Bijbels Dagboek, C.H. Spurgeon
“Voor Iedere Avond”
Als Ik bij u voorbij ging zei Ik tot u: Leef! Ezechiel 16:6
Verloste, geef dankbaar acht op deze boodschap van de genade. Bedenk dat dit goddelijk bevel vol majesteit is. In onze tekst zien wij een zondaar met niets dan zonden beladen, niets anders verwachtende dan wraak, maar de eeuwige God gaat voorbij in zijn heerlijkheid! Hij ziet! Hij staat stil! Hij spreekt dit ene koninklijke woord: “leef!” Hier spreekt een God. Wie buiten Hem zou het wagen aldus, met een enkel woord, over het leven te beschikken? Ook is dit bevel veelzijdig. Als Hij zegt: leef: dan sluit dit veel in. Het is een rechtvaardig leven. De zondaar staat gereed veroordeeld te worden, maar de Machtige spreekt: “leef!” en hij staat op met vrijspraak en vergiffenis. Het is een geestelijk leven. Wij kenden Jezus niet, onze ogen konden Hem niet zien, onze oren zijn stem niet horen. Jehova sprak: “leef!” en wij, die dood waren in zonden en ongerechtigheden, zijn levend geworden. Daarenboven sluit het nog in zich het verheerlijkt leven, dat de volmaking is van het geestelijk leven. Ik zei tot u: “leef!” en dat woord rolt voort door al de jaren van het tijdelijke leven heen, totdat de dood komt, en te midden van de schaduwen van de dood wordt nog van des Heeren stem gehoord: “leef!” Op de morgen van de opstanding zal het diezelfde stem zijn, die door de Archangel zal worden herhaald: “leef!” en als de verloste geesten naar de hemel gevoerd worden, om voor eeuwig zalig te zijn in de heerlijkheid van hun God, is het in de kracht van ditzelfde woord: “leef!” Merk ook op, dat het een onweerstaanbaar bevel is. Saulus van Tarsen is op de weg naar Damascus, om de geheiligden van de levende God aan te randen. Daar wordt een stem gehoord uit de hemel, en een licht gezien, dat de glans van de zon te boven gaat, en Saulus roept uit: “Heere, wat wilt Gij, dat ik doen zal?” Dit bevel is een bevel van vrije genade. Wanneer zondaars gered worden, is het enkel en alleen omdat God het wil doen, om zijn vrije, onverdiende en ongezochte genade te verheerlijken. Christenen, erkent uw toestand; schuldenaars van de genade, toont uw dankbaarheid door een ernstig, Christelijk leven, en daar God u bevolen heeft te leven, ziet toe, dat gij waarlijk leeft.