Op een ijskoude, sneeuwachtige zondagochtend in januari 1850 was de vijftienjarige Charles Spurgeon vanuit Newmarket bij zijn ouders in Colchester. Het weer was erbarmelijk, maar Charles was vastbesloten om ergens een kerkdienst bij te wonen; hij had zelfs een bepaalde kapel in gedachten. Hij ging te voet op weg en worstelde zich door de sneeuwstorm, moedig vechtend tegen het vreselijke weer. De omstandigheden waren echter zo moeilijk dat hij zijn bestemming niet kon bereiken. In plaats daarvan sloeg hij een smal zijstraatje in op zoek naar beschutting en stuitte op een kleine kapel die hij nog nooit eerder had bezocht. Dankbaar strompelde hij naar binnen, waar hij eindelijk beschutting vond tegen de bijtende wind en de stuifsneeuw.
De straat in kwestie heette Artillery Street, en de kleine kapel waar hij toevallig terechtkwam behoorde tot een denominatie genaamd de Primitive Methodists. Dit was een christelijke groepering die tegenwoordig nauwelijks nog bekend is, maar die destijds door sommigen spottend ‘de schreeuwers’ werd genoemd. Volgens Spurgeon hadden ze een reputatie opgebouwd vanwege hun luide gezang dat ‘mensen hoofdpijn bezorgde’, en ze stonden in brede kring bekend om hun ongebreidelde enthousiasme.

Van het gebruikelijke enthousiasme van de Primitive Methodists was in deze specifieke dienst weinig te merken. Slechts een handjevol mensen, ongeveer vijftien in totaal, had zich door het miserabele weer gewaagd om die ochtend aanwezig te zijn. De kapel moet ijskoud zijn geweest en oogde onmiskenbaar leeg. De jonge Spurgeon zat er in zijn eentje, terwijl de dienst weinig belovend leek.
De situatie verslechterde nog verder, althans vanuit Spurgeons oogpunt, toen de prediker in Artillery Street opstond om te spreken. Hij kondigde zijn tekst aan in een zwaar Essex accent, wat de indruk wekte van een volledig ongeschoolde en ongemanierde man. Tot Spurgeons ergernis sprak hij zijn woorden niet eens fatsoenlijk uit! Later zou Spurgeon de prediker, op een weinig vleiende manier, omschrijven als ‘werkelijk dom’.
Maar wat er vervolgens gebeurde, zou de jonge bezoeker voorgoed veranderen. Charles Haddon Spurgeon stond op het punt iets te ervaren dat deze dag zou markeren als de meest betekenisvolle van zijn hele leven. Onverwachts zou deze ogenschijnlijk onbeduidende dienst een keerpunt blijken in Spurgeons bestaan. Het Bijbelvers dat de prediker had gekozen was Jesaja 45:22 uit het Oude Testament. In de oude Authorized Version, die Charles die ochtend gehoord zou hebben, staan de woorden: ‘Zie op Mij, en wordt behouden, alle gij einden der aarde, want Ik ben God, er is geen ander’.
Tijdens zijn kinderjaren in Stambourne had Spurgeon een catechismus uit zijn hoofd geleerd die fundamentele Christelijke waarheden onderwees door middel van vragen en antwoorden. Eén van deze vragen was: ‘Wie was Jesaja?’ waarop de jonge Charles had leren antwoorden: ‘Hij was de profeet die meer over Jezus Christus sprak dan alle anderen.’ Wat hij eerder alleen verstandelijk in zich had opgenomen, drong nu door tot zijn hart.
Toen de man begon te preken, volgde hij nauwgezet zijn Bijbeltekst. Spurgeon vermoedde dat dit vooral was omdat hij weinig anders te zeggen had. Met eenvoudige woorden moedigde hij de hele gemeente aan om ‘op Christus te zien’ om verlost te worden – een uitdrukking die hij keer op keer herhaalde, als een refrein dat steeds dieper doordrong. Na ongeveer tien minuten leek de spreker volledig door zijn ideeën heen te zijn. Maar juist op dat moment nam de dienst een onverwachte en dramatische wending. Spurgeon beschreef later wat er gebeurde:
‘De prediker richtte zijn blik op mij. Met zo weinig aanwezigen moet hij hebben geweten dat ik een vreemdeling was. Hij keek me recht in de ogen, alsof hij mijn hele ziel kon doorgronden, en zei: ‘Jongeman, je ziet er diep ongelukkig uit… en je zult altijd ongelukkig blijven – ongelukkig in het leven en ongelukkig in de dood – als je niet gehoorzaamt aan mijn tekst. Maar als je nu gehoorzaamt, op dit eigenste moment, zul je gered worden.’ Toen, zijn handen ten hemel heffend, riep hij uit met de volle kracht die zo kenmerkend was voor een Primitive Methodist: ‘Jongeman, zie op Jezus Christus. Zie! Zie! Zie! Je hoeft niets anders te doen dan te zien en te leven!’
Spurgeon was niet gewend aan predikers die rechtstreeks vanaf de kansel tot hem spraken! Toch was het effect van deze persoonlijke benadering als een elektrische schok die door hem heen ging. God gebruikte deze eenvoudige en directe aansporing, die afkomstig was van een heel gewone spreker, om Spurgeons geestelijke ogen te openen. De jonge Spurgeon deed precies wat hem gevraagd werd – hij ‘keek’ – en op dat moment aanschouwde hij wat hij later zou beschrijven als ‘het wonderbaarlijke gezicht’ van ‘Jezus die voor mij stierf als Redder’. Hoewel hij nauwelijks nog iets meekreeg van de rest van de preek, deed dat er niet meer toe. God had reeds tot hem gesproken, en hij had daarop gereageerd met eenvoudig, kinderlijk geloof.
De diepe vreugde en verwondering van zijn bekering op die bewuste dag zou hem zijn hele leven bijblijven. Vele jaren later zou Spurgeon met dankbaarheid terugblikken en zeggen:
Vele dagen van christelijke ervaring zijn sindsdien voorbijgegaan… maar geen enkele dag heeft ooit die volledige vervoering, die sprankelende vreugde geëvenaard die ik op die allereerste dag ervoer. Ik had kunnen opspringen van de stoel waarop ik zat en met dezelfde vurigheid willen schreeuwen als de meest uitbundige van de aanwezige Methodistenbroeders: Ik ben vergeven! Ik ben vergeven! Een wonder van genade! Een zondaar gered door bloed!

In dit verhaal springen twee zaken bijzonder in het oog. De eerste is wat theologen soms de ‘voorzienigheid’ van God noemen. Terugblikkend op wat hem was overkomen, geloofde Spurgeon niet dat deze buitengewone reeks gebeurtenissen op toeval berustte – de sneeuwstorm, zijn bezoek aan een andere kapel dan gepland, en de directe toespraak van de prediker tot de ongelukkige bezoeker. Hij zag hierin wat mensen soms ‘De voorzienigheid Gods’ noemen, momenten waarop God actief de gebeurtenissen zo ordent dat Zijn plan tot vervulling komt.
Het tweede opmerkelijke punt is de alledaagsheid van de prediker. Hij was overduidelijk geen bijzonder begaafd spreker! Toch had God juist deze gewone persoon gebruikt om Zijn buitengewone boodschap over te brengen, en deze door de kracht van Zijn Heilige Geest te laten doordringen in het hart van een jonge man. Dit wonderlijke principe – dat God gewone mensen gebruikt voor Zijn bijzondere werk – is iets wat Hij tot op de dag van vandaag blijft doen. De Spurgeon die aan het einde van de dienst zijn weg naar huis baande door de inmiddels diep gevallen sneeuw, was een volkomen nieuw mens. Zijn moeder merkte onmiddellijk dat er iets ingrijpends was gebeurd. Haar zoon was zichtbaar veranderd; zijn gezichtsuitdrukking was anders – de eerdere somberheid en moedeloosheid hadden plaatsgemaakt voor een innerlijke vreugde!
Later die avond bleef Charles tot diep in de nacht met zijn vader in gesprek over zijn pasgevonden geloof. Hoewel ze natuurlijk al vaak over christelijke onderwerpen hadden gesproken, was deze keer fundamenteel anders. Begrippen als vergeving en genade kwamen voor Charles op een ongekende manier tot leven. Hij had werkelijk op Christus gezien en nu, voor het eerst, kon hij echt doorgronden waar het christelijk geloof in essentie over ging. Het hoofdstuk in Spurgeons Autobiografie dat deze gebeurtenissen beschrijft, draagt de titel ‘De Grote Verandering’. Een treffender titel was nauwelijks denkbaar. De jonge Charles was inderdaad diepgaand veranderd, en zijn leven zou nooit meer hetzelfde zijn.