Judas, niet de Iskariot, zei tot Hem: Heere, wat is het dat Gij U aan ons zult openbaren en niet aan de wereld? Johannes 14:22 Verder lezen: 2 Korinthe 12:1-10
Een tijdje geleden las ik iets over een zekere ds. Tennant. Hij moest op een avond gaan preken en had zin om nog even te wandelen. Toen hij in een bos aan het wandelen was, voelde hij zo overweldigend de aanwezigheid van Christus en zo’n openbaring van Hem, dat hij neerknielde, en op de tijd dat hij moest preken, konden ze hem nergens vinden. Hij bleef daar uren, terwijl hij niet besefte of hij in of buiten het lichaam was. En toen zij hem bij de dagelijkse werkelijkheid terugbrachten, zag hij eruit als iemand die met Jezus geweest was en wiens gelaat glinsterde. Hij zei dat hij dat moment van gemeenschap nooit vergeten zou, tot de dag van zijn dood toe, toen (ook al kon hij Hem niet zien) Christus er was en van hart tot hart op de heerlijkste manier gemeenschap met hem had. Een wonderbaarlijk schouwspel moet dat geweest zijn. Je moet hier iets van af weten, al is het niet veel; anders ben je nog niet ver in je geestelijke wandel. God moge je verder onderwijzen en je dieper inleiden! ‘Dan zul je kennen en vervolgen de Heere te kennen.’ Wat zullen dan de natuurlijke gevolgen van deze geestelijke manifestatie zijn? Het eerste gevolg zal nederigheid zijn. Als iemand zegt: ‘Ik had die en die geestelijke gemeenschap, ik ben een groot mens’, dan heeft hij uiteindelijk nooit enige gemeenschap gehad, want ‘God weerstaat de hovaardigen, maar de nederiger, geeft Hij genade.’ Hij wil niet dicht bij hen komen om hen te kennen en zal hun nooit enige liefdeblijken geven. Ook zal zoiets een mens gelukkig maken; want hij moet gelukkig zijn die dicht bij God leeft. Verder zal het een mens heiligheid geven. Een mens die niet heilig is, heeft deze openbaring nooit gehad. Sommige mensen belijden heel wat; maar geloof een mens niet, tenzij je ziet dat zijn daden overeenkomen met wat hij zegt.
Ter overdenking
Het bovengenoemde verslag kan een zegen of een verzoeking voor je zijn.
Preek nr. 29