Zoals U Hem macht gegeven hebt over alle vlees, opdat Hij eeuwig leven geeft aan allen die U Hem gegeven hebt. (Johannes 17:2) Lees verder Efeze 5:21—33
Je kent de tekst: “Mannen, heb uw eigen vrouw lief, zoals ook Christus de gemeente liefgehad heeft en Zich voor haar heeft overgegeven” (Efeze 5:25). Hoe heeft Hij de gemeente liefgehad? Hij had de gemeente lief met een speciale liefde, deze liefde stijgt ver boven Zijn liefde die Hij heeft voor anderen. Anders zou een man, volgens deze tekst, andere vrouwen evenveel moeten liefhebben als zijn eigen vrouw. Dat zou het natuurlijke gevolg zijn van deze tekst. Maar je ziet dat er een speciale liefde bedoelt wordt in de man voor de vrouw, en zo is er een speciale liefde in Christus voor Zijn bruid. Hij had de gemeente lief en heeft Zich voor haar overgegeven. Denken jullie ook niet, broeders, dat we ze beiden moeten geloven als we twee soorten teksten zien in de Bijbel? De ene soort spreekt duidelijk van de oneindige waarde van de verzoening (bijv. 1 Timotheüs 2:6; 1 Johannes 2:2) en de andere soort maakt duidelijk dat de verzoening bedoelt was voor degenen die gekozen zijn, alleen voor hen (bijv. Johannes 10:11; Efeze 5:25; Openbaring 14:4). Denken jullie ook niet dat we het beste kunnen zeggen, “Ja, ik zie het! Als gevolg van Christus’ dood zijn alle mensen onder het systeem van bemiddelende genade gekomen zodat Christus’ macht over hen heeft, maar de bedoeling hiermee is niet dat Hij ze allemaal zou verlossen. Van hen verlost Hij alleen degenen die Hij nu in Zijn eigen handen draagt, degenen die de Vader aan Hem gegeven heeft.” Een boer vertrouwt mij al zijn schapen toe zodat ik er twintig apart zal houden die hij daarvoor aangewezen heeft. Een vader nodigt mij uit in zijn gezin, zijn hele gezin, om één van zijn zonen te onderwijzen. Zo heeft God aan Christus alle mensen gegeven, maar toch altijd met dit duidelijke en specifieke doel, dat Hij het eeuwige leven geeft aan iedereen die Hij aan Hem gegeven heeft.
Ter overdenking
Als de “Behouder van alle mensen, in het bijzonder van de gelovigen” (1 Timotheüs 4:10), geeft God algemene genade aan alle mensen en speciale genade aan de mensen die Hij uitgekozen heeft. Zo moeten ook Christenen “goeddoen aan allen, maar vooral aan de huisgenoten van het geloof”(Galaten 6:10).
Preek 566, 24 april 1864