Zoals de doop de wedergeboorte afbeeldt, (let op, niets anders dan afbeeldt), zo is het avondmaal het teken van de geestelijke voeding van dat nieuwe leven. Hoewel een mens maar één keer geboren wordt, eet hij veel vaker dan één keer en drinkt hij veel vaker dan één keer. Inderdaad, regelmatig eten en drinken zijn noodzakelijk om ons leven in stand te houden. Als we dat zouden nalaten, zouden we al snel ziek worden. Daarom moet het avondmaal, dat de geestelijke voeding van het pasgeboren leven met het lichaam en bloed van Christus voorstelt (en dat alleen voorstelt, let wel, niet daadwerkelijk in vleselijke zin), vaak herhaald worden. We zien dat de eerste christenen heel vaak samen het brood braken; ik denk dat ze dat bijna elke dag deden. Sommige oudvaders schrijven dat de vroege christenen zelden samenkwamen, op welke dag van de week dan ook, zonder de dood van Christus te herdenken. Augustinus noemt dit en hij schijnt te hebben geleerd dat christenen minstens één keer per week, op die gezegende dag waarop de opstanding van onze Heere wordt gevierd, bij elkaar moeten komen om het brood te breken. Ik denk dat hoe vaker we voor dit doel samenkomen, hoe beter het voor ons is. De Heilige Geest geeft geen bepaalde tijd aan; we zijn niet gebonden aan een wet die ons aan deze of gene periode bindt. Onze Heere laat het helemaal over aan onze eigen liefdevolle harten; maar de woorden die Paulus aanhaalt, ‘doet dat, zo dikwijls als gij dien zult drinken, tot Mijn gedachtenis’, impliceren zeker dat we dit vaak moeten ‘doen’ ter gedachtenis aan onze lieve Heere en Heiland. Wanneer je de tafel gebruikt, denk dan aan de Heere Jezus: Als het Vertrouwen van je hart, het Voorwerp van je dankbaarheid, de Vreugde van je leven, de Vertegenwoordiger van je persoon, de Beloner van je hoop.