Want wat voor de wet onmogelijk was, krachteloos als zij was door het vlees, dat heeft God gedaan: Hij heeft Zijn eigen Zoon gezonden in een gedaante gelijk aan het zondige vlees en dat omwille van de zonde, en de zonde veroordeeld in het vlees. (Romeinen 8:3) Lees verder Lukas 7:34—50.
De Vriend van zondaren was nadrukkelijk en boven alle andere leraren de Vijand van de zonde. Zijn haat voor de zonde was niet zomaar een gevoel, het was het principe van Zijn hart. Het glinsterde niet af en toe, het was een constante vlam. Hij haatte de zonde onverbiddelijk, als ik het zo mag zeggen. Nooit was er een wapenstilstand. Hij achtervolgde de zonde overdag in Zijn bediening en ’s nachts in Zijn gebed. Hij leefde om de zonde te verslaan en Hij stierf om de zonde te vernietigen. En nu, opgestaan in heerlijkheid, vertrapt Hij zowel de zonde als Satan. Hij is geopenbaard zodat Hij het werk van de duivel zou verbreken, Hij heeft een stormram opgesteld en zal de burcht van Satan niet verlaten totdat er niet één steen meer op de ander bevestigd is. In het leven van onze Heere was Zijn goedheid voor zondaren de natuurlijke vorm waarin Hij Zijn haat voor de zonde liet zien. Net zoals een arts, omdat hij de tegenstander is van de ziekte toont hij diepe interesse in hen die door die ziekte getroffen zijn. Dat onze Heere met zondaren omging is op geen enkele manier een bewijs dat Hij een Vriend van de zonde was, net zoals we een arts er niet van verdenken dat hij bevriend is met de ziekte. Een bekwame arts is de vriend van de zieke, maar wie kan er iemand vinden die meer vastberaden en verbeten is om de vijand uit te schakelen dan deze arts? Aangezien degenen die gezond zijn geen behoefte hebben aan een arts, zoekt Jezus hen niet. Maar omdat de zieken Hem nodig hebben, zoekt Hij hen, niet uit liefde voor hun zonde maar uit liefde voor hen, zodat ze verlost kunnen worden uit de harde slavernij waarin de zonde hen houdt.
Ter overdenking
God haat alle zonde (Spreuken 6:16–19; Zacharia 8:17; Maleachi 2:16; Openbaring 2:6). Verbazingwekkend genoeg houdt Hij niet van onze vernietiging, Hij wil dat we ons afkeren van de zonde en ons terugkeren tot Hem (Ezechiël 33:11). De Heere Jezus wil je zonden niet door de vingers zien, noch verlangd Hij ernaar je voor je zonden te veroordelen (Johannes 8:11; 2 Petrus 3:9). Gebruik je de mogelijkheid om op Hem te vertrouwen?
Preek nr. 699, 8 juli 1866