God wordt verheerlijkt door het zalig maken van zondige mensen. Onze gezegende Heere en Leidsman ging naar de aarde om de verlossing voor gevallen mensen te volbrengen. Laten we daarom al het mogelijke leren over Zijn wondere werk en waar er ook maar iets is wat we kunnen doen om het te bevorderen, laten we dan klaarstaan, met uitgespreide vleugels, om op Gods bevel te vliegen.’
Zonder twijfel hebben de engelen ook belangstelling voor het Evangelie omdat ze vol liefde zijn. Die reine geesten hebben lief, zo zeker als zij bestaan. Niet alleen hebben zij hun God lief en elkaar, maar ze hebben ook ons lief, die een weinig minder dan de engelen gemaakt zijn. Ze kennen een grote genegenheid voor ons – veel meer dan wij voor hen, denk ik. Wij zijn als het ware hun jongere broertjes. Wij zijn echter door vlees en bloed verbonden met het stoffelijke, terwijl zij reine geesten zijn. Toch zijn ze niet afgunstig op ons vanwege de liefde van God. Noch verachten ze ons vanwege onze gebreken en dwaasheden.
Wel denk ik dat ze zich vaak over ons zullen verbazen. Ze moeten ons soms wel graag vragen willen stellen over ons vreemde gedrag, zoals twee van hen toen Christus was opgestaan uit de doden en Maria Magdalena liep te huilen. Die engelen waren zeer verheugd omdat Christus opgestaan was, dus zeiden ze tegen haar: ‘Vrouw! wat weent gij?’ Om wat voor reden zou men hebben kunnen huilen toen Jezus van de doden opgestaan was? Geliefden, de engelen moeten wel vaak verbaasd over ons staan en denken dat we de meest eigenaardige schepselen zijn. Niettemin hebben ze ons lief en daarom hebben ze veel belangstelling in dat Evangelie dat ons hoogste goed bevordert. Zij weten wat wij te vaak vergeten: dat niets ons gelukkig kan maken behalve heilig te zijn en dat niets ons heilig kan maken behalve gewassen te zijn in het bloed van Jezus en vernieuwd te zijn door de Heilige Geest. Uit hun eerbetoon aan God en hun broederschap tot de mens komt die belangstelling voort waardoor ze een verlangen hebben de verborgen van dingen van God en Zijn Evangelie in te zien.
De engelen hebben altijd belangstelling gehad voor alles wat met de mensen te maken heeft. Enkelen van hen stonden bij de poort van Eden met een vlammend zwaard, dat zich omkeerde, om onze eerste voorouder buiten te houden als hij zou proberen zich met geweld een weg terug te banen nadat hij het recht op al de vreugden ervan verspeeld had. En nog steeds staat de meest liefhebbende geest in de wereld aan de kant van het recht en gelooft hij in de rechtvaardigheid van God, hoewel het paradijs verloren is en de mens ertoe gedoemd om in het zweet van zijn aanschijn brood te eten. Wij staan aan de kant van de mens, maar nog meer aan die van God. We zeggen: laat God, de altijd Rechtvaardige, verheerlijkt worden, wat er ook van de mensenkinderen wordt.
Na die noodlottige dag van de zondeval hebben de engelen voortdurend over de mensen op aarde gewaakt en veelvuldig met een aantal van hen gesproken. God heeft hen met een boodschap van genade gezonden naar Abraham, naar Izak, naar Lot, naar Jakob of naar anderen uit het menselijk geslacht. Het was een grote dag toen Gods wagens, ‘tweemaal tienduizend, met duizenden engelen’ [Engelse vertaling], plechtstatig neerdaalden op de berg Sinaï bij de afkondiging van de wet. De engelen waren daar als hovelingen van de grote Koning bij om aan de afkondiging van de wet van God extra ceremonieel te verlenen. Door bij die grootse gelegenheid aanwezig te zijn, geven ze hun interesse in de mensenkinderen te kennen.
Maar ik vind het nog fijner om tot u over hun komst te spreken als ze de geboorte aankondigen van Hem over Wie we zingen: ‘Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven.’ Toen de geboorte die zij hadden aangekondigd plaatsvond, hingen ze blij boven de velden van Bethlehem en zongen het plechtige gezang: ‘Ere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen.’ Het was hun intense belangstelling in ons die hen er blij over maakte dat onze Verlosser geboren was.
Op dat belangrijke moment toen Jezus werd verzocht in de woestijn en Hij bij de wilde dieren was nadat de satan Hem verlaten had, zijn de engelen dichterbij gekomen en ze dienden Hem. Toen Hij op aarde was, waren ze altijd bij Hem in de buurt, altijd onzichtbaar aanwezig waar Hij ook maar ging. U weet wel dat er een engel Hem verscheen om Hem te versterken toen Hij in de Hof van Gethsémané geheel bedroefd was tot de dood toe. Het was iets wonderlijks dat de Zoon van God kracht toegediend moest krijgen van een engelengezant. Met welk een belangstelling moeten de engelen vol ontzag naar onze Heere aan het kruis gekeken hebben! Maar blij daalden ze af naar Zijn lege graf, gingen het binnen en bewaakten de plaats waar Zijn gewijde lichaam enige tijd had gelegen. Ze spraken met Zijn discipelen en vertroostten hen met de woorden dat Hij uit de doden was opgestaan. De hele tijd hadden ze zoveel belangstelling voor alles wat met Hem te maken had omdat ze in Hem de Zaligmaker van zondaren herkenden.
Maar dit is nog niet alles. We weten uit de Schriften dat ze niet alleen gewaakt hebben over de Zaligmaker, maar ze verheugen zich ook over berouwvolle zondaren. De Heere Jezus heeft ons verteld dat ‘er blijdschap is voor de engelen Gods over één zondaar, die zich bekeert.’ Dat wil zeggen dat er blijdschap in Gods hart is en de engelen kunnen het merken. Ze staan in Gods tegenwoordigheid en ze kunnen zien dat God blij is. We weten dat ze ook in die blijdschap delen. In de gelijkenis van het verloren schaap stelt onze Zaligmaker de schaapherder voor die zijn vrienden en buren samenroept en tegen hen zegt: ‘Weest blijde met mij; want ik heb mijn schaap gevonden, dat verloren was.’ Dat doen zij ook, dat weet ik zeker. Zij zijn ook blij over iedere geredde die op de schouders van de Goede Herder wordt thuisgebracht. En geliefden, ze waken over iedere gelovige.
Dit is een van hun belangrijkste taken, want ‘zijn zij niet allen gedienstige geesten, die tot dienst uitgezonden worden, om degenen, die de zaligheid beërven zullen?’ Die belofte die de satan verdraaide, geldt voor ieder kind van God: ‘Hij zal Zijn engelen aangaande u bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen. Zij zullen u op de handen dragen, opdat gij uw voet aan geen steen stoot.’ Het is niet aan mij om u te vertellen voor welke geestelijk kwaad zij ons behoeden. Noch zal ik proberen te beschrijven hoe er, vaak in de lucht, felle gevechten zijn tussen de demonen uit de hel en de goede geesten uit de hemel, of hoe de vorst van de macht der lucht door de aartsengel Michaël wordt gehinderd en teruggedreven als deze het levende lichaam van Christus onder zijn hoede komt nemen, zoals hij vroeger waakte over het dode lichaam van Mozes. We weten er maar weinig van hoeveel we deze onzichtbare dienaren van de heilige God verschuldigd zijn. Ze zijn zeer geïnteresseerd in al Zijn kinderen.
We weten uit de gelijkenis dat Lazarus stierf ‘en door de engelen gedragen werd in de schoot van Abraham.’ Wat deze uitdrukking betekent, zal ik niet proberen uit te leggen, maar ik weet zeker dat wanneer wij die de Heere liefhebben sterven, de engelen dan iets te maken zullen hebben met ons verscheiden en met onze invoering in de wereld van de zalige geesten en in het audiëntievertrek van de Heere onze God. Ik waardeer Bunyans verhaal van de pelgrims die de rivier doorgaan en dan de blinkenden aan de andere kant ontmoeten, die hen de steile helling naar de Hemelstad op leiden. Daar zullen ze het aangezicht van hun Meester met blijdschap zien en tot in eeuwigheid nooit meer afreizen.
Zelfs dan zijn ze nog niet klaar met ons, want wanneer we voor eeuwig bij God zullen zijn, beschermd tegen alle gevaar om te vallen en te zondigen, zullen de engelen de muziek van ons gedurige lied doen aanzwellen. Zij zullen dan zingen: ‘Het Lam, Dat geslacht is, is waardig te ontvangen de kracht, en rijkdom, en wijsheid, en sterkte, en eer, en heerlijkheid, en dankzegging.’ Niettemin zijn wij dan in staat te zingen wat zij niet kunnen zingen: ‘Gij zijt geslacht, en hebt ons Gode gekocht met Uw bloed, uit alle geslacht, en taal, en volk, en natie; en hebt ons voor onze God gemaakt tot koningen en priesters; en wij zullen als koningen heersen op de aarde.’
Verder zullen deze geliefde bewakers van onze gangen hier beneden, deze geduldige hoeders over onze nachtelijke uren, deze engelengidsen die onze metgezellen in de dood zijn wanneer vrouw en kinderen niet verder met ons mee kunnen, deze illustere wezens in de hemel uit onze mond horen van de menigvuldige wijsheid van God. Ze zullen zich verbaasd en verblijd rondom ons scharen als ieder van ons op de glazen zee staat. Ze zullen ons vragen om de wonderen van verlossende liefde steeds weer opnieuw te vertellen en hun te zeggen wat bekering betekende, wat heiligmaking betekende en hoe de macht, wijsheid, genade en het geduld van God door een ieder van ons ervaren werden. We zullen hun vreugdevolle onderwijzers zijn tot in alle eeuwigheid.
Heb ik zo niet aangetoond dat de engelen een daadwerkelijke belangstelling in het Evangelie van onze Heere en Heiland Jezus Christus hebben? En nu nog een praktisch punt: hebt u ook een daadwerkelijke belangstelling in het Evangelie, u in wiens natuur Christus is verschenen, u mensenkinderen, u die voor eeuwig zult omkomen tenzij het kostbare bloed van het Lam op u gesprenkeld wordt? Het was voor mensen zoals u dat Hij stierf, voor de schuldige zonen en dochters der mensen, ‘want waarlijk. Hij neemt de engelen niet aan, maar Hij neemt het zaad van Abraham aan.’ Hij heeft mensen aangenomen, geen engelen. Als zij belangstelling in het Evangelie hebben, moet u, wie het speciaal aangaat, er dan ook niet in geïnteresseerd zijn?
Ik heb u er al aan herinnerd dat ze geen medebroeders onder de engelen hebben die door het Evangelie bekeerd moeten worden. Ze hebben geen medezusters die zich door de geschiedenis op Golgotha naar God moeten wenden. Toch hebben ze een diepe belangstelling in het Evangelie en ook in ons. Wilt u, mijn medechristenen, zich dan ook niet meer interesseren voor het werk van God en voor de verbreiding van het Evangelie als uw eigen vlees en bloed erdoor bekeerd moeten worden of anders voor eeuwig zal moeten sterven?
Onze broers en zussen, onze zonen en dochters, onze vrouw en man, misschien zelfs onze ouders zullen voor eeuwig vergaan als Jezus Christus niet tot hen gebracht wordt en zij tot Hem gebracht worden. U onbekommerde kerkmensen, u die rustig gaat slapen terwijl er mannen en vrouwen verloren gaan, waar bent u mee bezig? Waar denkt u aan, u die in de voorhoven van het huis des Heeren het vette eet en het zoete drinkt? Hebt u ooit gevangenen de weg naar de vrijheid gewezen? Hebt u ooit aan stervenden dit goede nieuws verteld: ‘door een blik op het kruis is er leven en heil’? Hebt u ooit degenen die verloren gaan gezegd dat er ook voor hen redding is in Christus Jezus uw Heere?
Vooruit, opstaan! Bij iedere gevleugelde engel die belangstelling heeft in het kruis van Christus en in het behoud van zondaren, beveel ik u om op te staan, mensenkinderen. Als het u gegeven is, wees dan het middel waardoor sommigen behouden worden, wees actief in de dienst aan die Heiland Die alles voor u gaf. Moge God die vermaning zegenen aan allen die het betreft!
II. Het is zeker dat de engelen niet alles weten wat er in het Evangelie staat, want ze zijn begerig om het in te zien. Het hele Evangelie is hun niet bekend en ik denk ook niet dat iemand van ons het ten volle kent. Af en toe kom ik wel eens broeders tegen die in het openbaar zeggen het hele Evangelie in vijf dogmatische punten samengevat te hebben, zodat ze het in hun binnenzak kunnen opbergen. Het lijkt wel alsof ze vinden dat ze niets meer hoeven te leren. Als iemand hun een andere waarheid probeert te verkondigen dan die ze al weten, worden ze boos. Ze willen niets anders meer leren. Ze zijn dus bepaald niet als de heilige engelen, want die zijn begerig in deze dingen in te zien.
De meest diepzinnige theoloog die er ooit geleefd heeft, is misschien wel dr. John Owen. Toch wist dr. Owen, toen hij nog leefde, over bepaalde zaken net zo veel als de engelen. Ik zou denken dat hij zelfs op dit moment ook zo verlangt om in de zaligmakende liefde en de heerlijkheid van Christus in te zien, waarover hij zo krachtig heeft geschreven. De apostel Paulus was al vele jaren bekeerd toen hij de Brief aan de Filippenzen schreef. Toch schrijft hij erin dat zijn hart ernaar verlangt Christus te leren kennen. Kende hij Hem dan nog niet? En als hij Hem niet kende, wie dan wel? Hij wist ongetwijfeld dat er nog zoveel van Christus was dat hij nog niet kende, dat hij besefte dat datgene wat hij wel wist maar heel weinig was.
Ik heb het woord volkomen soms heel lichtvaardig horen gebruiken door mensen die maar weinig van de echte betekenis ervan bleken te weten. Is er enig verstandig man die zal beweren dat zijn kennis volkomen is? Paulus schreef aan de gemeente van Korinthe: ‘En zo iemand meent iets te weten, die heeft nog niets gekend, gelijk men behoort te kennen.’ Het geheimenis van de verlossing was van eeuwigheid verborgen in Christus en het werd aan de kerk en zelfs aan de engelen geleidelijk aan bekendgemaakt. Toch weten zij nog niet alles. Betreffende Zijn wederkomst zei onze Heere tot Zijn discipelen: ‘Doch van die dag en die ure weet niemand, ook niet de engelen der hemelen, dan Mijn Vader alleen.’
De duivel weet ook niet alles. Ik weet zeker dat satan niet wist dat Christus in de wereld kwam om mensen zalig te maken door voor hen te sterven, want anders zou hij niemand aangespoord hebben om Hem ter dood te brengen. Hij zou daar veel te sluw voor zijn geweest. Indien mogelijk zou hij geprobeerd hebben Christus in leven te houden zodat we niet door Hem zalig gemaakt hadden kunnen worden. De duivel weet niet zoveel als hij denkt dat hij weet, ook nu nog. Een eenvoudig kind van God, iemand die weet hoe in God te geloven en die sterk genoeg is om het goede te doen, is hem vaak te slim af. Geen mensen, geen profeten, geen engelen, geen duivels weten al alles van het Evangelie. Ze moeten het nog blijven bestuderen en mediteren en overdenken, zoals de heilige wezens voor de troon van God ook doen: ‘in welke dingen de engelen begerig zijn in te zien.’
Maar geliefden, hoewel ze nog niet alles over Christus en het Evangelie weten, willen ze wel zoveel mogelijk te weten komen.Er zijn veel meer andere dingen die ze kunnen bestuderen. Daar zijn al de planeten die God gemaakt heeft en misschien hebben ze de vrijheid om die alle te bereiken. Toch lees ik niet over de wonderen van de astronomie ‘in welke dingen de engelen begerig zijn in te zien.’ Engelen weten ongetwijfeld veel meer dan al onze wetenschappers over de vroegere tijdperken van deze wereld. Ze zouden veel kunnen vertellen over de verschillende formaties en strata waarover geologen praten. Toch vind ik nergens beschreven dat de engelen enig verlangen hebben om deze dingen in te zien. Toen God de wereld schiep, ‘zongen de morgensterren tezamen vrolijk, en juichten al de kinderen Gods.’ Ze hebben vaak de wonderlijke plannen van God geloofd en de wijze Vorst geprezen Die alle dingen met oneindige wijsheid bestuurt. Maar nu lijken hun belangrijkste bespiegelingen zich te richten op Christus en Zijn Evangelie.
Laten we eens twee of drie Schriftgedeelten bezien. Zoek eerst maar Exodus 25:20 op, waar we lezen over de cherubs, die tot een van de orden van engelen behoren: ‘En de cherubs zullen hun beide vleugels omhoog uitbreiden, bedekkende met hun vleugels het verzoendeksel; en hun aangezichten zullen tegenover elkander zijn; de aangezichten van de cherubs zullen naar het verzoendeksel zijn’ – naar het verzoendeksel, alsof hun ogen altijd gericht waren op het verlossingswerk door Christus aangebracht, op de verzoening door Zijn offer bewerkstelligd.
In de tijd van Daniël hadden deze gezegende geesten de grootst mogelijke belangstelling voor alles wat maar met onze zaligmaking te maken had. Als u Daniël 8:13 opslaat, leest u wat deze man Gods geschreven heeft: “Daar hoorde ik een heilige spreken; en de heilige zeide tot de ongenoemde, die daar sprak: Tot hoelang zal dat gezicht van het gedurig offer en van de verwoestende afval zijn, dat zowel het heiligdom als het heer ter vertreding zal overgegeven worden?’ ‘Tot hoelang?’ – dat was de vraag die de heiligen stelden lang voordat Christus naar de aarde zou neerdalen.
Lees ook Daniel 12:5: ‘En ik, Daniël, zag, en ziet, er stonden twee anderen, de een aan deze zijde van de oever der rivier, en de ander aan gene zijde van de oever der rivier. En hij zeide tot de Man, bekleed met linnen. Die boven op het water der rivier was: Tot hoelang zal het zijn, dat er een einde aan deze wonderen zal wezen?’ Ze vragen steeds weer opnieuw: ‘Tot hoelang?’ Al hun aandacht was gericht op de dingen van God en ze waren begerig om die in te zien.
Nu wil ik u eraan herinneren, opdat het ons mag verootmoedigen, dat de engelen een zeer scherp verstand hebben. Ik denk dat hun verstandelijke vermogens die van ons ver overtreffen. En toch, hoewel ze zoveel over het Evangelie geleerd hebben, doen ze niet alsof ze er erg ver mee gekomen zijn: ze zijn begerig om het in te zien. U en ik denken misschien dat we het Evangelie al zo goed kennen dat we geen uren hoeven te besteden aan studie, overdenking, gebed en dat we de zalving van de Heilige Geest kunnen missen. Arme dwazen! De engelen, die veel intelligenter zijn dan wij, komen niet verder dan het verlangen om meer te leren en meer te weten te komen. Ik ben bang dat velen van u niet eens zo ver komen. Het is iets edels, begerig te zijn om deze dingen in te zien. We geven aan al iets van hun waarde te begrijpen als we ernaar verlangen meer erover te weten te komen.
Vergeet ook niet dat het verstand van de engelen nog nooit door vooroordeel is verwrongen. Er is niemand onder ons die niet op de een of andere manier bevooroordeeld is. Onze ouders hebben ons scheefgetrokken de ene kant op, onze vrienden hebben ons weer de andere kant op getrokken. We hebben ook allemaal de neiging om alles van één kant te bezien, niet beseffend dat we bevooroordeeld zijn. Soms weerhoudt ons vooroordeel ons ervan om scherp te zien, maar dat geldt niet voor de engelen. Zij hebben geen balk, zelfs geen splinter, in hun oog. Hun kennis is niet onbegrensd, maar toch is het wonderlijke kennis. Zelfs zij verstaan niet alles wat er in het Evangelie staat, want daarvoor is het, net als de liefde van God, echt te diep: het oog heeft het niet gezien heeft en het oor heeft het niet gehoord. Het geheimenis is te lang, te breed en te hoog.
Toch hebben de engelen geprobeerd in deze dingen in te zien. Ik weet niet hoe oud de engelen zijn. We lezen nergens iets over de schepping van de engelen. Eeuwen voordat de mens op aarde kwam, waren de engelen al begonnen om de wonderen van Gods genade in te zien. Toch begrijpen ze na duizenden jaren het geheimenis van Zijn zaligmakende liefde nog steeds niet volkomen.
Ach, geliefde broeders en zusters, het Evangelie is grenzeloos, net zoals uw verderf onbegrensd was en te erg om voor te stellen. En wee de mens die het waagt om te zeggen dat er maar een kleine hel is en een kleine God en slechts een kleine toorn van God! Zo zeker als uw rebellie onvoorstelbaar afschuwelijk was, zo zijn de plannen van God voor uw verlossing en uw verheerlijking in Christus onvoorstelbaar groots. ‘Het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen.’ Sommigen van ons hebben hoge verwachtingen van wat God van Zijn schepselen zal maken, die nu nog gevangen zitten in vlees en bloed. Toch zullen onze hoogste verwachtingen ver overtroffen worden door de heerlijke werkelijkheid. Zelfs na zorgvuldige studie weten de engelen nog niet volkomen wat de wondere liefde van God gedaan heeft en nog voor ons zal doen.
Vergeet ook niet, geliefden, dat de engelen niet blootstaan aan zulke gebreken als wij. Ik weet dat ik al heel wat vergeten ben van wat ik ooit geleerd heb en ik neem aan dat het met u net zo is. Als we iets geleerd hebben, zijn we vaak net als mensen die een handvol water gepakt hebben: voor we het weten, is het weg. Wat is ons geheugen toch een zeef! Engelen hebben echter niet zo’n slecht geheugen. Zij hebben nooit gezondigd en zijn daarom vrij van veel van onze zwakheden. Hoewel ze dus in dat opzicht ver boven ons staan, is dit de positie die ze bereikt hebben: ze staan over het verzoendeksel met uitgebreide vleugels en met hun ogen onafgebroken gevestigd op dat teken van de verzoening, begerig om het in te zien. En daar staan u en ik ook. Als we echt nederig zijn, beseffen we dat we tot hiertoe gekomen zijn, niet verder.
Laten we nu gaan onderzoeken in welke dingen de engelen begerig zijn in te zien. Ik kan er slechts kort naar verwijzen. Het is allereerst de vleeswording, het leven en het sterven van onze Heere en Heiland Jezus Christus. De weg waardoor God rechtvaardig kan zijn en tegelijk ook de goddeloze rechtvaardigt. Die heilige kunst waardoor het lijden van de Wetgever een volkomen verzoening bracht voor de wetsovertreding. De wondere macht van het lijden ten opzichte van God en ten opzichte van de mens. Hoe dit lijden de harten van de mensen heeft verbroken en hen van hun zonden heeft losgemaakt. Hoe het hun vreugde en vrede heeft gegeven en hen voor altijd met hun God verbonden. U en ik hebben slechts een vonkje op de karmozijnen zee van de verlossing gezien. We kunnen de hoogte, diepte, lengte en breedte van het lijden en sterven van onze Heere Jezus Christus niet begrijpen. Dus laten ook wij nog begeren om ze in te zien, net als de engelen.
Verder willen ze graag iets weten van de opstanding van Christus. ‘Hoe weet u dat?’ vraagt u. Wel, omdat in het vers voor onze tekst gesproken wordt van ‘het lijden, dat op Christus komen zou, en de heerlijkheid daarna volgende.’ Dus de engelen denken graag aan de opgestane Christus, aan de ten hemel gevaren Christus en aan de Christus Die eenmaal in heerlijkheid wederkomt. Ze willen graag dat geheimenis inzien, om te leren hoe de heerlijke God nog heerlijker kan worden door onze natuur op Zich te nemen en zo Zijn genade en boven alles Zijn naam te vergroten door in zonde gevallen mensen zalig te maken en hen in de gemeenschap met God te brengen.
Engelen begeren in te zien in al de geheimen van het menselijke hart: hoe de mensen in zonden gevallen zijn, hoe ze wedergeboren worden, hoe ze bewaard worden, hoe ze geheiligd worden, hoe ze versterkt worden, hoe ze onderwezen worden, hoe ze vervolmaakt worden. Er ligt een wonderlijk onderzoeksterrein voor hen in het werk van de Heilige Geest in Adams kinderen krachtens de dood van Christus.
En de engelen willen ook weten wat God met deze arme wereld gaat doen. Het is een vreselijk probleem voor ons en evenzo voor hen, neem ik aan. Snapt u iets van deze wereld? Probeert u haar wel eens te begrijpen? Het is een harde noot om te kraken: al die miljoenen mensen die voortdurend sterven zonder God, zonder Christus en zonder hoop. Wat zal dit betekenen voor de eeuwigheid? Hoe kan het dat God op de jongste dag verheerlijkt wordt als er zulke menigten vergaan? Er zijn broeders die menen dat ze dit mysterie kunnen doorgronden. Zij hebben een filosofie die alles wel even verklaart. Ik heb zoiets niet en dat wil ik ook niet eens. Toen ik klein was, vond ik het soms fijn om bij mijn vader te zitten en hem over dingen te horen praten waarvan ik lang niet alles begreep. Zo vind ik het ook een zegen om nader tot God te komen om te zien wat Hij doet, zelfs wanneer ik niet begrijp wat Hij doet, want ik ben er volkomen van verzekerd dat Hij niet iets doet wat verkeerd is. Niettemin kunnen de engelen en mensen samen toch begerig zijn om Gods wonderlijke daden van voorzienigheid en barmhartigheid in te zien.
Maar de engelen begeren ook in te zien in de heerlijkheid die komt. Wat is de toekomende heerlijkheid voor de geesten van de volkomen gemaakte rechtvaardigen die, hoewel nog zonder verheerlijkt lichaam, daarop wachten tot de bazuin van de opstanding zal klinken? Wat zal de heerlijkheid van dat moment zijn als in een ogenblik de doden onverderfelijk opgewekt en de levenden veranderd zullen worden? Wat zal de heerlijkheid van dat vreselijke uur zijn als hemel en aarde zullen staan voor het laatste gericht en de Rechter op de grote witte troon zal zitten, als alle mensenkinderen voor Hem verzameld worden om rekenschap te geven van de daden die door het lichaam geschied zijn, hetzij goed, hetzij kwaad?
Wat een heerlijkheid zal het zijn als voor het einde van die dag de golven van Gods toorn over heel de wereld van de zondaren zullen spoelen en als zij als een steen naar de bodem zullen zinken om de aarde nooit meer te bezoedelen! Wat een heerlijkheid zal het zijn als allen ter rechterhand van de Koning, al de door het bloed gereinigden, al de verlosten, zich naar hun eeuwige tronen zullen bewegen om voor altijd bij hun overwinnende Leidsman te zitten en eeuwig te regeren, als edelen in het paleis van de Koning, om Zijn heilige naam voor altijd te aanbidden, voor altijd te loven! O, wat een heerlijkheid zal dat zijn!
Ik zal niet proberen het te beschrijven want zelfs de engelen in de hemel begeren in dit geheimenis in te zien. Zelfs zij weten niet goed wat de heerlijkheid zal zijn van ‘de algemene vergadering en de Gemeente der eerstgeborenen, die in de hemelen opgeschreven zijn.’
U weet dat de Grieken zo af en toe een belangrijke bijeenkomst van het hele volk hielden in wat zij hun algemene vergadering noemden. Iedereen was daar vertegenwoordigd: dichters en filosofen, treurspelers en soldaten. Al de heerlijkheden van Griekenland waren daar aanwezig.
Evenzo komt er ook een algemene vergadering, een oecumenische raad van de ganse Kerk van God. Als allen op de vlakke velden van de hemel zullen staan – profeten, belijders, apostelen, martelaars, nederige mannen en vrouwen uit alle delen van de wereld – dan zal niet een van de verlosten ontbreken, maar zullen allen daar staan met hun Koning in hun midden. Wat een gejuich van overwinning, wat een halleluja’s, wat een liederen van vreugde, wat een jubelzangen zullen die blijde dag ontmoeten! Door Gods genade zal ik erbij zijn.
En u, toehoorder, zult u er zijn? Bent u er zeker van? Zo ja, laat het blijde vooruitzicht uw hart dan nu al verheugen, hoewel u nog niet ten volle weet hoe het zal zijn. Zelfs de engelen, die de kleinere bijeenkomsten van de heiligen hebben aanschouwd, hebben toch die grote algemene vergadering nog niet gezien, de verzameling van alle volkeren, de kroning van de Prins, de bruiloft van de Bruid, de Vrouw des Lams. Al de glorie van God en de glans van Zijn oneindige heerlijkheid zal getoond worden voor de verwonderende ogen van Gods uitverkoren heiligen en Gods uitverkoren engelen. Zij weten niet hoe het zal zijn, en u ook niet. Maar zowel wij als zij begeren erin te zien en ik hoop dat wij allen verlangen om daar te zijn.
Laat ik hiermee afsluiten: aangezien de engelen de dingen van God zo grondig bestuderen, laten wij proberen hetzelfde te doen. Ik wilde wel dat ik al mijn geliefde vrienden die behouden zijn ertoe zou kunnen aansporen om dieper in de dingen van God in te zien. Ik ben bang dat we tegenwoordig een grotere groep oppervlakkige gelovigen hebben dan vroeger, want we hebben zoveel mensen die altijd maar over hun godsdienst roepen. Moge God hen zegenen, en mogen ze zo luid roepen als ze willen, maar ik wilde wel dat iets meer hadden om over te roepen. Er zijn er die altijd maar ‘Geloof, geloof, geloof’ schreeuwen, maar zij kunnen op geen enkele manier duidelijk maken wat je dan wel moet geloven. En velen roepen ‘Halleluja!’, terwijl ze niet eens weten wat ‘Halleluja!’ betekent, want anders zouden ze het woord met veel meer eerbied gebruiken: ‘Looft de Heere!’
We wilden wel, geliefden, dat u die behouden bent graag zou willen weten hoe en waarom u behouden bent. U die de hoop der zaligheid koestert, zou de reden voor de hoop die in u is moeten weten. Bestudeer de Schriften veel.
In de tijd van de puriteinen waren er contemplatieve christenen die zich opsloten om het Woord des Heeren te bestuderen en die op die manier doctorandus in de theologie werden. Misschien zijn sommigen van hen niet zo praktisch geweest wat betreft het winnen van zielen als ze hadden moeten zijn, maar vandaag de dag zien we precies het tegenovergestelde. We kennen er velen die maar rondrennen en beweren de mensen te voeden, maar wat geven ze hun te eten? Waar is uw brood, meneer? ‘Och, ik kon deze arme mensen toch niet laten wachten.’ Maar waarom gaat u uw mand dan niet vullen? Er zit niets in. ‘O, ik had daar geen tijd voor; ik wilde ze iets geven.’ Iets geven, wat dan? De helft van niets van wat u meegebracht heeft? Daar hebben ze helemaal niets aan.
Als u uitgaat om te zaaien gaat er niets boven goed zaad in de mand. Als u uitgaat om de hongerigen eten te geven, gaat er niets boven goed brood om hen te geven. Dat kan niet op een geestelijke manier, tenzij we ijverige onderzoekers van het Woord zijn, tenzij we naar de verborgen dingen van God zoeken. Laten we in elk geval onze troepen naar de uithoeken van het land van de vijand sturen, maar laten we ons ook verzekeren van goede communicatie. We moeten een stevige basis aan Schriftuurlijke kennis bezitten, anders zal het kwaad onze verstrooide gelederen treffen.
Wees in elk geval enthousiast. Wees in elk geval geconcentreerd. U kunt geen vuur laten branden zonder brandstof en u kunt niet in echte concentratie en enthousiasme volharden zonder kennis van Christus en van de dingen van God, ‘in welke dingen de engelen begerig zijn in te zien.’
Welnu, geliefden, u wie deze dingen niets zegt, ik zou graag dat u hier weggaat met de gedachte dat, als een engel om deze dingen geeft en ze bestudeert, het de hoogste tijd is dat u hetzelfde doet. Ik weet dat u een graad aan de universiteit gaat halen, beste meneer, en ik ben blij dat u daarmee wellicht een goede positie in het leven krijgt. Maar toch hoop ik dat u niet zo dwaas bent om te denken dat u meer weet dan de engelen. Als zij begeren in deze dingen in te zien, sta me dan toe u te vragen de Bijbel net zo goed te bestuderen als alle andere klassieken, want dit is toch wel het beste klassieke Boek.
Ik weet, meneer, dat u een meesterlijk denker bent. U kunt talloze hypothesen bedenken en ze ook weer afkraken. Toch zou ik wel willen dat u voor een keer deze hypothese zou overdenken: dat u misschien niet zo verstandig bent als de engelen. Het zou me niet verbazen als die veronderstelling waar blijkt te zijn.
Ik heb gemerkt dat veel mensen die tegen het Evangelie tekeergaan niet eens weten wat het inhoudt. Veel mensen hebben iets tegen de Bijbel, maar als je hun vraagt: ‘Hebt u de Bijbel ooit gelezen?’, dan moeten ze antwoorden: ‘Nee.’ Wie Gods Woord bestudeert, wordt er gewoonlijk door overweldigd. Hij krijgt het lief en begint de kracht ervan te ervaren.
Zoals de heilige engelen begeren erin te zien, ziet u er zo alstublieft zelf ook in, meneer. En als u er dan in ziet, moge God u geven dat u Jezus ziet, want allen die naar Hem opzien, zullen voor eeuwig behouden worden. Moge u deel uitmaken van die heilige gemeenschap, ter wille van Zijn kostelijke Naam!
Amen.