Alzo zullen wij altijd met de Heere wezen. 1 Thess. 4:17.
Terwijl wij hier zijn, is de Heere met ons, en wanneer wij worden weggeroepen zijn wij met Hem. De heilige wordt niet van zijn Zaligmaker gescheiden. Zij zijn één, en zij moeten altijd één zijn: Jezus kan niet zonder zijn eigen volk, want dan zou Hij een Hoofd zonder lichaam zijn. Of wij opgenomen worden in de lucht, of rust genieten in het Paradijs, of hier op reis zijn, wij zijn met Jezus; en wie zal ons van Hem scheiden? Welk een vreugde is dit! Het is onze hoogste eer, rust, troost, verrukking, met de Heere te wezen. Wij kunnen ons niets voorstellen, dat deze goddelijke omgang kan overtreffen, of zelfs kan evenaren. Door een heilige gemeenschap moeten wij met Hem zijn in zijn vernedering, verwerping, en arbeid, en wij zullen met Hem zijn in zijn verheerlijking. Na korte tijd zullen wij met Hem zijn in zijn rust en in zijn koninklijke pracht, in zijn verwachting en in zijn verschijning. Het zal ons gaan zoals het Hem gaat, en wij zullen triomferen, zoals Hij triomfeert. O mijn Heere, als ik voor altijd met U zal zijn, dan heb ik een onvergelijkelijke bestemming. Ik zal geen aartsengel benijden. Voor altijd met de Heere te zijn, dat is mijn idee van de hemel op zijn best. Niet de gouden harpen, niet de onverwelkelijke kransen, noch het onbewolkte licht zijn de heerlijkheid voor mij, maar Jezus, Jezus zélf, en ikzelf voor altijd bij Hem in de innigste en dierbaarste gemeenschap.