Bestemd om te worden voorgelezen op 28 augustus 1898. Uitgesproken op een herfstavond in het jaar 1856 door C.H. Spurgeon in New Park Street Chapel, Southwark.
Laat haar ook tussen de garven oplezen, en beschaamt haar niet. Ruth 2:15
Onze gemeenteleden die op het platteland wonen, zijn onlangs bezig geweest met de oogst. De meeste van hen begrijpen wat er met ‘aren lezen’ bedoeld wordt. Mogelijk zijn ze nietallen zo wijs dat ze de hemelse kunst van het geestelijk aren lezen verstaan. Dat is het onderwerp dat ik heb gekozen voor onze overdenking voor deze gelegenheid. Het trok mijn aandacht toen ik door de velden reed. Ik houd ervan om de wisselingen in de jaargetijden te gebruiken tot stichting en ik zal enkele eenvoudige opmerkingen maken met betrekking tot het geestelijk aren lezen.
In de eerste plaats zullen we zien dat er een grote Landman is. In dit geval was dat Boaz. Evenzo is voor ons onze Hemelse Vader de Landman.
Ten tweede zullen we een nederige arenlezer opmerken. Dat was Ruth in dit geval. Zij vertegenwoordigt daarin elke gelovige; althans, dat is hoe wij het onderwerp bezien.
Ten derde wordt hier een erg genadige toestemming verleend: ‘Laat haar ook tussen de garven oplezen, en beschaamt haar niet.’
1. De grote Landman, God.
De God van de gehele aarde is een grote Landman. In feite zijn alle landbouwwerkzaamheden afhankelijk van Hem. De mens mag dan wel de grond ploegen en het zaad zaaien, maar alleen God geeft de wasdom. Hij is het Die de wolken en de zonneschijn zendt en de wind en de regen bestuurt. Op deze manier brengt Hij het voedsel voor de mens voort door de verschillende processen van de natuur. Echter, alle landbouw die God doet, doet Hij voor het voordeel van anderen en nooit voor Zichzelf. Hij heeft geen van die zaken nodig, die zo noodzakelijk voor ons zijn. Herinner u hoe Hij sprak tot het oude Israël: ‘Ik zal uit uw huis geen var nemen, noch bokken uit uw kooien; Want al het gediertedes wouds is Mijn, de beesten op duizend bergen. Ik ken al het gevogelte der bergen, en het wild des velds is bij Mij. Zo Mij hongerde, Ik zou het u niet zeggen; want Mijn is de wereld en haar volheid.’ (Ps. 50: 9-12)
Alle dingen zijn van God en alles wat Hij doet in de schepping, alle werken van Zijn voorzienigheid, doet Hij niet voor Zichzelf, maar voor Zijn schepselen, vanuit de vrijgevigheid van zijn liefdevolle hart.
God is ook een groot Landman in geestelijke zaken en ook in dat geval doet Hij al Zijn werken voor Zijn volk, opdat ze gevoed en verzadigd mogen worden als met merg en smeer. Sta mij toe om u te verwijzen naar de geweldige Evangelievelden die onze hemelse Vader bebouwt voor het welzijn van Zijn kinderen. Deze velden hebben een grote verscheidenheid,maar het is alles goede grond, want Mozes’ woorden zijn waar voor het geestelijke Israël: ‘En Jakobs oog zal zijn op een land van koren en most; ja, zijn hemel zal van dauw druipen.’(Deut. 33:28). God heeft als de grote geestelijke Landman veel velden, maar zij zijn alle vruchtbaar en er wordt altijd een overvloedige oogst van hen binnengehaald.
Eén veld wordt ‘leerstukveld’ genoemd. O, wat een grote schoven van gezegend koren kunnen we daar vinden! Hij die niet anders doet dan daar aren lezen, zal er erg veel geestelijk voedsel vinden. Daar is de geweldige schoof van de verkiezing, vol van zware korenaren. Net zoals Farao in zijn eerste droom zag: ‘vet en goed’. Er is de geweldige schoof van de onderhouding waarin ons wordt beloofd, dat het werk dat God begonnen is zeker door Hem zal worden voleindigd. En als we niet genoeg geloof hebben om deel te hebben aan één van deze schoven, dan is er de gezegendste schoof van allen. Ja, het verenigt veel schoven in één: de schoof van de verlossing door het bloed van Christus. Menige arme ziel die zich niet kon voeden met de verkiezende liefde heeft verzadiging gevonden in het bloed van Jezus. Hij kon neerzitten en zich verblijden dat de verlossing is voleindigd en dat er voor iedere berouwvolle ziel een grote verzoening is aangebracht, waardoor hij verzoend is met God.
Ik kan niet stoppen met u te vertellen over alle schoven in het ‘leerstukveld’. Sommigenzeggen dat er slechts vijf zijn. Ik geloof dat de vijf grote leerregels van het calvinisme in zeker opzicht een samenvatting zijn van de rest. Het zijn de kenmerkende punten waarin weverschillen met degene die ‘zijn afgedwaald van het geloof, en zichzelven met vele smartendoorstoken hebben’ (1 Tim. 6:10).
Maar er zijn veel meer leerregels naast deze vijf en zij zijn allen even kostbaar en waardevol voor de ziel van de ware gelovige, omdat hij zich daar ten volle aan kan verzadigen. Ik vraag me af waarom sommige dominees zo nauwkeurig zijn in het op slot doen van de poort vandit ‘leerstukveld’. Zij willen niet dat Gods volk door deze poort gaat. Ik geloof dat het is omdatze bang zijn dat Jeschurun vet zou worden en achteruit zou slaan als hij teveel voedsel zou hebben (Deut. 32:15). Tenminste, dat is wat ik welwillend moet veronderstellen.
Ik vrees dat velen gelijk zijn aan een geweldige korenmonopolist. Zij kopen de leerregel van de uitverkiezing, maar houden deze voor zichzelf. Ze geloven dat het waar is, maar prediken het nooit. Zij zeggen dat alle verschillende leerregels van de genade waar zijn, maar zij verkondigen deze nooit aan anderen. Er zijn Particular Baptists die even gezond in de leer zijn als wie van ons dan ook, maar helaas horen we hen nooit over deze dingen. Al zijn ze op zich erg zuiver in de leer, toch zijn ze onzuiver wanneer ze op hun preekstoelen komen, omdat ze daar nooit deze leer verkondigen. Ik zeg, zwaai de deur wijd open en kom binnen, al gij kinderen van God! Ik weet zeker dat er geen giftige kruiden zijn op het veld van mijn Meester. Als een leerregel waar is, kan deze het kind van God geen kwaad doen. Omdat het Gods waarheid is, mag u zich daarin verlustigen tot uw ziel verzadigd is. Het zal u geen schade doen.
Ik zal herhalen wat ik al eerder heb gezegd over het idee van terughoudendheid in de prediking en het achterwege houden van enkele leerregels, omdat deze niet geschikt zijn om te preken. Het is één stuk verfoeilijke schaamteloosheid van de kant van de mens om te zeggen dat iets dat God heeft geopenbaard ongeschikt is om te preken. Als het ongeschikt zou zijn om te verkondigen, zou de Almachtige het nooit aan ons geopenbaard hebben. Nee,deze predikers die goede en zuivere dogma’s niet verkondigen, vrezen ‘voor de hoogte’,zoals Salomo dat beschrijft van de oude man (Pred. 12:5). Het is een teken van hun kindsheid door ouderdom, dat ze bang zijn te spreken over deze grote zaken. God was niet bang ze op te schrijven en daarom moeten wij niet bang zijn ze te prediken. Het‘leerstukveld’ is een heerlijk veld. Geliefden, ga vaak op dit veld en raap. U kunt er elke dagmeer dan één efa1 van de fijnste tarwe vinden.
Vervolgens heeft God een veld genaamd ‘belofteveld’. Daar hoef ik niet over uit te weiden want velen van u zijn daar vaak geweest. Maar laten we een of twee aren uit één van de schoven nemen en ze aan u laten zien, zodat u verleid mag worden om het veld op te gaanen meer voor uzelf te rapen. Hier is er één: ‘Want bergen zullen wijken, en heuvelen wankelen; maar Mijn goedertierenheid zal van u niet wijken, en het verbond Mijns vredes zalniet wankelen, zegt de HEERE, uw Ontfermer.’ (Jes. 54:10) Hier is een volle aar voor u. Er is nog een andere: ‘Wanneer gij zult gaan door het water, Ik zal bij u zijn, en door de rivieren, zij zullen u niet overstromen; wanneer gij door het vuur zult gaan, zult gij niet verbranden, ende vlam zal u niet aansteken.’ (Jes. 43:2) En nog één; deze heeft een korte steel, maar er ziteen grote hoeveelheid koren in: ‘Mijn genade is u genoeg.’ (2 Kor. 12:9) Nog een andere: ‘Vrees niet, want Ik ben met u.’ (Jes. 41:10, 43:5) En weer een andere: ‘Uw hart worde nietontroerd; gijlieden gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen; anderszins zo zou Ik het u gezegd hebben; Ik ga heen om u plaats te bereiden. En zo wanneer Ik heen zal gegaan zijn, en u plaats zal bereid hebben, zo kome Ik weder enzal u tot Mij nemen, opdat gij ook zijn moogt, waar Ik ben.’ (Joh. 14:12)
Er is de belofte van Christus’ heerlijke tweede komst. Is dat geen zware korenaar voor dekinderen van de Heere om die op te rapen? Ja, geliefden, we kunnen van het belofteveld zeggen wat van geen akker van enige boer in Engeland gezegd kan worden, namelijk dat het zo’n rijk veld is dat het niet rijker kan worden. Het bevat zo veel korenaren dat er geenenkele aar bijgedaan kan worden. Zoals de dichter zegt:
‘U, ’s Heeren heiligen, al wie Hem toebehoort,
vindt een vast fundament in Zijn voortreffelijk Woord! Wat kan Hij meer zeggen dan wat Hij heeft gesproken?U bent tot Hem gevlucht, heeft u ooit iets ontbroken?’2
Ga en lees in dat veld, christen. Elke aar, het is alles uw eigendom. Neem handen vol uit de schoven, als u wilt, want u bent waarlijk welkom om alles te nemen wat u kunt vinden.
Er is een veld genaamd ‘inzettingen’. Er groeit veel koren in dat veld. Een gedeelte ervanherinnert ons aan de inzetting van de doop van de gelovige. Zeker, Gods kinderen hebben hier veel voordeel van, zelfs door het zien van de doop van anderen. Het vertroost en bemoedigt hen en helpt hen hun eigen gelofte van toewijding aan de Allerhoogste Heere te vernieuwen. Maar ik moet u niet te lang in dit veld ophouden, hoewel het voor velen van ons een geheiligde plek is. Sommige van mijn vrienden gaan nooit dit veld in, omdat de grond er voor hen te vochtig is. Hoewel het koren er erg goed is en hoog groeit, zijn ze bang om er naar toe te gaan.
Laten we dit gedeelte van de akker verlaten en doorgaan naar de plaats van het Avondmaal. O, het is zoet, goddelijk zoet, om aan de tafel van onze Heere te zitten; om het brood te eten en de wijn te drinken. Wat een rijke lekkernijen worden daar voor ons klaargemaakt! Heeft Jezus ons daar niet vaak de kussingen van Zijn mond gegeven? Hebben we daar niet Zijn liefde gesmaakt en bevonden dat het beter is dan wijn? Geliefden, ga naar het‘inzettingenveld’. Leef onberispelijk in de inzettingen van de Heere en veracht er geen éénvan. Onderhoud Zijn geboden, want dat doende zult u een groot loon vinden. Hij zal uw zielen verzadigen met vet en smeer.
Maar God heeft één akker op een heuvel die net zo rijk is als de anderen. En zeker, u kunt niet op een ware en zuivere manier naar één van de andere akkers gaan, tenzij u door deze akker gaat. Want de weg naar de andere velden gaat door deze, die genoemd wordt het veld van de broederschap en gemeenschap met Christus. Ach, dat is hét veld om aren in te lezen. Enkelen van u hebben er alleen maar doorheen gerend; u bent er niet in blijven stil staan. Maar hij die weet hoe erin te verblijven en erin rond te wandelen, verliest nooit iets maar verkrijgt veel. Geliefden, naar gelang we gemeenschap en omgang met Christus hebben, kunnen inzettingen, leerregels of beloften ons meer goed doen. Al deze zaken zijn droog en onvruchtbaar tenzij we de liefde van Christus hebben ontvangen en tenzij we onze verbondenheid aan Hem hebben ervaren. Ze doen ons goed als we van harte met Hem verbonden zijn, als we Zijn gelijkenis vertonen, als we voortdurend met Hem vertoeven, Zijn liefde voelen en in verrukking gebracht zijn door Zijn genoegens.
Het spijt me te moeten zeggen dat weinig christenen zo veel in dit veld zijn als ze eigenlijk behoorden te zijn. Het is voor hen genoeg om gezond in de leer te zijn en een redelijk correcte levenspraktijk te hebben. Zij denken te lichtvaardig over het houden van gemeenschap met Christus. Ik weet zeker dat er niet half zoveel boze buien zouden zijn als nu; ook niet half zoveel trots en nog geen tiende zoveel luiheid, als onze broeders en zusters vaker naar dat veld zouden gaan. O, dit is een gezegend veld; geen veld is hiermee te vergelijken. U mag erin gaan en u verlustigen in heerlijkheden. Het is vol van al het goede dat het hart zich kan wensen, of de ziel zich kan indenken, of het verstand kan bevatten. Gezegend, gezegend is dat veld! En God laat de poort van dat veld wijd open staan voor elke gelovige.
Kinderen van God, ga in al deze velden; veracht er niet één van, maar ga en lees aren in alle van hen, want nergens in de schepping kunt u rijker aren lezen.
- Een nederige arenlezer
In de tweede plaats zullen we nadenken en spreken over een nederige arenlezer. Ruth was een arenlezer en zij kan dienen als een voorbeeld van wat elke gelovige zou moeten zijn in de velden van God.
De gelovige moet een arenlezer zijn en hij kan een hele schoof mee naar huis nemen als hij dat wil. Hij moge meer zijn dan een arenlezer als hij zou kunnen, maar ik gebruik het beeld van een arenlezer, omdat ik geloof dat dit het hoogste is wat een christen ooit is. Sommigenvragen misschien: ‘Waarom raapt de christen niet het gehele veld leeg en neemt hij niet al het koren mee?’ Dat mag hij, als hij kan; als hij graag een hele schoof op zijn schoudermeeneemt en er mee naar huis gaat, dan mag hij dat doen. En als hij een grote kar meeneemt en alles meeneemt wat er op het veld is, dan mag hij het allemaal hebben. Maar gewoonlijk is ons geloof zo klein dat we alleen maar aren kunnen lezen en slechts weinig meenemen van de zegen die God zo overvloedig voor ons heeft bereid.
Soms neemt en geniet het geloof veel. Echter, wanneer we het vergelijken met wat er te genieten valt, is een arenlezer het echte beeld van het geloof, maar vooral van kleingeloof. Alles wat het kan doen is aren lezen. Het kan de tarwe niet met een kar naar huis rijden of een schoof op zijn schouders meedragen. Het kan alleen aar na aar oprapen.
Opnieuw merk ik op dat de arenlezer veel gezwoeg en vermoeidheid te verduren heeft tijdens de werkzaamheden. Zij staat ’s morgens vroeg op en sjokt naar een veld. Als dat veld gesloten is, sleept ze zich voort naar een ander veld en als dat gesloten is, of al het koren reeds opgelezen is, gaat ze naar een ander veld. De gehele dag door bukt en raapt ze haar korenaren op, hoewel de zon op haar schijnt. Behalve wanneer ze neerzit onder een boom om uit te rusten en zichzelf wat op te frissen. Ze gaat niet naar huis tot aan de avondschemering, want als het veld goed is begeert ze alles te rapen wat ze maar kan zolang het dag is. Ze wil niet naar huis gaan tenzij haar armen vol zijn van het rijke koren waar ze zo naar verlangt.
Geliefden, laat het zo zijn met elke gelovige; laat hem niet bang zijn voor wat vermoeidheid in dienst van zijn Meester. Als het arenlezen goed is, zal de geestelijke arenlezer de
vermoeidheid tijdens het lezen niet erg vinden. Iemand zegt: ‘Ik loop elke zondig acht kilometer naar de kerk.’ Een ander zegt: ‘Ik loop tien of twaalf kilometer.’ Dat is erg goed. Alshet gaat om het Evangelie, is het het waard om er niet slechts tien of twaalf kilometer voor te lopen, maar honderd of honderdtwintig, omdat het u goed zal uitbetalen. De arenlezer moet inspanning en moeite verwachten. Hij moet niet verwachten dat alles erg gemakkelijk tot hem zal komen. We moeten niet denken dat het altijd het veld naast ons huis is waar aren gelezen moeten worden. Het kan een veld zijn aan het andere einde van het dorp. Als dat zo is, laten we ons er naartoe slepen, opdat we onze handen en armen vol zullen krijgen.
Maar ik merk vervolgens op dat de arenlezer moet bukken voor elke aar die ze krijgt. Hoe komt het dat trotse mensen geen voordeel hebben onder het Woord? Hoe komt het dat grootse mensen niets goeds kunnen ontvangen van veel Evangelie predikers? Waarom? Omdat ze willen dat de predikanten voor hen het koren oprapen!
Bovendien houden veel predikanten het zo hoog boven hun hoofden dat ze het nauwelijkskunnen zien. Ze zeggen: ‘Hier is iets wonderlijks’ en ze bewonderen de geleerdheid van deman die het omhoog houdt. Nu, ik houd ervan om het koren zoveel mogelijk op de grond te strooien. Ik ben niet van plan het zo hoog op te heffen zodat u er niet bij kunt. Een reden is dat ik dat niet kan. Ik heb niet de gave om het zo hoog te houden dat u het niet kunt zien. Mijn bekwaamheid staat mij alleen toe om het koren op de grond te werpen, zodat de mensen het op kunnen pakken. En als het op de grond is geworpen, kunnen alle mensen er bij. Als we alleen tot de rijken preken, kunnen zij het begrijpen, maar de armen niet. Maar als we tot de armen preken, kunnen de rijken het begrijpen, indien ze willen. Als ze het niet willen, kunnen ze ergens anders naar toe gaan.
Ik geloof dat de echte arenlezer die wat geestelijk voedsel krijgt, zal moeten bukken om het op te rapen. En ik zou graag bukken om het Evangelie te kennen en te begrijpen. Het is de moeite waard om waar dan ook naar toe te gaan om het Evangelie te horen. Maar vandaag de dag wensen de mensen mooie torenspitsjes bij hun plaats van samenkomst en prachtige gewaden voor hun predikanten, die zeer welsprekend moeten preken. Maar dat is niet zoals de Heere het heeft ingesteld. Het is Zijn bedoeling dat er een onopgesmukte eenvoudige engetrouwe prediking zou zijn. Het is door de dwaasheid van zo’n prediking dat Hij zal zaligmaken degenen die geloven. Geliefde vrienden, onthoud dat arenlezers die iets verkrijgen zullen, moeten verwachten dat ze moeten bukken.
Let er vervolgens op, dat wat een arenlezer verzamelt, zij dat per aar verkrijgt. Het is waar dat ze soms een handvol krijgt, maar dat is de uitzondering en niet de regel. In het geval van Ruth liet men opzettelijk handenvol aren voor haar vallen, maar de gewone weg is om aar bij aar op te lezen. De arenlezer bukt en raapt eerst één aar op en dan nog één en nog één. Slechts één aar tegelijk. Nu geliefden, waar handenvol tegelijk verkregen kunnen worden, dat is de plaats om naar toe te gaan en op te lezen. Maar indien u geen handenvol kunt krijgen, ga dan heen en verkrijg het aar bij aar.
Ik heb gehoord van mensen die gewoonlijk onder het gehoor zijn van een favoriete predikantin Londen. Wanneer ze aan de kust verblijven, zeggen ze: ‘Na hem kunnen we niemand meer horen. We gaan hier niet naar de kerk.’ Daarom blijven ze de hele zondag thuis. Ik denk dat ze deze woorden vergeten: ‘En laat ons onze onderlinge bijeenkomst niet nalaten,gelijk sommigen de gewoonte hebben.’ Ze kunnen geen handvol krijgen en daarom willen zegeen aar oprapen. Dus zijn de arme schepselen uitgehongerd en zijn ze vergenoegd genoeg om weer naar huis te gaan. Ze hadden moeten gaan als ze maar één aar zouden kunnen krijgen en het is een arme predikant die hen dat niet kan geven. En als ze maar één aar zouden krijgen, dan zou dat de moeite waard zijn. Al zouden het maar zes woorden van God zijn, zij zullen ons goed doen als we er over zouden nadenken. Laten we dan tevreden zijn
om aar bij aar op te lezen. Laat ons een hele schoof meenemen als we dat kunnen, maar laat ons het goede koren aar voor aar meenemen als we dat niet kunnen.
‘O’, zegt een vriend: ‘Ik kan bepaalde dominees helemaal niet horen; zij preken zo’n mengsel van waarheid en dwaling.’ Ik weet dat ze dat doen, maar het zou een vreemde zaak zijn als uzelfs van hen niet één of twee korenaren kunt krijgen. Er is veel stro en van u wordt niet gevraagd dat u dat meeneemt. Toch zou het vreemd zijn als u niet één of twee goede aren kunt rapen.
U zegt: ‘De dwaling die de man preekt verontrust mijn geest.’ Ongetwijfeld is dat zo, maarhet is het beste om de onwaarheid te laten voor wat het is en de gezonde waarheid er uit te halen. En als er geen gezonde waarheid in de preek is, is het een goed idee om precies het omgekeerde erin te horen en dan zal het zeker heilzaam zijn. Ik heb zelf eens een soortgelijke predikant gehoord en wanneer hij zei dat iets zo en zo was, zei ik tegen mezelf dat het zo níet was. En als hij zei dat dit en dat zeker zou gebeuren, zei ik dat het níet zou gebeuren en zo doende had ik een vermaak in de preek. Hij zei dat het volk van God doorhun zonde zou vergaan. Ik hoefde alleen maar ‘niet’ aan zijn zin toe te voegen of het werd een zoete en vertroostende boodschap! Dat is de manier waarop u met een slechte preek kunt omgaan. Op die manier kan zijn preek u geestelijke gedachten ingeven en u goed doen. Maar u moet tevreden zijn met aar voor aar oprapen van het koren, waar u maar komt om het Woord te horen.
Merk vervolgens op dat wat de arenlezer in haar hand houdt wat ze opraapt. Ze raapt het niet op om het vervolgens te laten vallen, zoals sommigen tijdens hun geestelijk aren lezen doen. Er is een goede gedachte in het begin van de preek, maar u bent begerig om er nog één te horen en laat daarom de eerste gaan. Dan, tegen het einde van de preek, is er misschien nog een andere snel voorbijkomende gedachte en door te proberen die te pakken, vergeet u de rest helemaal. En zo is na preek alles verdwenen; dan bent u ongeveer net zowijs als een arenlezer die ’s morgens op pad zou gaan en één aar opraapt, die laat vallen, weer een andere opraapt, die ook laat vallen, en nogmaals een andere opraapt. ’s Avondskomt ze er achter dat ze niets heeft gekregen voor alle moeite. Zo gaat het ook bij het horen van een preek: sommigen rapen de aren op en laten ze net zo snel vallen als ze hen oprapen.
Maar zegt iemand: ‘Ik heb bijna de gehele inhoud van de preek bewaard.’ Ik ben blij om dat te horen, mijn vriend, maar sta me toe om een opmerking te maken. Menigeen, die de bijna de gehele preek heeft meegenomen, verliest die onderweg naar huis. Er hangt veel af van ons gedrag op onze weg terug van het huis van God. Ik heb gehoord van een christen die zich op een zondag zo snel mogelijk naar huis spoedde. Een vriend vroeg hem waarom hijzo’n haast had. ‘O!’ zei hij: ‘twee of drie zondagen geleden gaf onze dominee ons zo’ngezegend betoog waarvan ik enorm genoot, maar zodra ik buiten de kerk was, waren er twee diakenen en de ene trok aan de ene kant en de andere aan de andere kant totdat ze de preek aan stukken scheurden. Hoewel het een erg gezegende preek was, herinnerde ik me er geen woord meer van toen ik thuis kwam. Alle zaligheid en zalving was er uit weggenomen door die diakenen. Daarom dacht ik, vanavond zal ik mij naar huis haasten en bidden over deze preek, zonder met iemand van hen te spreken. Het is altijd het beste, geliefden, om direct naar huis te gaan vanaf de plaats der samenkomst. Als u begint te praten over koetjes en kalfjes, verliest u alle zegen en zalving van de verhandeling. Daarom zou ik u willen adviseren om na de dienst zo snel mogelijk naar huis te gaan. Mogelijk verkrijgt u op deze manier meer goeds dan gewoonlijk van de preek en de dienst.
Dan, nog eens, de arenlezer neemt de tarwe mee naar huis en dorst het. Het is een gezegende zaak om een preek te dorsen als u deze gehoord hebt. Veel mensen dorsen de
prediker, maar dat is niet half zo goed als het dorsen van de preek. Men begint met het vinden van deze en gene fout bij hem en men denkt dat men daar goed aan doet, maar dat is niet het geval. Neem de preek, geliefden, wanneer u deze hebt beluisterd en leg deze neer op de vloer van de overdenking. Sla er op met de dorsvlegel van het gebed. Zodoende zult u er het koren uit krijgen. De preek is niet tot uw voordeel tenzij u deze dorst. Waarom? Het is alsof een arenlezer haar koren zou opbergen in de kamer en de muizen het daar zouden vinden. In dat geval zou het voor haar eerder een last zijn dan een voordeel. Zo horen sommige mensen een preek en dragen deze mee naar huis en laten dan hun zonden toe om deze helemaal op te eten. Zodoende is het hen meer tot schade dan tot zegen. Maar hij die weet hoe een preek met een dorsvlegel te bewerken en hoe deze in een dorsmachine te doen en op die manier goed te dorsen, heeft een goede kunst geleerd waarvan hij veel profijt zal hebben.
Ik heb van een bejaarde Schot gehoord die op een zondag wat vroeger dan gewoonlijk uit de kerk thuiskwam. Zijn vrouw die verbaasd was hem al zo spoedig thuis terug te zien, zeitegen hem: ‘Donald, is de preek al afgelopen?’ ‘Nee’, antwoordde hij, ‘het spreken is wel klaar, maar het doen nog lang niet.’ We behoren de preek mee te nemen, te doen wat de predikant heeft gezegd. Dat is het wat ik met het dorsen ervan bedoel. Maar sommigen van u zijn tevreden als u de preek mee naar huis kunt dragen. U bent misschien gewillig genoeg om er wat over te praten, maar er is geen grondig dorsen door middel van overdenking en gebed.
Nog één keer, de goede vrouw heeft ongetwijfeld het koren gezift, nadat ze het gedorst had.Ruth deed dit in het veld, maar dat kunt u vrijwel niet doen met de preken die u hoort. Het ziften moet gedeeltelijk thuis gedaan worden. Let er ook op dat Ruth niet het kaf meenam naar huis. Dat liet ze achter op het veld. Het is een belangrijke zaak om elke preek die u hoort te ziften. Mijn geliefde vrienden, ik zou niet wensen dat u zulke sponsachtige hoorders zou zijn, die alles opzuigen wat u hoort. Ik wenste dat u allen zifters zou zijn, die het kostbare van het snode scheiden. Bij alle predikanten is er een zekere hoeveelheid kaf gemengd met het koren.
Maar ik heb bij sommige hoorders een droevige voorliefde bespeurd om al het kaf mee te nemen en het koren achter te laten. Iemand roept uit, terwijl hij het gebouw uitgaat, of zelfs alervoor: ‘Dat was een merkwaardig verhaal dat de predikant vertelde, zou het geen goedeanekdote kunnen zijn voor mij op de volgende bijeenkomst die ik bezoek?’ Iemand anders zegt: ‘Dominee Spurgeon gebruikte deze en gene uitdrukking.’ Als u iemand op deze manierhoort praten, weet u dan wat u tegen hem zou moeten zeggen?
U zou moeten zeggen: ‘Houd daarmee op, vriend, we hebben allemaal onze fouten enmogelijk hebt u er net zoveel als ieder ander. Kunt u mij niets goeds vertellen van watdominee Spurgeon gezegd heeft?’ ‘Oh, daar herinner ik me niets meer van, dat is allemaal weg!’ Zo is het, mensen staan klaar om te onthouden wat slecht was, maar zij vergeten spoedig wat dan ook dat goed was. Laat mij u adviseren de preek te ziften, er over te mediteren en te bidden, het kaf van de tarwe te scheiden en acht te geven op dat wat goed is. Dat is de ware kunst van het hemelse aren lezen. Moge de Heere ons het leren, zodat we rijk mogen worden in alle gelukzaligheid, dat we vervuld en verzadigd mogen worden met de gunst en de goedheid van de Heere!
- Een genadige toestemming
In de laatste plaats is hier een genadige toestemming gegeven: ‘Laat haar ook tussen de garven oplezen, en beschaamt haar niet.’ Ruth had geen recht om tussen de schoven te gaan om aren te lezen, maar Boaz gaf haar dat recht door te zeggen: ‘Sta haar dat toe.’ Hetwas een bijzonder voorrecht voor haar om te tussen de schoven te mogen gaan, in het
gedeelte van het veld waar de tarwe nog niet eens was opgeladen. Maar om tussen de schoven te gaan en handenvol koren te ontvangen, die men expres voor haar liet vallen, was een nader bewijs van de vriendelijkheid van Boaz.
Zal ik u de redenen vertellen die het hart van Boaz bewogen om Ruth te laten gaan en aren te laten lezen tussen de schoven? Een reden was dat hij haar lief had. Hij stond haar toe daar te gaan, omdat hij een grote genegenheid voor haar had opgevat, die hij later op het juiste moment toonde. Zo laat ook de Heere Zijn volk komen en aren lezen tussen de schoven, omdat Hij hen lief heeft. Had u de afgelopen zondag een rijke arenlezing? Nam u uw zak mee naar huis, gevuld als de zakken van Benjamins broers toen ze teruggingen van Egypte? Had u een overvloed van het goede koren van het land? Werd u verzadigd met Gods gunst en vervuld met de zegen van de Heere? Dat was allemaal te danken aan de goedheid van uw Meester, omdat Hij u liefhad en u overvloedig toedeelde.
Ik smeek u, zie al uw genadegaven als bewijzen van Zijn liefde. Zie vooral al uw geestelijke zegeningen als tekenen van Zijn genade. Als u bedenkt dat uw aangename tijden, uw grote vreugde, uw gezegende geestverrukking, even zo veel bewijzen zijn van de liefde van de Heere voor u, zal dat ervoor zorgen dat uw koren beter wordt vermalen en zoeter smaakt. Boaz stond Ruth toe om te gaan en aren te lezen tussen de schoven vanwege zijn liefde voor haar. Geliefden, zo is het ook Gods vrije genade die ons laat gaan tussen de schoven en die ons leerstellige zegeningen, zegeningen van beloften of zegeningen van ondervinding doet omarmen. Van onszelf hebben we geen recht om daar te zijn. Het is de vrije en soevereine genade van de Heere die ons daar laat gaan.
Er was nog een andere reden waarom Boaz Ruth aren liet lezen tussen de schoven. Dat was omdat hij aan haar verwant was. Daarom geeft de Heere ons soms zulke zoete genadegaven en neemt Hij ons mee in Zijn feestzaal, omdat Hij aan ons verwant is. Hij is onze Broeder, Bloedverwant, aan ons verwant door de bloedband. Ja, zelfs meer, Hij is de Bruidegom van Zijn Kerk en natuurlijk staat Hij Zijn vrouw toe om aren te lezen tussen de schoven, want alles wat ze krijgt is niet verloren voor Hem. Het is slechts van de ene hand in de andere hand geven, aangezien haar en Zijn belang één zijn. Dus kan Hij inderdaadzeggen: ‘Geliefde, neem alles wat u wenst; Ik wordt er niet armer van, want u bent de Mijne,Mijn metgezel, Mijn uitverkorene, Mijn bruid. Dus neem het, neem het allemaal, want het blijftin de familie en de voorraad is niet minder als u alles hebt meegenomen wat u kon.’
Wat zal ik nog meer tegen u zeggen, mijn geliefde broeders en zusters? Ga geestelijk aren lezen, zoveel als u kunt. Mis geen gelegenheid om een zegen te krijgen. Lees aren aan de troon der genade, in het huis van God, in persoonlijke overdenking, in het lezen van stichtelijke boeken, in het omgaan met begenadigde mannen en vrouwen. Lees overal aren, waar u ook naar toe gaat. Als u slechts één aar per dag kunt lezen omdat u zo drukbezet bent en onder zorgen gebogen gaat, al hebt u slechts vijf minuten, ga enigszins aren lezen. En als u geen schoof kunt wegdragen, neem dan een aar. En als u geen aar kunt rapen, zorg dan dat u een korrel krijgt. Zie erop toe dat u enigszins aren raapt! Als u niet veel kunt vinden, neem dan toch zoveel mee als u kunt.
Nog één opmerking en dan zal ik afronden. O, kind van God, wees niet bang om aren te lezen! Alles wat in het veld van de Heere is, is het uwe. Denk nooit dat uw Meester boos op u zal zijn, omdat u zoveel van het goede koren van het koninkrijk meeneemt. Het enige datHem mogelijk krenkt, is dat u niet genoeg meeneemt. Hij zegt: ‘Hier is het, neem het en eet het, eet overvloedig, drink, ja drink overvloedig, o geliefde!’ Als u een zoete belofte vindt, zuig dan alle honing uit de raat. En als u greep krijgt op een gezegende schoof, wees dan niet bevreesd deze verheugd mee te nemen. U hebt recht daartoe. Laat de satan u deze niet bedrieglijk ontnemen.
Slijp de sikkel van uw geloof en ga oogsten. Want u mag indien u wilt. Als u het kunt, mag u de hele schoof nemen en deze wegdragen als uw geestelijk voedsel. Maar als u geen hele schoof kunt nemen, dan leert de Heere u hoe u moet aren lezen tussen de schoven. Net zoals Ruth deed op de velden van Boaz. Moge Hij in de grootheid van Zijn genade met opzet handenvol laten vallen voor u; omwille van zijn geliefde Zoon!
Amen.