Zie, zij zijn als stoppels, vuur verbrandt hen, zij kunnen zichzelf niet redden uit de greep van de vlammen. Het is geen kolengloed om er zich bij te warmen, geen vuur om erbij te zitten. (Jesaja 47:14)
Lees verder Lukas 16:19—31.
In de Schrift wordt er soms van de komende toorn gesproken als van de tweede dood. Stel je iemand voor die sterft, hij sterft van de pijn. Dan wordt hij weer opgewekt om weer te sterven. Zo sterft hij voortdurend terwijl hij toch leeft. Sterven en toch ademen. Vergaan en toch bestaan. Ontbonden zijn maar toch nog in het lichaam zijn. Dat, wat je nu voor je ziet is de Bijbelse weergave van de straf — “de tweede dood.” O ziel, er zijn geen woorden te vinden om de vreselijkheid hiervan ook maar voor een duizendste deel te verwoorden! Geen taal die door de meest ernstige profeet gesproken is, kan de enorme verschrikking van de komende toorn verwoorden. Ik weet dat mensen soms zeggen dat Gods predikers te hard zijn maar we kunnen niet hard genoeg spreken! We zeggen het nog eens, zelfs huilend, dat onze woorden het gevaar niet kunnen schilderen. We kunnen zelf het gevaar niet voelen zoals we zouden willen. Maar als onze lippen een taal vonden, als we konden spreken zoals we wel eens voelen dan zouden we tot je spreken tot je niet meer zou eten, drinken en slapen totdat je je toevlucht in Jezus’ wonden gezocht en gevonden had! Maar we zijn zo zwak, of jullie hart is zo hard, dat we zijn als iemand die steentjes tegen een muur gooit, ze komen met dezelfde snelheid weer terug. Oh in plaats daarvan zouden we een boogschutter willen zijn die zijn pijlen tussen de verbindingen van je harnas schoot zodat je hart verwond zou worden door de pijlen van de Koning
Ter overdenking
De menselijke natuur denkt begrijpelijkerwijs graag dat iedereen naar de hemel gaat of dat ze gewoon ophouden met bestaan. Maar onze zonde is daar veel te ernstig voor. Het is uit liefde, niet uit wraak dat de Bijbel ons waarschuwt voor een eeuwig bestaan waarbij de fysieke dood op kinderspel lijkt (Markus 9:43–48; Openbaring 14:11). Huil jij voor jezelf of voor degenen die deze bestemming hebben (Filippenzen 3:18–19)?
Preek 444, 13 april 1862