Een preek bestemd om te worden voorgelezen op zondag 29 januari 1899 (C.H. Spurgeon Memorial Sabbath). Uitgesproken door C.H. Spurgeon, in The New Park Street Chapel, Southwark, in het begin van het jaar 1857.
En zij namen van de vrucht des lands in hun hand, en brachten ze tot ons af, en brachten ons bescheid weder, en zeiden: Het land, dat de HEERE, onze God, ons geven zal, is goed. Deuteronomium 1:25
U kunt zich de gelegenheid wel herinneren waarbij deze woorden opgetekend zijn. De kinderen van Israël zonden twaalf mannen als verspieders het land Kanaan in. Zij kwamen terug en brachten vruchten van het land mee, waaronder een tros druiven uit Eskol, die te zwaar was voor één man en die daarom door twee mannen op een staf vervoerd werd. Ik zal deze keer niet veel over de Israëlieten zeggen. Ik zal u echter aantonen dat, net zoals zij iets leerden over hoe Kanaan was aan de hand van de vruchten van het land die de verspieders meenamen, ook u en ik, ook al zijn we op aarde, als we tot Gods uitverkoren volk behoren, iets kunnen leren over hoe de hemel is – de staat waartoe we hierna geraken zullen – aan de hand van bepaalde zegeningen die naar ons toe gebracht worden, ook al zijn we nog hier beneden.
De Israëlieten waren er zeker van dat Kanaan een vruchtbaar land was toen ze de vruchten, daarvan zagen die door hun broeders waren meegebracht, zagen en ze daarvan aten. Misschien waren er maar weinig vruchten voor zovelen. Maar toch, voor hen die wel aten, werd het meteen duidelijk dat het goede grond geweest moest zijn die zulke vruchten voortbracht. Geliefden, op een vergelijkbare manier hebben wij, die de Heere Jezus Christus liefhebben, trossen druiven van een beter Eskol gekregen. We hebben enkele vruchten van de hemel ontvangen terwijl we nog op aarde waren, en daardoor zijn we in staat over de vruchtbaarheid van de grond van het paradijs te oordelen, die zulke kostelijke en uitgelezen genoegens voortbrengt.
Ik zal u daarom een reeks vooruitzichten op de hemel voorleggen om u er een idee van te geven hoe het komt dat een christen op aarde een voorsmaak geniet van de zegeningen die nog openbaar gemaakt moeten worden. Er zijn waarschijnlijk geen twee christenen die precies dezelfde ideeën over de hemel hebben. Hoewel ze allen dezelfde hemel verwachten, is toch het belangrijkste kenmerk ervan verschillend voor iedereen, naargelang zijn geestelijke gesteldheid.
1. Op een ander moment heb ik de hemel misschien meer lief om iets anders, maar nog maar kort geleden heb ik geleerd om de hemel lief te hebben als EEN PLAATS VAN GEBORGENHEID.
Het heeft ons behoorlijk bedroefd zoals we sommige belijdende leden hun roeping hebben zien bezoedelen. Ja, en nog erger, sommigen van de geliefden des Heeren hebben ernstige fouten en misstappen begaan, die hun persoon schande hebben aangedaan en hun ziel letsel toegebracht. We hebben geleerd om naar de hemel op te zien als een plaats waar we nooit meer zondigen, waar onze voeten vast op de rots gesteld zijn, waar er geen struikelen of uitglijden meer is, waar fouten niet voor zullen komen, waar we niet hoeven te letten op een onvermoeibare vijand omdat er geen tegenstander meer is die ons zal hinderen, waar we niet dag en nacht op onze hoede moeten zijn voor een inval van de vijand, want “daar houden de bozen op van beroering, en daar rusten de vermoeiden van kracht”.
We houden de hemel voor het land van volkomen geborgenheid, waar de kleding altijd wit zal zijn, waar het gezicht altijd met nieuwe olie gezalfd zal worden, waar er geen vrees is om ons van onze Heere af te keren, want daar zullen we voor eeuwig stand houden. En ik vraag u, of dat een betrouwbaar vooruitzicht op de hemel is – en ik weet zeker dat dit er één kenmerk ervan is. Ervaren de heiligen, zelfs op aarde, op deze wijze niet de genietingen van enkele vruchten van het paradijs? Smaken we soms niet soms, zelfs in deze hutten en dorpen hier beneden, de geneugten van gelukzalige geborgenheid?
Gods Woord leert dat allen die met het Lam verenigd zijn, veilig zijn; dat alle gelovigen hun weg moeten vervolgen, dat zij die hun ziel aan de hoede van Christus hebben toevertrouwd, zullen merken dat Hij een getrouw en onveranderlijk Bewaarder is. Als we dit geloven, hebben we zelfs op aarde geborgenheid. Niet die verheven en heerlijke beschutting die ons voor elke uitglijding en struikeling behoedt, maar niettemin een beschutting die bijna zo verheven is, omdat ze ons beschermt tegen een uiteindelijk verderf en ons ervan vergewist dat we eeuwige gelukzaligheid zullen verwerven.
En geliefden, hebt u nooit rustig zitten nadenken over het leerstuk van de volharding der heiligen? Ik ben zeker van wel. God heeft u een gevoel van geborgenheid in de persoon van Christus laten beseffen. Hij heeft u gezegd dat uw naam in Zijn handpalm gegraveerd staat. Hij heeft de belofte in uw oor gefluisterd: “Vrees niet, want Ik ben met u”. U bent ertoe gebracht om de grote Borg van het verbond voor getrouw en waarachtig te houden, Die vastbesloten bezig is om u, de zwakste van de familie, met het hele uitverkoren volk, voor de troon van God te vertegenwoordigen.
En in zoete momenten van overpeinzing hebt u vast wat van de geurige wijn van Zijn granaatappelen gedronken, hebt u wat van de uitgelezen vruchten van het paradijs geproefd. U hebt enige van de genietingen, die de volmaakte heiligen in de hemel kennen, gesmaakt in uw besef van volkomen en eeuwige geborgenheid in Christus Jezus. O, wat heb ik het leerstuk van de volharding der heiligen lief! Ik zal die kansel onmiddellijk verlaten waar ik dit niet kan verkondigen, want iedere andere vorm van leer komt op me over als een kale woestijn en een huilende wildernis, God net zo onwaardig als het zelfs beneden mijn waardigheid is, broze worm die ik ben. Ik zou nooit een evangelie kunnen geloven of verkondigen dat eerst mijn schuld vergeeft en me daarna in de hel werpt. Zo’n evangelie is onbestaanbaar voor het verstand zelf, laat staan voor de Geest van de God Die we met blijdschap dienen. Iedere ware gelovige in Jezus kan het met Toplady zingen:
“My name from the palms of his hands
Eternity will not erase;
Impressed on his heart it remains
In marks of indelible grace:
Yes, I to the end shall endure,
As sure as the earnest is given;
More happy, hut not more secure,
The glorified spirits in heaven.”
Ja geliefden, we genieten echt van een gevoel van volkomen geborgenheid, zelfs als we in dit land van oorlogen en gevechten leven. Zoals de verspieders in de woestijn trossen druiven van Kanaan voor hun broeders meebrachten, zo hebben wij, in de geborgenheid die we kennen, een voorsmaak en voorproefje van de welgelukzaligheid van het paradijs.
2. In de tweede plaats denkt het grootste deel van u zeer waarschijnlijk aan de hemel uit een ander oogpunt, namelijk als EEN PLAATS VAN VOLMAAKTE RUST. Zwoeger, u houdt van de kerkzaal omdat u hier gaat zitten om Gods Woord te horen en uw vermoeide ledematen te laten uitrusten. Als u het brandende zweet van uw gloeiende voorhoofd hebt geveegd, heeft u vaak aan de hemel gedacht als aan de plaats waar uw moeite voorbij zal zijn. En u hebt met nadruk gezongen:
“There shall I bathe my weary soul
In seas of heavenly rest,
And not a wave of trouble roll
Across my peaceful breast.”
Rust, rust, rust – dit is wat u wilt en voor mij is deze gedachte over de hemel bijzonder mooi. Rust – en dat weet ik – zal ik hier op aarde nooit krijgen, zolang als de dienaren van Christus zo onredelijk blijven. Ik heb hen met al mijn kracht gediend, maar toch word ik nagenoeg tot het graf toe achtervolgd door dominees die mij altijd maar onmogelijkheden willen laten doen, waarvan ze weten dat geen sterveling die kan volbrengen. Hoewel ik bereid ben te werken tot ik erbij neerval, kan ik niet meer doen dan ik nu al doe. Niettemin wordt ik altijd maar van links en rechts bestookt, waar ik ook ga, totdat er pas rust voor mij komt als ik in mijn graf sluimer. Ik kijk ook uit naar de hemel, met grote blijdschap, omdat ik daar van mijn onafgebroken en zware, maar toch ook geliefde, werk zal rusten.
En u, geliefde christen, die zo lang gezwoegd hebt om een doel te bereiken waarnaar u zo begerig gezocht hebt, u zult blij zijn als u in de hemel komt. U hebt gezegd dat als u uw wens zou kunnen verkrijgen, u graag zou willen rusten. U hebt ernaar gesnakt om een bepaalde hoeveelheid rijkdommen op te slaan en u hebt gezegd dat als u eenmaal een fortuintje zou verwerven, u het rustigaan zou doen. Of u hebt lang gezwoegd om u van een bepaalde positie te verzekeren en u hebt gezegd dat als u die zou kunnen bereiken, u dan zou willen rusten. Ja, maar u hebt die nog niet bereikt en u denkt nu graag aan de hemel, omdat die het eindpunt voor de loper is, het doelwit van de pijl van het bestaan, de rustbank voor vermoeide arbeiders. Ja, de eeuwige rust voor arme, uitgeputte strijders op aarde.
U wilt er graag heen omdat het een plaats van rust is. Krijgen we dan hier op aarde nooit een voorsmaak van de hemel? Jazeker, en geprezen zij God daarvoor, “wij, die geloofd hebben, gaan in de rust”. Onze vrede is als een rivier en onze gerechtigheid als de golven der zee. God geeft Zijn volk zelfs hier al rust: “Er blijft dan een rust over het volk van God.” We krijgen heftige beproevingen en bittere tegenslagen in de wereld, maar we hebben leren zeggen: “Mijn ziel! keer weer tot uw rust, want de HEERE heeft aan u welgedaan.” Bent u in tijden van grote nood nooit in uw binnenkamer gegaan en hebt u daar op uw knieën nooit uw hart voor God uitgestort? Hebt u daarna nooit ervaren dat u zich, als het ware, in rust gebaad had, zodat u er geen zier om zou geven? Al zouden er oorlogen en opstanden om u heen woeden, u zou volkomen vrede kennen, want u hebt in Christus een beschermend schild gevonden.
U zou rustig en kalm kunnen blijven, want u had het aangezicht van Gods Gezalfde aanschouwd. O christen, die rust is zo vreedzaam en sereen, zonder golven van verstoring. U hebt daarvan in de diepste nood aan de boezem van Christus kunnen genieten. Ze is voor u als een tros uit de wijnoogst van de hemel, als één druif van de hemelse tros, waaraan u spoedig in het hiernamaals deel zult hebben. Zo ziet u dat we een voorsmaak van de hemel kunnen hebben. En dat we kunnen beseffen wat het is, ook al leven we nog hier op aarde.
3. De voorstelling van de hemel als een plaats van rust zal enkele luie belijdende leden prima uitkomen, dus ik zal de zaak eens omdraaien en u laten zien dat precies het tegenovergestelde ook waar is en voor bepaalde mensen van meer nut kan zijn. Ik geloof dat een van de ergste zonden waaraan een mens schuldig kan staan, ledigheid is. Ik zou eerder een dronkaard kunnen vergeven dan een luiaard. Wie lui is, heeft net zo’n goede reden om voor God berouw te tonen als David toen hij overspel gepleegd had. Het zou goed kunnen dat Davids overspel het gevolg was van zijn ledigheid. Het is iets verschikkelijks om het gras tot aan uw knieën te laten groeien en er niets aan te doen om het tot hooi te verwerken. God heeft een mens niet de wereld ingezonden om lui te zijn. En er zijn er die van hun christen-zijn hun beroep maken maar toch jaar in jaar uit niets doen om de Heere te dienen.
Een ware voorstelling van de hemel is dat het EEN PLAATS VAN ONAFGEBROKEN DIENSTWERK is. Het is een land waarin men God dag en nacht in Zijn tempel dient, nooit vermoeidheid kent en nooit slaap nodig heeft. Kent u, geliefden, het genot om te werken? Hoewel ik soms klagen moet als mensen onmogelijkheden van me verwachten, is het mijn grootste levensgenoegen om voor Christus druk bezig te zijn. Noem mij een dag waarop ik niet preek en ik zal u een dag noemen waarop ik niet gelukkig ben. Maar de dag waarop het mij een voorrecht is om het evangelie te verkondigen en voor God te arbeiden, is voor mij toch meestal achteraf een dag van vredig en rustig genot. Dienstwerk is een waar genoegen. God loven is een vermaak. Voor Hem arbeiden is het hoogste geluk dat een sterveling kan ervaren.
O, hoe zoet moet het zijn om Zijn lof te zingen zonder dat je een droge keel krijgt! O, wat gelukzalig om je vleugels uit te slaan zonder die te voelen rafelen. O, wat een zoete vreugde om voor altijd als Zijn boodschapper te vliegen, om in alle eeuwigheid rond de troon van God te cirkelen zonder ooit het hoofd te ruste hoeven leggen, zonder ooit steken van vermoeidheid te voelen, zonder pijnscheuten die ons waarschuwen dat we moeten ophouden. Ja, we kunnen als de eeuwigheid zelf voor altijd volhouden – een brede rivier die met een onafgebroken stortvloed van werk blijft stromen! O, wat moet dat genieten zijn! Dat moet de hemel wel zijn, God dag en nacht te dienen in Zijn tempel! Velen van u dienen God hier op aarde en hebben al een voorsmaak van die zaligheid ontvangen.
Ik wenste wel dat sommigen van u meer van het zoet van het arbeiden kenden, want ofschoon arbeid zweet voortbrengt, brengt het ook het zoet voort – in het bijzonder het werken voor Christus. Er is voldoening vóór het werk. Er is grote voldoening in het werk. Er is voldoening na het werk. Er is voldoening in het zoeken naar vruchten op het werk. En er is grote voldoening wanneer we vruchten krijgen.
Arbeiden voor Christus is inderdaad de kleedkamer van de hemel. Al is het niet de hemel zelf, dan geeft het toch een van de meest gelukzalige voorsmaken ervan. Dank God, christen, als u iets voor uw Meester kunt doen. Dank Hem als het uw voorrecht is om het minste voor Hem te doen. Vergeet echter niet dat Hij u daarmee de druiven van Eskol laat smaken.
Maar u, tragen van hart, u moet maar niet rekenen op de vruchten van Eskol. Want u bent te lui om die grote tros te dragen. U zou graag willen dat ze zo in uw mond vliegen zonder dat u moeite hoeft te doen om ze te plukken. U hebt geen zin om uitgezonden te worden om God dienen. U blijft liever zitten om ervoor te zorgen dat u zelf niets tekort komt. Maar wat doet u eigenlijk voor andere mensen? U gaat naar de kerk, u praat over de zondagsschool en het ziekenbezoek, maar toch geeft u zelf geen les op de zondagsschool en bezoekt u zelf nooit zieken. U klopt uzelf op de borst, terwijl u helemaal niets doet. U kunt niet verwachten veel van de genietingen van de hemelse heerlijkheid af te weten, als u niet iets van de vreugde hebt ervaren om op aarde te werken in het koninkrijk der hemelen.
4. Een andere voorstelling van de hemel is dat het EEN PLAATS VAN VOLKOMEN OVERWINNING EN SCHITTERENDE TRIOMF is. Hier is het slagveld, daar de zegepraal. Hier is het land van zwaard en speer, daar het land van krans en kroon. Hier is het land van in bloed gewentelde kleding en opwaaiend stof van de strijd, daar het land van het vreugdevolle geklank der bazuin, de plaats van witte klederen en overwinningskreten. O, wat zullen de harten van de heiligen opspringen van vreugde, als hun overwinning in de hemel volkomen zal zijn, als de dood zelf, de laatste vijand, verslagen is, als de satan geboeid meegesleept wordt aan de zegewagen van Christus, als Jezus de zonde overwonnen heeft en het kwade als modder op straat vertrapt, als dat grote lied van de totale overwinning zal opstijgen uit de harten van alle verlosten! Wat een moment van vreugde zal dat zijn!
Maar, geliefden, u en ik krijgen al een voorsmaak van die vreugde. We weten wat voor een veroordelingen, wat voor een zielestrijd we juist hier hebben. Hebt u nooit tegen het ongeloof gestreden en het uiteindelijk overwonnen? O, met welk een blijdschap hebt u uw ogen ten hemel geslagen en, terwijl de tranen langs uw wangen stroomden, zei u: “Heere, ik loof U, dat ik die zonde heb kunnen overwinnen.” Hebt u nooit een hevige verzoeking meegemaakt, er hard tegen gestreden en beseft wat het betekende om met grote vreugde te zingen: “Mijn voeten wankelde bijna, maar Uw goedertierenheid, O HEERE! ondersteunde mij”? Hebt u, als Christen uit Bunyan, met de oude Apollyon gevochten en hebt u hem met zijn draakachtige vleugels zien klapperen en wegvliegen?
Daar had u een voorsmaak van de hemel. Daar kreeg u nou juist een hint betreffende de uiteindelijke overwinning. In de dood van die ene Filistijn zag u de verwoesting van het hele leger. Die Goliath, die door uw slinger en steen gevallen is, was slechts één van de massa mensen die hun lichaam aan de vogelen des hemels moeten prijsgeven. God geeft u deeltriomfen opdat die een voorproefje van de uiteindelijke en volkomen overwinning mogen zijn. Ga door met overwinnen, en laat iedere overwinning, al worden ze moeilijker en zwaarder aangevochten, voor u als een druif van Eskol zijn, een voorsmaak van de hemelse vreugde!
5. Vervolgens is een van de beste voorstellingen die we van de hemel kunnen hebben ongetwijfeld dat het EEN STAAT VAN VOLKOMEN AANVAARDING DOOR GOD is, wat ook zo in het geweten herkend en ervaren wordt.
Ik neem aan dat een belangrijk deel van de vreugde van de heiligen bestaat in de kennis dat er niets in hen is dat vijandig is jegens God. Er is niets dat hun vrede met God kan verstoren. En ze zijn zo volkomen in harmonie met de beginselen en de gedachten van de Allerhoogste dat Zijn liefde naar hen uitgaat, dat hun liefde naar Hem uitgaat en dat ze in elk opzicht één met Hem zijn. Welnu, geliefden, hebben we hier op aarde geen besef van aanvaarding? Bevlekt en bezoedeld door vele twijfels en angsten, hebben we toch momenten gekend waarop we ons echt aanvaard wisten, zoals we eenmaal zullen zijn als we voor de troon staan. Sommigen van ons hebben prachtige dagen gekend waarop het ons verzegeld werd dat God waarachtig is. En daarna, in de wetenschap dat “de Heere kent degenen die de Zijnen zijn”, konden we ook zeggen: “En we weten ook, dat we de Zijnen zijn.” Dan begrijpen we de bedoeling van dr. Watts, toen hij zong:
“When I can say, ‘My God is mine’,
When I can feel Thy glories shine;
I tread the world beneath my feet,
And all that earth calls good or great.
While such a scene of sacred joys
Our raptured eyes sad souls employs,
Here we could sit, and gaze away
A long, and everlasting day.”
We kregen zo’n duidelijk zicht op de volmaakte gerechtigheid van Christus dat we ervoeren dat God ons aanvaard had en dat we alleen maar blij konden zijn. We hadden zo’n besef van de algenoegzaamheid van het bloed van Christus, dat we zeker wisten dat onze zonden alle vergeven waren en ons nooit meer aangerekend zouden worden.
En geliefden, hoewel ik ook andere vreugden genoemd heb, is dit toch de crème van alle vreugden: ons door God aanvaard weten. O, om te ervaren dat ik, een zondige worm, nu rust gevonden heb aan de boezem van mijn Vader; dat ik, een verloren zoon, nu met vreugde aan Zijn tafel mag aanzitten; dat ik, die eenmaal de stem van Zijn toorn hoorde, nu naar de roep van Zijn liefde luister. Dit is een blijdschap die meer waard is dan de hele wereld. Wat anders zouden we daarboven weten? En ware het niet dat ons besef ervan zo onvolkomen is, we zouden de hemel wel op aarde willen brengen. En als we niet het voorrecht zouden krijgen de poorten binnen te gaan, dan zouden we op z’n minst in de voorsteden van dit hemels Jeruzalem kunnen wonen. Zo ziet u opnieuw dat we in dat opzicht trossen druiven van Eskol kunnen eten. In het besef dat de hemel een staat van aanvaarding is, mogen ook wij die aanvaarding kennen en ervaren, en ons erin verheugen.
6. En verder is de hemel ook EEN STAAT VAN GROTE EN HEERLIJKE OPENBARING. Terwijl u vooruitblikt naar uw ondervinding in de hemel, zingt u:
“Then shall I see, and hear, and know
All I desired or wished below;
And every power find sweet employ
In that eternal world of joy.”
U ziet het nu in een duistere rede, door een spiegel; maar aldaar zult u het zien van aangezicht tot aangezicht. Christus kijkt naar beneden op de Bijbel en de Bijbel is Zijn spiegel. U kijkt erin en u ziet het aangezicht van Christus als in een spiegel, in raadselen. Maar spoedig zult u Hem zien van aangezicht tot aangezicht. U verwacht dat de hemel een plaats is van buitengewone openbaringen. U gelooft dat Jezus daar Zijn aangezicht aan u zal openbaren, dat u uw verwonderende ogen tot in der eeuwigheid over de schoonheid van de Zaligmaker zult laten gaan. U verwacht Zijn aangezicht te zien en nooit, nooit meer te zondigen. Het is uw verlangen om de geheimen van Zijn hart te leren kennen. U gelooft dat u op die dag Hem zult zien zoals Hij is, en dat u Hem zult gelijken in de wereld hierboven. Geliefden, hoewel Christus zich niet aan ons openbaart zoals aan de gelukkige heiligen daar, hebben wij nooit gezegende openbaringen gehad, zelfs al zijn we nog in dit tranendal? Spreek, gelovigen, zeg maar wat u op uw hart hebt. Hebt u Golgotha nooit voor u gezien? Heeft uw Meester uw ogen niet soms met ogenzalf bestreken en Zich voor u aan het kruis getoond? Hebt u nooit gezegd:
“Sweet the moments, rich in blessing,
Which before the cross I spend,
Life, and health, and peace possessing,
From the sinner’s dying Friend.
Here I’ll sit for ever viewing
Mercy’s streams, in streams of blood;
Precious drops! my soul bedewing,
Plead and claim my peace with God” ?
Hebt u nooit tegelijk van vreugde en smart geweend, toen u Hem aan het kruis genageld zag om uwentwil en Hem voor u Zijn bloed zag vergieten? O zeker, ik weet dat u zulke openbaringen van Hem hebt gehad. En hebt u Hem nooit in Zijn opgestane heerlijkheid gezien? Hebt u Hem nooit daar aanschouwd, verhoogd op Zijn troon? Hebt u Hem door het geloof nooit gezien als de Rechter van de levenden en de doden, en als de Vorst van de koningen der aarde? Hebt u nooit in de duistere toekomst geblikt en Hem met de kroon van alle koninkrijken op Zijn hoofd gezien, met de juwelen van alle koningen onder Zijn voeten en de scepters van alle machten in Zijn hand? Hebt u nooit naar het moment van Zijn roemrijk- ste zege uitgekeken, wanneer “Hij zal heersen van de zee tot aan de zee” met onbegrensde macht?
Ja inderdaad, en daarin hebt u een voorsmaak van de hemel gehad. Wanneer Christus Zich zo aan u geopenbaard heeft, hebt u achter het voorhangsel gekeken en gezien wat zich daar bevindt. U hebt hier al wat vluchtige blikken op Jezus gekregen en die indrukken zijn slechts het begin van datgene waar geen einde aan zal komen.
Die blijde lofprijzingen en dankzeggingen zijn slechts de voorspelen op de liederen van het paradijs.
7. Tot slot is de meest verheven voorstelling van de hemel dat het EEN PLAATS VAN ZEER HEILIGE EN WELGELUKZALIGE GEMEENSCHAP is. Ik heb u nog niet de helft aangezegd van wat ik u had kunnen vertellen over de diverse kenmerken van de hemel, zoals die in Gods Woord beschreven staan. Maar gemeenschap is zeker de beste.
Gemeenschap! Over dat woord wordt zo weinig gesproken, het wordt zo zelden begrepen. Een gezegend woord: gemeenschap! Geliefden, u hoort ons zeggen: “En de gemeenschap van de Heilige Geest zij met u allen”, maar er zijn er velen van u die de betekenis van de hemel in één woord niet kennen – gemeenschap! Het is een taalbloem, het is de honingraat van de woorden – gemeenschap! U wilt liever over de verloedering praten, hè? Wel, als u op dat lelijke woord gesteld bent, dan wilt u er graag over nadenken. Ik doe dat ook als ik ertoe gedwongen wordt, maar gemeenschap lijkt me een veel zoeter woord. U wilt dolgraag over verslaving praten, hè? Wel, als u op dat duistere woord gesteld bent, en u mag daar reden toe hebben – en als u daar gelukkig van wordt, mij best -, maar geef mij maar als mijn voortdurend onderwerp en voortdurende blijdschap: gemeenschap.
Dierbare Meester, als u mij gemeenschap met U in Uw lijden geeft, als ik smaad en schande moet dragen om Uw Naams wil, dan zal ik U danken. Als ik gemeenschap met U erin mag hebben, als U het mij vergunt om terwille van U te lijden, dan zal ik het een eer vinden dat ik zo deel aan Uw lijden mag krijgen. Als U mij zoete vreugde schenkt, als U me opricht en me met U in het paradijs laat zitten, dan zal ik U prijzen. Ik zal God loven voor hemelvaartsgemeenschap – gemeenschap met Christus in Zijn heerlijkheid. Vindt u dat ook niet? En wat betreft gemeenschap met Christus in de dood, bent u al aan de wereld gestorven, zoals Christus Zelf? Hebt u dan ook gemeenschap met Hem gehad in de opstanding? Bent u opgewekt tot een nieuw leven, zoals Hij werd opgewekt uit het graf? En hebt u gemeenschap met Hem gehad in Zijn hemelvaart, zodat u van uzelf weet dat u een erfgenaam van een troon in heerlijkheid bent? Als dat zo is, dan hebt u de beste voorsmaak van de vreugde van het paradijs. In de hemel zijn, dat is je hoofd leggen aan de borst van Jezus. Hebt u dat nooit op aarde gedaan? Dan weet u wat de hemel is. In de hemel zijn, dat is met Jezus praten, aan Zijn voeten zitten, ons hart tegen Zijn hart laten kloppen. Als u die gelukzaligheid op aarde gekend hebt, dan hebt u al iets geproefd van de druiven van de hemel.
Koester deze voorsmaak dan, van wat voor soort die in uw geval ook geweest mag zijn. Aangezien u verschillend in elkaar zit, zult u op een andere manier naar de hemel kijken. Houd uw voorsmaak net zoals God die u gegeven heeft. Hij heeft ieder van u een onderscheiden ervaring ervan gegeven, die het best past bij uw eigen situatie. Bewaar het als een schat. Denk er veel aan. Maar denk nog meer aan uw Meester, want vergeet niet dat het “Christus onder u, de Hoop der heerlijkheid” is. Dat is de beste voorsmaak op de hemel. En des te meer u die gezegende waarheid beseft, des te beter voorbereid zult u zijn op de welgelukzaligheid van de blijden in het land van de gelukkigen.
Amen.