Een impressie door F. Curtis
Voordat ik de overdenking van mijn ongehuwde leven afsluit, wil ik mijn ervaringen met de prediker Spurgeon aan het papier toevertrouwen. Om verschillende redenen waren deze ervaringen voor mij heel belangrijk. Ik hoorde hem voor het eerst preken in 1857 toen ik samen met mijn moeder en mijn jongere zus bij aardige vrienden in Ladbroke Square (Notting Hill) verbleef. Spurgeon preekte toen in het immense glass palace te Vauxhall, waar doorgaans meer dan tienduizend mensen naar zijn preken kwamen luisteren.’ Ik vermoed dat hij toen 22 jaar was en stond al aan de top van zijn roem. Zijn gezicht was beslist alledaags, maar op die leeftijd vond ik het toch aantrekkelijk: het vierkante voorhoofd waarin de geweldig donkere ogen het behoedden voor lelijkheid. De kracht straalde uit elke lijn en uit zijn gehele voorkomen. Met welluidende stem leidde hij het zingen in dat enorme gebouw. Met zijn armen uitgestrekt en de maat tikkend met zijn gezangenboek hield hij de duizenden stemmen bij elkaar, terwijl zijn eigen stem zonder enige zichtbare of overmatige inspanning overal bovenuit kwam. Ik herinner me dat een voorname buitenlander in de krant schreef dat het zingen in Spurgeons gemeente mooier was dan waar dan ook in Engeland.
Het gebouw had drie galerijen en die waren alle drie afgeladen vol. Tegenover ons, op de voorste bank van de galerij, hadden de belangrijkste leden van het kabinet plaatsgenomen. Zij zaten daar elke zondag, misschien wel meer om lessen in welsprekendheid te ontvangen dan vanwege hun zielsbelang. Wij waren al vroeg in het gebouw, maar het was al niet meer mogelijk om een zitplaats te krijgen. Ik moest dus twee uur staan. Maar uitgeput raakte ik niet, want de menigte stond zo dicht op me dat mijn voeten mijn gewicht niet meer hoefden dragen. Ik ben vergeten waar de preek over ging, maar ik herinner me dat de prediker geen bezwaar maakte tegen de lachsalvo’s die volgden op de geestige opmerkingen om zijn betoog te verlevendigen, hoewel zijn onderwerpen ernstig en indrukwekkend waren. Maar de sterkste indruk was dat de prediker gedurende zijn gehele uiteenzetting de absolute aandacht van zijn gehoor vasthield. Niet één oog dwaalde door het gebouw, niet één moment verslapte de aandacht.
Met zo’n populariteit als Spurgeon toen genoot moet het een geduchte vuurproef zijn om eenvoudig en oprecht van karakter te blijven. Het zou niemand verbazen als een strenge, pessimistische bisschop met Bijbelgetrouwe ideeën tegen zijn kapelaan had gezegd: ‘Let eens op die man, je zult zien dat hij diep zal vallen.’ Maar Spurgeon viel niet. Ongetwijfeld was de godsvrucht, die zijn levensprincipe was, zijn kracht om door te gaan. En daarnaast was hij een man die zijn gezond verstand goed gebruikte. Hij trouwde zo vroeg mogelijk in zijn loopbaan de juiste vrouw en hoewel hij een toegewijde echtgenoot was, was hij nadrukkelijk een ‘man onder de mannen’ en geen ‘man onder de vrouwen’ Zorgvuldig vermeed hij de verzwakkende invloed van vrouwelijke vleierij. Hij was uitermate oprecht en ging het niet uit de weg om als dat nodig was, zelfs hen die het belangrijkst voor hem waren krachtig tegen te spreken. Hij hield er ook geen kunstmatige normen voor vroomheid op na. Als het ging om heiligheid ging hij niet af op praat of gewaad, maar richtte zich op het wezenlijke van het christelijke leven: waarheid, eerlijkheid en liefde tot God en de naaste. Spurgeon was geen asceet en was ook niet uit op bijzondere dingen. Ik herinner me een opmerking van een kritische waarnemer. Hij zei: ‘Spurgeon is niet beter dan andere mensen. Ik zie hem elke dag roken in de bus temidden van de andere mannen.’ Die ‘andere mannen’ waren zich ongetwijfeld wél bewust van de werkelijkheid in Spurgeon die aan de waarneming van deze religieuze criticaster ontging.
Spurgeons gedrukte preken hebben een invloed gehad die niet beperkt werd door de horizon van zijn eigen overtuigingskracht. Ze zijn als een zuurdesem geweest voor het onderwijs van velen een heel ander kerkelijk standpunt hadden. In een afgelegen deel van Cumberland ontmoette ik eens een heel hoogkerkelijke predikant die me vertelde dat hij nooit een preek schreef zonder eerst een preek van Spurgeon te lezen. En als voorbeeld van de grote invloed die zijn preken ook op mensen van lagere standen hadden, zal ik de ervaring van mijn vriend, de heer Aldous uit Sheffield, hier opschrijven. Die liep eens in Londen door een smal steegje tussen twee belangrijke doorgaande wegen. Hij ging een kleine kruidenierszaak binnen om iets onbelangrijks te kopen en zag daar een stapel gedrukte exemplaren van Spurgeons preek van de zondag daarvoor liggen. Hij kocht er één van en was daar zo van onder de indruk dat hij de volgende dag naar de winkel terugging om er nog één te kopen, maar ze waren al uitverkocht. Wat moet er zo veel goede zuurdesem zijn verspreid zijn onder een klasse die op een andere manier wellicht nooit zou zijn bereikt.
Daarna heb ik Spurgeon verschillende jaren niet kunnen beluisteren. Ik denk dat het in 1865 was dat hij in het raadhuis van Sheffield een dienst leidde en samen met de heer Aldous ging ik er naar toe. Alle aantrekkelijkheid van Spurgeons jeugdige verschijning was verdwenen. Hij zag er verruwd uit, zelfs op het ongure af, zwaar van lichaam en gelaatstrekken. Zodra hij begon te spreken, merkte ik echter dat hij nog steeds met dezelfde kracht sprak en dat de man zelf onveranderd was. Het raadhuis van Sheffield was een seculier gebouw en nu het deze avond als kerkgebouw gebruikt werd, was er nauwelijks enig respect, zoals betamelijk bij een eredienst. Achter het spreekgestoelte zat de galerij vol met de ruwste mannen uit Sheffield. Ze hielden hun hoed op en praatten en lachten hoorbaar tot de predikant verscheen. Hij keek op naar de galerij die met deze oneerbiedige menigte gevuld was en zei: ‘Voor ik verder ga, wens ik op te merken dat het gebruikelijk is voor christelijke mannen dat, als er ergens een godsdienstoefening gehouden wordt, de hoeden afgezet worden. Als hier Joodse vrienden zijn, houden die hun hoofddeksel natuurlijk op.’ Binnen een tel was elk hoofddeksel af en een zacht gegrinnik verraadde dat de humor van de situatie gewaardeerd werd. Later zei de heer Aldous: ‘Ik had nooit gedacht dat een menselijk wezen ooit in staat zou zijn het Sheffields gepeupel hun hoed af te laten nemen.’ Na dit gebeuren was het gedrag van de mannen op de galerij voorbeeldig. Ze erkenden dat ze hun meerdere hadden ontmoet.
Tijdens deze dienst vertelde Spurgeon het volgende voorval. ‘Ik sprak eens met een rijke jongeman die met volle teugen genoot van al het goede dat de wereld hem kon bieden. Hij bleef volhouden dat religie maar een melancholisch gedoe was. Hij zei: ‘Ik kan uw christelijke mensen niet uitstaan. Hun godsdienst maakt hen niet blij of aangenaam. Het lijkt wel of ze altijd in problemen zitten. Ze klagen, zuchten en steunen.’ Ik zei tegen hem: ‘Kom met me mee, mijn vriend. We zullen eens één van je klagende christenen bezoeken.’ Ik nam hem mee naar een vervallen zolderkamertje waar een arme oude vrouw, dubbelgevouwen door de reumatiek en kreunend van de pijn naast de koude, lege haard zat. ‘Ah,’ zei zij, ‘ik heb zo’n verschrikkelijke pijn en het gaat nooit over.’ Ik zei tegen haar: ‘Lieve vriendin, kijk eens naar deze jonge man. Hij is rijk, gezond en sterk. Hij heeft alle plezier dat de wereld hem kan bieden en is zonder God in de wereld. Zeg eens, zou je met hem willen ruilen?’ ‘Ruilen met hem!?’ was het veelzeggende antwoord.’
De aanwezigen snikten luid. De ferme man naast mij was in tranen. Het waren slechts drie woorden, maar ze werden met zoveel nadruk uitgesproken dat ze in merg en been drongen en nooit vergeten zullen worden. Daarna ben ik Spurgeon nooit meer tegengekomen, hoewel ik erg veel gehad heb aan zijn gedrukte preken.