Als een herder zal Hij Zijn kudde weiden: Hij zal de lammetjes in Zijn armen bijeenbrengen en in Zijn schoot dragen; de zogenden zal Hij zachtjes leiden.(Jesaja 40:11) Lees verder Johannes 10:11—29.
En als de Opperherder verschijnt, dan zult u de onverwelkbare krans van de heerlijkheid verkrijgen” (1 Petrus 5:4). Christus is dus de Opperherder bij Zijn wederkomst. Dan zal de wereld zich verbazen dat Hij, hoewel Hij alleen is in de verzoening en de rechtvaardiging, niet alleen is in het dienen en de heerlijkheid. Dan zal elke dienaar die zijn schapen heeft gevoed en elke leraar die de lammetjes heeft gevoed, verschijnen. Jullie allemaal, heilige mannen en vrouwen, die op welke manier dan ook bijgedragen hebben aan het leiden, besturen, voeden en beschermen van Zijn dierbare, met bloed gekochte kudde. Kijk, Hij heeft geen kroon als de goede Herder en we lezen niet van een kroon voor Hem als de grote Herder. Maar als Hij komt “met de kroon waarmee zijn moeder hem kroonde,” dan zal ook jij met Hem verschijnen in heerlijkheid met de kroon van het leven die niet zal vergaan. Ik weet niet of je dit interessant vindt, maar ik vond het interessant toen ik dit zag: Goed in Zijn sterven, groot in Zijn opstanding en de overste in Zijn wederkomst. Daar ligt zoveel kracht in — goed voor mij als zondaar, groot voor mij als heilige en mijn Overste als één met Hem in Zijn heerlijke heerschappij. Ik kom, als het ware, langs drie trappen — als zondaar kijk ik naar de goede Herder (Johannes 10:11) die Zijn leven geeft voor Zijn schapen, als een heilige kijk ik naar de grote Herder (Hebreeën 13:20) om mij te volmaken in elk goed werk, naar Zijn wil. Dit brengt mij nog verder, ik sterf, ik sta op, ik wandel in opstandingsleven en nu kijk ik naar de Opperherder en hoop uit Zijn handen de kroon van het leven te ontvangen die Hij mij zal geven. Hij zal die niet alleen aan mij geven maar aan iedereen die Zijn verschijning liefheeft — de goede, grote Opperherder
Ter overdenking
Spurgeon beschrijft Oud Testamentische voorbeelden van Christus als de Herder — Abel, de vermoorde herder (Genesis 4:2,4,8), Jacob, de zwoegende herder (Genesis 31:38–41), Jozef, heerser in de wereld voor het welzijn van zijn volk (Genesis 37:2; 49:22–24), Mozes, de herder van een afgescheiden volk (Exodus 3:1; 10:9,24–26), David, de herderskoning onder Gods volk (Psalm 78:70–71). Hoor jij bij Christus’ kudde?
Preek 652, 1 oktober 1865