Het is zó, dat onze Heere een vrijmoedige belijdenis, zowel als een verborgen vertrouwen verlangt; en als u die niet geeft, is er geen belofte van redding voor u, maar wel de dreiging om ten laatste te worden afgewezen. De apostel zegt het zo: ’’Indien gij met uwen mond zult belijden den Heere Jezus, en met uw hart geloven dat God Hem uit de doden opgewekt heeft, zo zult gij zalig worden.” Op een andere plaats wordt het op deze wijze gezegd: ”Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden”, zó wil Christus dat wij Hem belijden. Als er waar geloof is moet het ook bekend worden gemaakt. Als u kaarsen bent en God u heeft aangestoken, ’’Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien, en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken.”
Soldaten van Christus moeten, net als de soldaten van zijne majesteit, hun militaire uniform dragen en als ze zich voor hun uniform schamen, behoren ze uit het leger verwijderd te worden. Het zijn geen eerlijke soldaten die weigeren met hun kameraden in het gelid te marcheren. Het minste wat de Heere Jezus Christus van ons kan verwachten is dat we Hem naar ons beste kunnen belijden. Als u aan een kruis genageld bent, zal ik u niet vragen gedoopt te worden. Als u aan een boom bent vastgebonden om te sterven, zal ik u niet vragen de kansel op te gaan en uw geloof verkondigen, want dat kunt u niet. Maar van u wordt verlangd dat u doet wat u kunt, namelijk de Heere Jezus Christus zo duidelijk en vrijmoedig te belijden als in uw huidige toestand gepast is.
Ik geloof dat veel christenen in moeilijkheden geraken omdat ze niet eerlijk zijn wat betreft hun overtuiging. Als er bijvoorbeeld iemand naar een werkplaats gaat, of een soldaat naar de kazerne, en hij niet vanaf het begin zijn vlag laat wapperen, zal het erg moeilijk voor hem zijn hem later nog te hijsen. Maar als hij hen onmiddellijk en vrijmoedig laat weten: ”Ik ben een christen en er zijn sommige dingen die ik niet kan doen, hoewel ze u misschien behagen en er zijn andere dingen die ik móet doen en die u misschien mishagen.”
Als dat duidelijk begrepen is zal na een tijdje de eigenaardigheid er af zijn en zal de man met rust gelaten worden; maar als hij een beetje huichelachtig is en de wereld wil plezieren, maar Christus ook, kan hij erop rekenen dat hij het moeilijk zal krijgen. Zijn leven zal zijn als dat van een vos in een hondehok als hij de weg van het compromis wil gaan. Dat zal nooit gaan. Kom tevoorschijn. Beken kleur. Laat het bekend worden wie u bent en wat u bent; en hoewel uw weg niet effen zal zijn, hij zal zeker niet half zo hobbelig zijn dan wanneer u zou proberen te rennen met de haas en te jagen met de honden, wat een heel moeilijk karwei zou zijn.
De man aan het kruis kwam onmiddellijk tevoorschijn en beleed zijn geloof in Christus zo openlijk als mogelijk was. Het volgende wat hij deed was de andere zondaar berispen. Hij sprak tot hem in antwoord op de liederlijke taal waarmee hij onze Heere aangevallen had. Ik weet niet welke godslasterlijke dingen de onbekeerde veroordeelde gezegd had, maar zijn bekeerde kameraad sprak heel eerlijk tot hem. ’’Vreest gij ook God niet, daar gij in hetzelfde oordeel zijt? En wij toch rechtvaardiglijk, want wij ontvangen straf, waardig hetgeen wij gedaan hebben, maar Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan.” Meer dan ooit is het in deze tijd nodig dat wie in Christus geloven de zonde niet ongestraft mogen laten gaan, en toch doen velen van hen het. Weet u niet dat iemand die zwijgt wanneer iets verkeerds gezegd of gedaan wordt, medeplichtig kan worden aan de zonde?
Als u de zonde niet berispt (ik bedoel natuurlijk: op een geschikt ogenblik en in de juiste geest), zal uw zwijgen toestemmen in de zonde en zult u er een helper en medeplichtige in zijn. Een mandie een diefstal zou zien en niet zou schreeuwen: ’’Houdt de dief!” zou ervan verdacht worden dat hij de handlanger van de dief was; en de mens die gevloek kan aanhoren of onzuiverheid kan aanzien zonder een woord van protest te uiten, mag zich wel eens afvragen of hij zelf wel in orde is. De zonden van anderen vormen een groot bestanddeel van onze persoonlijke schuld tenzij we ze op enige wijze berispen. Onze Heere verwacht dit van ons. De stervende dief deed het en hij deed het met zijn hele hart; en daarin ging hij de grote schare van mensen die in de kerk het hoofd hoog houden ver te boven.