Zij zullen niet meer hongeren, en zullen niet meer dorsten, en de zon zal op hen niet vallen, noch enige hitte. Openbaring 7:16
We worden ervan verzekerd dat in de hemel al hun behoeften voorkomen zullen worden: ‘Zij zullen niet meer hongeren.’ Als we op aarde hongeren, is het een genade als we gevoed worden; nooit meer hongeren, is de overvloed van de hemel. God zal de ziel van Zijn verlosten zo vervullen dat zij geen verlangens meer hebben; hun verlangens zullen voorkomen worden, omdat ze voortdurend verzadigd zijn. Dat wat zij genieten, zal meer zijn dan ze ooit verlangden te genieten, of wat ze zich ooit konden voorstellen te genieten. Onze voorstelling zal nooit de hoogte bereiken van de zaligheid en heerlijkheid van de wereld die komen zal. De heiligen zullen in de heerlijkheid belijden dat het nooit in hun hart is opgekomen, wat God heeft bereid voor degenen die Hem liefhebben. De hemel zal alle verlangens van Gods volk te boven gaan; ze zullen zelfs met hun toegenomen hoedanigheden niet in staat zijn naar iets te verlangen wat ze al niet bezitten. Ze zullen niet meer hongeren in de zin dat ze nooit naar meer zullen verlangen dan ze hebben. Ze zullen afgedaan hebben met verlangens die ze hier op aarde terecht hadden – verlangens die met hun huidige onvolmaaktheid samenhingen. Hier is het hun plicht en hun voorrecht om naar volmaaktheid te verlangen, om te zuchten en te roepen om de volkomen verlossing van ieder spoor van zonde; maar in de heerlijkheid zullen zij daarover niet zuchten en roepen, want ze zullen zonder zonde voor de troon van God zijn.