Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefhad. 1 Johannes 4:19
Dit is een bijzonder leerstuk, en ik zou er heel goed een leerstellige preek over kunnen houden. De hoofdinhoud daarvan zou de soevereine genade van God zijn. Het is duidelijk dat Gods liefde aan de onze voorafgaat: ‘Hij had ons eerst lief.’ Uit onze tekst wordt ook duidelijk dat Gods liefde de oorzaak is van de onze, want ‘wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefhad.’ Als we dus ver in de tijd teruggaan, of liever voordat de tijd bestond, en we ontdekken dat God ons liefheeft met een eeuwige liefde, begrijpen we dat de reden voor Zijn keuze niet is dat we Hem liefhadden, maar dat het Hem behaagde om ons lief te hebben. Hij had redenen om ons lief te hebben, want we lezen over de raad van Zijn wil. Die redenen zijn Hemzelf bekend. Maar ze betreffen in ieder geval niet iets goeds in ons en ook geen goedheid die Hij in ons voorzag. Wij werden eenvoudig gekozen omdat Hij genadig wil zijn die Hij genadig is. Hij had ons lief omdat Hij ons liefhad. De gave van Zijn geliefde Zoon, die een direct gevolg was van het van Zijn volk, was zo’n groot offer van God, die kon niet worden opgewekt door enige goedheid in de schepping. De grootste godsvrucht zou onmogelijk een gift verdienen die zo groot is als de gave van de Eniggeborene. Ónmogelijk kon iets in de mens de menswording en het medelijden van de Verlosser veroorzaken. Onze verlossing komt, net als onze verkiezing, voort uit de spontane liefde van God die uit Hemzelf ontspringt. En onze wedergeboorte, waarin wij gemaakt worden tot deelhebbers aan de goddelijke zegeningen in Jezus Christus, kwam niet uit ons of door ons. Wij zijn niet bekeerd omdat we er al toe neigden. En we zijn niet wedergeboren omdat er al iets goeds in onze natuur was.
We moeten onze nieuwe geboorte volledig toeschrijven aan Zijn machtige liefde. Die werkte krachtig in ons en maakte ons van dood levend, keerde ons van het duister naar het licht en bracht ons van de vervreemding van ons verstand en de vijandschap van onze geest op dat heerlijke pad van liefde waarover we nu naar de hemel reizen. Als mensen die vertrouwen op de naam van Christus zijn wij ‘niet uit bloed, niet uit de wil van vlees en ook niet uit de wil van een man, maar uit God geboren’ (Joh. 1:13). De hoofdinhoud van de tekst is dat Gods liefde nergens door werd veroorzaakt, maar uit Hemzelf ontsprong en dat dat de enige manier was waarop Hij ons ertoe bracht om Hem lief te hebben. Onze liefde voor Hem is als een kabbelend beekje dat zijn weg zoekt naar de oceaan, omdat het daarvandaan kwam. Alle rivieren vloeien naar zee, maar het water kwam daar eerst vandaan. De wolken die de machtige oceaan uitademde, losten op in regen en vulden de beekjes met water. Dat is hun eerste oorsprong. En alsof een gevoel van plicht ze leidt, stromen ze er gehoorzaam naar terug. De oceaan van Gods liefde, zo breed dat zelfs de vleugels van de verbeelding er niet overheen kunnen vliegen, laat zijn schatten van genade regenen. Ze druppelen in onze harten, die zijn als de woestijn. Ze doen onze harten overvloeien, en in stromen van dankbaarheid vloeit het levenbrengende vocht terug tot God. Alle goede dingen komen van U, grote God! Uw goedheid bewerkt onze goedheid. Uw oneindige liefde tot ons brengt ons tot het liefhebben van U.
Maar lieve vrienden, ik geloof niet dat het na zoveel jaar van onderwijs in de leerstellingen van ons heilige geloof nog nodig is om het veelbetreden dogmatische pad te nemen. Ik wil de parallelweg nemen en dezelfde waarheid vanaf een andere kant bezien. Ik wil een meer bevindelijke preek houden, en wellicht is dat zelfs meer in lijn met de context en met de bedoeling van de schrijver dan een leerstellige uiteenzetting. De tekst presenteert een feit dat we zelf gewaar zijn geworden. Op die manier zegt de tekst: ‘Een besef van de liefde van God tot ons is de oorzaak van onze liefde tot Hem.’ Als we geloven, weten en voelen dat God ons liefheeft, is het logische gevolg dat we Hem ook gaan liefhebben. En naarmate onze kennis dieper, ons geloof groter en onze overtuiging sterker wordt dat God ons echt liefheeft, worden we met heel ons wezen gedrongen om ons hart wederkerig aan God te geven. Die kant gaat de preek vanmorgen op. God geve Zijn zegen aan ieder van ons, door Zijn Heilige Geest
I. We denken eerst aan de onmisbare noodzaak van liefde tot God in het hart.
Er zijn genadegaven die belangrijk zijn voor gezonde groei, maar die toch niet absoluut noodzakelijk krachtig aanwezig hoeven zijn als iemand geestelijk leven heeft. Maar liefde tot God moet aanwezig zijn in het hart, of anders is er in het geheel geen genade. Als iemand God niet liefheeft, is hij geen vernieuwd mens. Liefde tot God is het merkteken dat altijd op de schapen van Christus wordt gezet, en nooit op andere schapen.
Als ik deze zeer belangrijke waarheid uiteenzet, moet u heel goed op het verband van de tekst letten. In het zevende vers van dit hoofdstuk wordt gesteld dat liefde tot God een noodzakelijk kenmerk is van de nieuwe geboorte: ‘Ieder die liefheeft, is uit God geboren en kent God.’ Ik heb daarom het recht niet om te geloven dat ik een wedergeboren mens ben, tenzij mijn hart God werkelijk en oprecht liefheeft. Als ik God niet liefheb, is het zinloos voor mij om te citeren uit een register van een kerkelijke ceremonie (Spurgeon bedoelt het doopregister) en te zeggen dat die mij heeft wedergeboren. Dat deed zij zeker niet, het gevolg zou veel duidelijker zijn.
Als ik wedergeboren ben, zal ik niet volmaakt zijn. Maar één ding kan ik in ieder geval zeggen: ‘Heere, U weet alle dingen, U weet dat ik van U houd’ (Joh. 21:17). Als we geloven dat we het voorrecht hebben ontvangen dat we kinderen van God zijn, krijgen we de natuur van een kind, en met de liefde van een kind roepen we: ‘Abba, Vader.’ Op deze regel bestaat geen uitzondering. Als iemand God niet liefheeft, is hij ook niet uit God geboren. Laat me een vuur zonder hitte zien en toon me een wedergeboorte die geen liefde tot God voortbrengt. Zoals de zon wel licht móét geven, zo is het het wezen van een door Gods genade vernieuwde ziel om oprechte genegenheid voor God te tonen. U moet wedergeboren worden. Maar u bent niet wedergeboren, tenzij u God liefhebt. Wat is liefde tot God dus onmisbaar!
In vers 8 wordt ons verteld dat liefde tot God het kenmerk is dat wij God kennen. Echte kennis is wezenlijk voor verlossing. Gods redding gebeurt niet in het duister. Hij is ‘ons licht en ons heil’ (Psalm 27:1). Wij worden vernieuwd tot kennis, overeenkomstig het beeld van Hem Die ons geschapen heeft (Kol. 3:10). Hier staat: ‘Wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde.’ Wat u ook geleerd heeft vanaf de preekstoel, hoe u ook heeft gestudeerd in de Schrift, alles wat u aan kennis heeft verzameld, wat u bijeengegaard heeft in bibliotheken, het is allemaal volstrekt geen kennis van God, tenzij u God liefheeft. Want in de ware religie zijn liefde tot God en kennis van God hetzelfde. Zonder liefde bent u nog in uw onwetendheid, een onwetendheid van de ongelukkigste en meest verderfelijke soort. Elk talent is vergankelijk als de liefde het niet als zout conserveert. Wat talen betreft, zij zullen ophouden, en wat kennis betreft, zij zal tenietgedaan worden (1 Kor. 13:8). Deze liefde moet u hebben, en anders bent u eeuwig een dwaas. Alle kinderen van het ware Sion zijn door de Heere onderwezen. U bent niet door God onderwezen, tenzij u God liefhebt. Zie dus dat u verstoken bent van alle ware kennis van God en van de hele verlossing als u verstoken bent van de liefde tot God.
Verder leert dit hoofdstuk ons dat liefde tot God de wortel is van liefde tot anderen. Vers 11 en 12: ‘Geliefden, als God ons zo liefhad, moeten ook wij elkaar liefhebben. Als wij elkaar liefhebben, blijft God in ons en is Zijn liefde in ons volmaakt geworden.’ Wie andere christenen niet liefheeft, is geen christen. Een kerklid dat niet met hart en ziel tot de kerk behoort, is slechts een indringer in de familie. Omdat liefde tot onze broeders voortkomt uit liefde tot onze gezamenlijke Vader, is het duidelijk dat we liefde tot die Vader moeten hebben. Anders zullen we tekortschieten in een van de onmisbare kenmerken van de kinderen van God. ‘Wij weten dat wij zijn overgegaan uit de dood in het leven, omdat wij de broeders liefhebben’ (1 Joh. 3:14). Maar we kunnen de broeders niet werkelijk liefhebben als wij niet ook de Vader liefhebben. Als we dus liefde tot God missen, missen we liefde tot de kerk en een noodzakelijk kenmerk van genade.
Als we weer terugkeren naar de context, vindt u in het achttiende vers dat liefde tot God een belangrijk middel is waardoor wij de heilige vrede ervaren en die vrede is een noodzakelijk kenmerk van een christen. ‘Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede bij God door onze Heere Jezus Christus’ (Rom. 5:1). Maar als er geen liefde is, is zulke vrede er niet. De vrees houdt immers straf in, hij drukt de ziel terneer. Daarom is liefde de onmisbare metgezel van geloof, en als zij samenkomen, is vrede het gevolg. Als er een vurige liefde tot God is, ontstaat er een heilige vertrouwelijkheid met God, waaruit vrede, vreugde en rust voortvloeien. Liefde moet met geloof samenwerken en de vrees uitdrijven, zodat de ziel vrijmoedigheid heeft voor God. O christen, u kunt de goddelijke natuur niet door wedergeboorte in u hebben en die nieuwe natuur kan zich niet openbaren in liefde tot de broeders, zij kan niet bloeien met de prachtige bloemen van vrede en blijdschap, tenzij uw liefde tot God uitgaat. Laat Hij dus uw hoogste vreugde zijn. Verheug uzelf zo in de Heere. O, heb de Heere lief, u die Zijn heiligen bent!
Als we weer teruggaan naar de brief van Johannes en het derde vers van het volgende hoofdstuk (5) lezen, zien we dat liefde de oorsprong is van ware gehoorzaamheid. ‘Want dit is de liefde tot God, dat wij Zijn geboden in acht nemen.’ Iemand die Gods geboden niet gehoorzaamt, is overduidelijk geen echte gelovige. Want ook al redden goede werken ons niet, toch zullen gelovigen zeker goede werken voortbrengen als zij gered zijn. Ook al is de vrucht de wortel van de boom niet, een boom die goed geworteld is, zal vrucht voortbrengen op zijn tijd (Psalm 1:3). Dus ook al maakt gehoorzaamheid aan de geboden mij geen kind van God, toch zal ik als kind van God gehoorzaam zijn aan mijn hemelse Vader. Maar dat kan ik niet zijn, tenzij ik God liefheb. Een gehoorzaamheid die slechts uiterlijk is, een nette, formele erkenning van de wetten van God, is in Gods ogen geen gehoorzaamheid. Hij heeft een afschuw van offers als het hart er niet in meekomt. Ik moet gehoorzamen omdat ik liefheb, en anders heb ik niet in geest en waarheid gehoorzaamd. Om de onmisbare vruchten van reddend geloof voort te brengen, moet er dus liefde tot God zijn. Want zonder liefde is ons geloof niet echt en in wezen onmogelijk.
Ik hoop dat het niet nodig is om dit nog verder uit te werken. Liefde tot God is even natuurlijk voor een vernieuwd hart als dat een baby van zijn moeder houdt. Wie moet een kind overtuigen dat het moet liefhebben? Even zeker als u het leven en de natuur van God in u heeft, zult u de Heere zoeken. Evenals een vonk, die de natuur van vuur in zich draagt, omhoog stijgt om de zon te zoeken, zal uw nieuwgeboren geest zijn God zoeken van wie hij het leven ontving. Onderzoek uzelf dus of u God liefheeft of niet. Leg uw hand op uw hart en geef Hem antwoord, alsof u voor Hem stond, Wiens ogen zijn als een vuurvlam (Openb. 1:14). Maak Hem op dit moment uw biechtvader en beantwoord deze ene vraag: ‘Houdt u van Mij?’ Ik geloof dat velen van u kunnen zeggen:
‘Ja, wij houden van U, we geven U eer;
O, geef ons genade, dat wij U liefhebben, meer en meer.’
II. Laten wij nu leren wat de bron en oorzaak is van ware liefde tot God. ‘Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefhad.’ Overal waar werkelijke liefde tot God bestaat, is dat ontstaan door het geloof dat God ons liefheeft. Niemand heeft God lief, totdat hij weet dat God hem liefheeft. En elke gelovige heeft God lief, allereerst en voornamelijk omdat God hem liefheeft. Hij heeft gezien hoe onwaardig hij de goddelijke gunst is, maar hij geloofde Gods liefde in de gave van Zijn geliefde Zoon. Hij heeft de verzoening aanvaard die Christus als bewijs van Gods liefde heeft teweeggebracht. En verzadigd van goddelijke genegenheid wordt het een noodzaak voor hem om zijn God lief te hebben. Zie dus dat liefde tot God niet in het hart ontspringt door een belangeloze bewondering van de natuur van God. Nadat we God zijn gaan liefhebben omdat Hij ons eerst liefhad, kunnen we echter zo groeien in genade dat we God liefhebben om Wie Hij is. Ik geloof dat het mogelijk is dat ons hart in zo’n toestand komt dat onze liefde zich richt op Gods lieflijkheid in Zijn eigen wezen. We kunnen komen tot het liefhebben van Hem omdat Hij zo wijs is, zo machtig, zo goed, zo geduldig, zo alles wat liefhebbenswaardig is. Dit kan de rijpe vrucht zijn van volwassenheid in het geestelijk leven. Maar het is nooit de eerste bron van de genade van liefde in het hart van een mens.
Ook de apostel Johannes, de man die achter het voorhangsel gekeken had en de uitnemende heerlijkheid had gezien, meer dan enig mens, de man die zijn hoofd op de borst van de Heere had gelegd en de heiligheid van de Heere had gezien, de man die de onnavolgbare schoonheid had opgemerkt van het karakter van de vleesgeworden God, ook Johannes zeg niet: ‘We hebben Hem lief, omdat we Hem bewonderen.’ Hij zegt: ‘We hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefhad.’ Broeders, als dat soort belangeloze liefde die ik u heb beschreven van een zondaar werd verlangd, zou ik niet weten hoe hij die zou kunnen opbrengen.
Twee heren van stand, gelijk in rang in de samenleving, de een is volstrekt niets aan de ander verplicht, kunnen gemakkelijk een belangeloze bewondering en genegenheid koesteren voor elkaars karakter. Ze zijn gelijk. Maar ik, arme zondaar, van nature in de modder gezonken, vol van alle kwaad, veroordeeld, de dood schuldig, zodat mijn enige loon is om in de hel geworpen te worden, ik ben zo verplicht aan mijn Zaligmaker en mijn God, dat het betekenisloos zou zijn om te praten over belangeloze liefde voor Hem. Aan Hem dank ik mijn leven, mijn alles. Overigens, tenzij ik een glimp van Zijn genade en goedheid voor de schuldige opvang, is Zijn heilige en rechtvaardige karakter voor mij niet iets dat ik liefheb. Ik vrees de zuiverheid, die mijn bezoedeling veroordeelt. Ik sidder bij de gerechtigheid, die mij zal verteren om mijn zonde. O zoeker, bezwaar uw hart toch niet met prachtige vondsten als belangeloze liefde, maar wees tevreden met de geliefde discipel om Christus lief te hebben, omdat Hij u eerst liefhad.
Nogmaals, onze liefde tot God komt niet voort uit de kracht van een wilsbesluit. Ik betwijfel zeer of ook maar iets in de wereld, goed of kwaad, daaruit voortkomt. Er zijn mensen die de wil als een soort godheid omhooggestoken hebben, de wil doet in hun ogen wat hij wil met aarde en hemel. Maar in werkelijkheid is de wil geen heer, maar knecht. Voor de zondaar is de wil een slaaf. En voor de heilige is de wil heel gelukkig aan God verbonden, ook al is hij vrijgemaakt. Mensen willen niet iets puur omdat zij het willen, maar omdat hun genegenheid, hun passie of hun oordeel hun wil daartoe aanspoort. Niemand kan opstaan en in waarheid zeggen: ‘Ik wil God liefhebben, en de satan niet, zonder dat ik daarvoor ben beïnvloed of geholpen.’ Zulke trotse en aanmatigende taal ontmaskert hem als een leugenaar. Het is duidelijk dat hij zichzelf aanbidt. Iemand kan God alleen liefhebben als hij redenen heeft ontdekt om dat te doen. En de eerste reden om God lief te hebben, die het verstand beïnvloedt en het hart in beweging brengt, is de reden die in de tekst wordt genoemd: ‘We hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefhad.’
Nu we de tekst vanuit de negatieve hoek bekeken hebben, zullen we dat ook meer positief doen. Het is zeker, lieve broeders, dat geloof in het hart altijd aan de liefde voorafgaat. We geloven eerst de liefde van God voor ons, voor we wederkerig God liefhebben. En o, wat is dit een bemoedigende waarheid! Ik, een zondaar, geloof niet dat God mij liefheeft omdat ik liefde tot Hem voel, maar ik geloof eerst dat Hij mij liefheeft, zondaar als ik ben. En dan, nadat ik dat genadige feit heb geloofd, ga ik mijn Weldoener ook liefhebben. Misschien zeggen een paar zoekers tot zichzelf: ‘Als we God maar konden liefhebben, dan konden we op genade hopen.’ Maar dat is niet de eerste stap. Uw eerste stap is om te geloven dat God u liefheeft. En als die waarheid door de Geest vaststaat in uw ziel, zal er spontaan een vurige liefde tot God in uw ziel ontstaan, net zoals bloemen graag hun geur verspreiden onder de invloed van dauw en zon. Iedereen die ooit is gered, is niet als liefhebber van God tot Hem gegaan, maar als zondaar en moest Gods liefde tot hem als zondaar geloven.
We willen allemaal geld meenemen in onze zakken als we hongerig naar dit Egypte trekken om het brood des levens te kopen. Maar dat hoeft niet. Het brood uit de hemel wordt ons gratis verstrekt en we moeten het voor niets aannemen, zonder geld en zonder prijs (Jes. 55:1). Zegt u: ‘Ik voel geen enkele goede emotie in mijn hart. Het lijkt of er geen enkele goede gedachte in mij is. Ik vrees dat ik in het geheel geen liefde tot God heb.’ Blijf niet ongelovig wachten tot u deze liefde voelt. Als u daarop wacht, zult u nooit geloven. Het is waar, u moet God liefhebben. Maar u zult dat nooit doen totdat u Hem gelooft, tot u in het bijzonder Zijn liefde gelooft, zoals die is geopenbaard in Zijn eniggeboren Zoon. Als u tot God in Christus komt, geloof dan deze eenvoudige boodschap: ‘God was het namelijk Die in Christus de wereld met Zichzelf verzoende, en aan hen hun overtredingen niet toerekende’ (2 Kor. 5:19). Dan zult u merken dat uw hart naar God uitgaat. Wie in Jezus Christus gelooft, zal niet verloren gaan, maar eeuwig leven hebben (Joh. 3:16). Gelooft u dat? Kunt u nu geloven in Jezus, kunt u Hem vertrouwen? Dan geldt: Christus stierf voor u. Christus, de Zoon van God, leed om uw schuld in uw plaats. God gaf Zijn enige Zoon om voor u te sterven. ‘O’, zegt iemand, ‘als ik dat zou geloven, wat zou ik God dan liefhebben!’ Ja, inderdaad, dat zou u doen. Het is de enige overweging die u daartoe kan brengen. U, een zondaar, moet Christus als uw Zaligmaker nemen, en dan zal de liefde tot God spontaan opbloeien in uw ziel, zoals het gras na de regen.
Geloofde liefde is de moeder van wederkerige liefde. Een planeet weerkaatst het licht dat hij eerst van de zon ontving. De heliotroop in de tuin keert zijn bloemen naar de hemelbol, maar eerst moeten de zonnestralen hem verwarmen en het hof maken. U zult zich naar God keren, vreugde scheppen in God, u in God verblijden; maar dat zal alleen zo zijn omdat u eerst gelooft en weet en vertrouwt dat God u liefheeft. ‘O’, zegt iemand, ‘het kan niet zo zijn dat God een hatelijke zondaar liefheeft, dat de Zuivere van de onzuivere houdt, dat de Koning van het heelal Zijn vijand liefheeft.’ Hoor wat God zegt: ‘Want Mijn gedachten zijn niet uw gedachten, en uw wegen zijn niet Mijn wegen, spreekt de HEERE. Want zoals de hemel hoger is dan de aarde, zo zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen en Mijn gedachten dan uw gedachten’ (Jes. 55:8, 9). U denkt dat God mensen liefheeft omdat zij godvrezend zijn, maar luister hiernaar: ‘God echter bevestigt Zijn liefde voor ons daarin dat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren’ (Rom. 5:8). ‘Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen tot bekering te roepen, maar zondaars’ (Matth. 9:13). ‘Want toen wij nog krachteloos waren, is Christus op de bestemde tijd voor goddelozer» gestorven’ (Rom. 5:6). Denk hieraan: ‘Zijn grote liefde, waarmee Hij ons liefgehad heeft, ook toen wij dood waren door de overtredingen’ (Ef. 2:5). Gods hart is vol liefde voor hen die niets in zichzelf hebben wat liefde waard is. Hij heeft u lief, arme ziel die voelt dat u Zijn liefde volstrekt niet waard bent. Hij houdt van u, die treurt over een stenen hart dat maar niet warm wil worden en smelten van liefde tot Hem. Dit zegt de Heere: ‘Ik delg uw overtredingen uit als een nevel, en uw zonden als een wolk. Keer tot Mij terug, want Ik heb u verlost’ (Jes. 44:22).
O, dat Gods genadige stem deze morgen een paar van Zijn arme dwalers mocht roepen, zodat zij kwamen en Zijn liefde tot hen geloofden en zichzelf aan Zijn voeten wierpen om voor altijd Zijn knecht te zijn. Broeders, houd u ervan verzekerd dat we tot liefde tot God bewogen worden naar de mate waarin we volledig overtuigd zijn van Gods liefde voor ons. Laat de duivel u niet verleiden om te geloven dat God u niet liefheeft omdat uw liefde zwak is. Want als hij op de een of andere manier uw geloof in Gods liefde tot u kan verzwakken, blokkeert hij de loop van de stromen die de heilige genade van liefde tot God voeden. Als ik erover klaag dat ik God niet liefheb zoals ik behoor te doen, is dat een heilig berouw. Maar als ik daaruit concludeer dat Gods liefde tot mij minder is, ontken ik dat het licht is omdat mijn oog verduisterd is, en beroof ik mijzelf van de kracht om toe te nemen in liefde.
Laat ik liever meer en meer nadenken over de grootheid van Gods liefde voor mij, aangezien ik meer en meer zie dat ik Zijn liefde onwaardig ben. Als ik mij meer als zondaar ervaar, laat mij dan beter zien hoe groot de liefde is die een zondaar als mij omhelst. En als ik zo een dieper bewustzijn heb van de goddelijke genade, zal ik mij meer gedrongen voelen tot dankbaarheid en genoodzaakt tot liefde. O, mocht een grote golf van liefde ons recht in de oceaan van liefde voeren. Lieve broeders, zie dagelijks Gods liefdedaden voor u in Zijn gave van voedsel en kleding en in de voorzieningen voor dit leven die God u geeft. Zie ze bijzonder in de weldaden van Zijn verbond, de vrede die Hij overvloedig in uw hart uitstort, de gemeenschap met Hemzelf en Zijn gezegende Zoon waartoe Hij u verwaardigt, en de antwoorden op gebed die Hij u geeft. Let goed op deze dingen. Als u ze zorgvuldig bekijkt en op hun waarde schat, vermeerdert u de brandstof die de vlam van het offer van de liefde voedt.
Naar de mate waarin u in elke goede gave een nieuw teken van de liefde van uw Vader ziet, naar die mate zult u voort uitgang boeken in de zoete school van de liefde. O, het is hemels voedsel om Gods liefde te proeven in elk kruimeltje brood dat we eten. Het is een gezegend leven als we weten dat we een atmosfeer inademen die gezuiverd is en geurt van goddelijke liefde, dat liefde ons bewaakt terwijl we slapen, dat liefde als een zijden bedgordijn om ons bed hangt, dat liefde de oogleden elke morgen opent om naar ons te glimlachen als we ontwaken. Ja, zelfs als we ziek zijn, is het liefde die ons kastijdt. Als we gebrek lijden, is het liefde die een last van ons afneemt. Liefde geeft en liefde neemt. Liefde moedigt aan en liefde slaat. We zijn omringd door liefde, boven, beneden, rondom, vanbinnen, vanbuiten. Als we dit maar zouden zien, zouden we als vuurvlammen worden, gloeiend van ijver voor God. Kennis en opmerken zijn de uitstekende verzorgsters van onze kinderlijke liefde.
En, ach, de ziel groeit hard in liefde tot God als hij rust aan de boezem van goddelijke goedheid. U die door twijfel en vrees heen en weer gedreven wordt of u bent aangenomen of zult volharden tot het einde, u kunt nauwelijks vermoeden welke hartstocht het hart in vlam zet van de heiligen die geleerd hebben zichzelf geheel op Jezus te werpen en die niet aan Zijn onveranderlijke liefde twijfelen. Of ik zink of zwem, ik heb geen andere hoop dan Christus, mijn leven, mijn alles.
Ik weet dat Hij veilig bewaart,
Beschermt door Zijn macht,
wat ik in Zijn handen heb gegeven,
tot het beslissende uur.
En naar de mate waarin ik zo Bijbels vertrouw en rust in mijn Heere, zal mijn liefde tot Hem mijn hart geheel in beslag nemen en zal ik mijn leven toewijden aan de eer van de Verlosser. Geliefden, ik wil heel duidelijk maken dat we over de weg van het geloof moeten lopen om liefde tot God te voelen. Echt, het is geen moeilijke of gevaarlijke weg, maar een weg die door oneindige wijsheid is klaargemaakt. Het is een weg die bij zondaren past, en natuurlijk moeten ook heiligen die weg gaan. Als u God wilt liefhebben, kijk dan niet in uzelf of deze of die genade is zoals die behoort te zijn, maar kijk naar uw God en zie Zijn eeuwige liefde, Zijn grenzeloze liefde, Zijn kostbare liefde, die Christus voor u overgaf. Dan zal uw liefde nieuw leven en nieuwe kracht indrinken. Denk eraan dat waar liefde tot God in de ziel is, dat een teken is dat God die ziel liefheeft. Ik herinner me een ontmoeting met een christelijke vrouw die zei dat zij wist dat zij God liefhad, maar bang was dat God haar niet liefhad. Dat is zo’n onzinnige vrees dat die bij niemand zou moeten opkomen. U zou God echt niet liefhebben als Hij Zijn liefde niet overvloedig in uw hart had uitgestort.
Maar aan de andere kant kunnen wij niet concluderen dat God ons niet liefheeft als wij Hem niet liefhebben. Anders zou de zondaar bang moeten zijn om tot God te komen. O, liefdeloze zondaar, met een kil en levenloos hart, de stem van God roept ook u tot Christus. Zelfs tot hen die dood zijn in zonde, zegt Zijn stem: ‘Leef.’ Terwijl u ligt te trappelen in uw bloed, op het open veld weggeworpen uit afschuw van uw leven, komt de genadige Heere langs en zegt: ‘Leef (Ez. 16:4-6). Soeverein en machtig komt Hij, gekleed in kleren van liefde, en Hij raakt u aan, u die het niet waard bent om geliefd te worden, u de liefdeloze, verdorven, ontaarde zondaar, die in vijandschap met God leeft. Hij raakt u aan in uw vervreemding en Hij tilt u eruit op en zorgt dat u Hem gaat liefhebben. Hij doet dat niet omwille van uzelf, maar omwille van Zijn Naam en Zijn genade. U had Hem volstrekt niet lief, maar alle liefde kwam alleen van Hem. En daarom begon Hij u te zegenen en zal Hij u altijd blijven zegenen als u in Jezus gelooft. Uit de boezem van de Eeuwige ontspringt alle liefde.
III. Dit brengt ons er in de derde plaats toe om een moment na te denken over de herleving van onze liefde. Het is helaas mogelijk dat hier mensen zijn die God ooit ernstig liefhadden, maar nu afvallig zijn en onverschillig zijn geworden. Gods liefde tot ons verandert nooit, maar de onze vloeit te vaak weg als het laag-tij. Misschien zijn sommigen van u zo koud geworden dat het moeilijk is om zeker te weten dat u God ooit liefhad. Misschien bent u laks geworden, zo zelfs dat u censurabel bent. U bent teruggevallen en in een gevaarlijke toestand. Toch, als er inderdaad geestelijk leven in u is, zult u terug willen keren. U hebt gedwaald als een verloren schaap, maar uw gebed is: ‘Zoek Uw dienaar, want Uw geboden heb ik niet vergeten’ (Psalm 119:176). Merk goed op dat de oorzaak van uw liefde dezelfde is als die uw liefde moet herstellen. Eerst ging u als zondaar tot Christus en uw eerste daad was om de liefde van God voor u te geloven toen er niets in u was dat die liefde opriep. Ga die weg opnieuw. Stop niet om liefde te scheppen uit de droge bron in uzelf, mijn lieve broeder! Denk niet dat het mogelijk is dat liefde komt op uw bevel. Als iemand al zijn goederen zou geven voor liefde, zou dat volstrekt tevergeefs zijn. Denk aan de onveranderlijke genade van de Heere, en u zult het voorjaar van de liefde in uw ziel voelen terugkeren.
De Heere heeft nog steeds genade voor zondaren, Dij wacht nog steeds om genadig te zijn. Dij is even gewillig om u te ontvangen nu u zich als de verloren zoon gedroeg, als Dij zou zijn als Dij u thuisgehouden had bij de boezem van Zijn liefde. Veel overwegingen kunnen u, afvallige, helpen om Gods liefde meer te geloven dan ooit. Denk eraan hoe groot de liefde moet zijn die u nog steeds nodigt om terug te keren. Dij nodigt u, die tegen licht en beter weten in zo erg gezondigd hebt. U die nadat u zoveel heeft ervaren, uw belijdenis hebt verloochend. Dij had u rechtvaardig kunnen omhakken, want u heeft lang genoeg de aarde nutteloos beslagen (Luk. 13:7).
Toen Israël God verliet, was het een duidelijk bewijs van Jehova’s liefde toen Dij genadig zei: ‘Als een man zijn vrouw wegstuurt of zij bij hem weggaat en de vrouw van een andere man wordt, zal hij nog naar haar terugkeren?’ Iedereen antwoordt natuurlijk meteen met: ‘Nee!’ Wie zou een vrouw liefhebben die zichzelf zo bezoedeld heeft? Maar zo zegt de Heere: ‘U heeft met veel hoerenlopers gehoereerd, maar keer toch terug tot Mij’ (Jer. 3:1, Eng. vert.). Wat is deze liefde onvergelijkbaar groot. Door nog meer van zulke genadige woorden uit het derde hoofdstuk van de profetie van Jeremia. ‘Ga deze woorden prediken tegen het noorden, en zeg: Keer terug, afvallig Israël, spreekt de HEERE, Mijn aangezicht is tegenover u niet betrokken, want Ik ben goedertieren, spreekt de HEERE, Ik handhaaf Mijn toorn niet voor eeuwig’ (Jer. 3:12). ‘Keer terug, afkerige kinderen, spreekt de HEERE, want Ik heb u getrouwd. Ik zal u nemen, één uit een stad en twee uit een geslacht, en Ik zal u naar Sion brengen’ (Jer. 3:14).
Kunt u deze woorden zonder emotie aanhoren? Afvallige! Ik bid u, vlieg op de vleugels van Gods liefde naar Hem terug. Maar ik hoor u vragen: ‘Zal Dij mij ontvangen? Zal ik nog ooit aan Vaders boezem worden gedrukt, ooit nog een kind worden genoemd?’ Dat zal gebeuren. Verklaart Hij niet uw God te zijn? Hij verandert niet en daarom bent u niet verteerd (Mal. 3:6). De vlammen van liefde worden weer ontstoken in de boezem van de afvallige als hij beseft dat dit allemaal waar is. Hij roept: ‘Zie, hier zijn wij. Wij komen tot U, want U bent de HEERE, onze God’ (Jer. 3:22). Ik bid u dus als u zich bewust bent van grote nalatigheid en een dwalend hart: vraag niet aan Mozes om u naar Christus terug te brengen. Hij weet slechts de weg naar de vlammen van de Sinaï, niet naar het verzoenende bloed op Golgotha. Ga onmiddellijk tot Christus Zelf. Als u naar de wet gaat, uzelf begint te veroordelen en het gevoel krijgt dat u een soort geestelijke gevangenisstraf moet ondergaan, dat u door een soort mentaal vagevuur heen moet voordat u uw geloof in de Zaligmaker mag vernieuwen, hebt u het mis.
Kom gewoon zoals u bent, zo slecht als u bent, zo hard, koud en dood als u zichzelf voelt. Kom zelfs zo en geloof in de grenzeloze liefde van God in Christus Jezus. Dan zal diep berouw volgen. Dan zal er gebrokenheid van hart zijn. Dan komt er een heilige ijver, een heilige haat van de zonde, een zuivering van de ziel van alle schuim. Ja, dan zullen alle goede dingen komen en de ziel genezen en u leiden in de paden van het recht. Zoek dit niet vóórdat u komt. U zou naar gevolgen zoeken voor de oorzaak er is. De grote oorzaak van liefde in de genezen afvallige is nog steeds de liefde van God tot hem. En hij hangt aan God met een geloof dat Hem niet durft loslaten. ‘Maar’, zegt iemand, ‘ik denk dat het erg gevaarlijk is om afvalligen te vertellen dat zij Gods liefde moeten geloven. Het zou enorm aanmatigend zijn als zij zo zouden geloven.’ Het is nooit aanmatigend om de waarheid te geloven. Of het nu gaat om iets fijns of iets naars, daar zit het niet in of iemand aanmatigend is. Iemand matigt zich alleen iets aan als hij iets gelooft dat onwaar is. Ik zeg nog eens: het is nooit aanmatigend om de waarheid te geloven. En dit is de waarheid, dat de Heere Zijn verloren zonen en dwalende schapen nog steeds liefheeft. En Hij zal middelen vinden om Zijn verbannenen terug te brengen, zodat zij niet vergaan. ‘En als iemand gezondigd heeft: wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige’ (1 Joh. 2:1).
Herinner u dat de bewegende kracht die de afvallige terugtrekt het koord van de liefde is, een menselijk touw (Hos. 11:4), dat hem laat voelen dat hij naar God terug moet met geween en smeekbeden (Jer. 31:9), omdat God hem nog steeds liefheeft. Wie onder u heeft een zoon die hem ongehoorzaam is geweest en vertrokken is, die leeft in dronkenschap en allerlei genot en plezier? Misschien hebt u hem kwaad verteld, op een manier die niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is, dat u zijn naam uit het familieregister heeft gehaald en dat u hem niet langer als uw kind beschouwt. Denkt u dan dat uw strengheid hem zal aanmoedigen om met liefde tot u terug te keren? Verre van dat.
Maar stelt u zich voor dat u in plaats daarvan hem nog steeds verzekert van uw liefde, van een plaats voor hem aan tafel, van een bed in uw huis, ja, nog beter, van een warme plek in uw hart voor hem. Stelt u zich voor dat hij uw tranen ziet en uw gebeden voor hem hoort. Zal dat hem niet trekken? Ja, inderdaad, als hij een zoon is. Zo is het ook tussen uw God en u, afvallige. Hoor de Heere als Hij in Zijn eigen hart over uw zaak raad houdt: ‘Mijn volk volhardt in afkeer van Mij. Zij roepen wel tot de Allerhoogste, maar gezamenlijk roemt men Hem niet. Hoe zou Ik u prijsgeven, Efraïm, u uitleveren, Israël? Hoe zou Ik u prijsgeven als Adama, met u doen als met Zeboïm? Mijn hart keert zich in Mij om, al Mijn medelijden is opgewekt. Ik zal Mijn brandende toorn niet ten uitvoer brengen, Ik zal niet terugkeren om Efraïm te gronde te richten. Want Ik ben God, en geen mens’ (Hos. 11:7-9).
Als iets u zal doen terugkeren, is het dit. ‘Ach!’ zegt de dwalende zoon, ‘mijn lieve vader heeft me nog steeds lief. Ik zal opstaan en naar mijn vader gaan. Ik zal zo’n teder hart niet kwellen. Ik zal zijn liefhebbende zoon weer zijn.’ Tegen u die ooit Zijn Naam beleed, maar nu weggetrokken bent, zegt God niet: ‘Je bent mijn kind niet meer. Ik zetje het huis uit’, maar Hij zegt: ‘Ik houd nog steeds van je. Omwille van Mijn Naam weerhoud Ik Me van wraak. Ik werp je niet uit.’ Kom tot je gekwetste Vader en je zult merken dat Hij geen spijt heeft van Zijn liefde, maar je zal omhelzen.
IV. De tijd is voorbij, maar tijd of geen tijd, ik moet het nog even hebben over het vierde punt: de vervolmaking van onze liefde tot God Geliefden, slechts enkelen van ons kennen de diepten van de liefde van God. Onze liefde is oppervlakkig, ach, hoe oppervlakkig! Liefde tot God is als een grote berg. De meerderheid van de reizigers kijkt er van veraf naar of steekt de vallei aan de voet van de berg over. Sommigen klimmen over een geplaveide weg tot het eerste rustpunt, waarvandaan ze iets zien van zijn grote pracht. Hier en daar bereikt een avonturier de laagste top en bewondert gletsjer en alp van dichterbij. Maar slechts een enkeling haalt de top en betreedt de maagdelijke sneeuw.
Zo gaat het ook in de kerk van God. Elke christen woont in de schaduw van goddelijke liefde. Een aantal van hen verheugt zich en heeft wederkerig lief in een bepaalde mate. Maar het zijn slechts enkelen, en in deze tijd slechts heel enkelen, die de liefde van de engelen bereiken. Zij stijgen naar de top van de berg van de Heere en verblijven waar de arenden niet meer kunnen komen. Ze lopen over het pad dat de leeuwenwelp nooit ging naar de hoge plaatsen van toewijding en brandende, zichzelf vernietigende liefde.
Nu, let op, het kan moeilijk zijn om zo hoog te klimmen. Maar er is een veilig pad. Er is slechts één pad dat mensen moeten volgen die deze heilige verhevenheid willen bereiken. Het is niet het spoor van eigen werken, niet de weg van eigen daden, maar dit: ‘Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefhad.’ Johannes en de apostelen beleden dat dit de bron van hun liefde was. Er is geen andere bron voor de hoogste liefde die ooit in een menselijke boezem heeft gegloeid: God had de mens eerst lief. Begrijpt u dit niet? De wetenschap dat God mij liefheeft, drijft de veroordelende vrees voor Gods oordeel uit. En als die vrees uitgebannen is, is er ruimte voor overvloedige liefde tot God. Als vrees de deur uitgaat, komt liefde binnen door een andere deur.
Dus hoe meer geloof in God, hoe meer plaats er is voor zielsvervullende liefde. Nogmaals, een sterk geloof in Gods liefde brengt grote blijdschap. Ons hart is blij, onze ziel verzadigd met uitgelezen gerechten vol merg (Jes. 25:6) als we weten dat Gods hele hart zo krachtig voor ons klopt alsof we de enige schepselen waren die Hij ooit gemaakt heeft en Zijn hele hart geheel in ons opging. Deze diepe blijdschap bewerkt de vurige liefde waarover ik het net had. Als de gloeiende liefde van sommige heiligen de vorm aanneemt van aanbidding van God, komt dat voort uit hun vertrouwelijkheid met God. Zij zouden nooit zo vertrouwelijk zijn als zij niet hadden geweten dat God hun Vriend was. Iemand kan niet tot God als Vriend spreken als hij niet weet dat God hem liefheeft. Hoe beter en zekerder zijn kennis is, hoe intiemer zijn omgang.
Lieve broeders, als u weet dat God u liefheeft, zult u zich dankbaar voelen. Elke twijfel zal uw dankbaarheid doen slinken, maar elk korreltje geloof zal haar doen groeien. En als wij dan toenemen in genade, zal liefde tot God het verlangen naar Hem opwekken. Wij willen graag bij degenen zijn die we liefhebben. We tellen de uren die ons nog scheiden. Geen plek is zo gelukkig als die waar we van hun gezelschap genieten. Daarom bewerkt liefde tot God een verlangen om bij Hem te zijn, een verlangen om op Hem te lijken, een verlangen om eeuwig bij Hem in de hemel te zijn. Dat maakt ons los van wereldgelijkvormigheid. Het weerhoudt ons van afgoderij en daarom heeft het een gezegend heiligend effect op ons.
Het bewerkt een hoogstaand karakter in ons, zeldzaam in deze tijd, maar waar het gevonden wordt, is het krachtig en goed voor de kerk en bevordert het de eer van God. O, dat we veel mensen in de kerk hadden die dit hoogste platform van godsvrucht hebben bereikt! Gave God een groep mensen, vol van geloof en van de Heilige Geest (Hand. 6:5), sterk in de Heere en in de sterkte van Zijn macht (Ef. 6:10). Wie graag hoog wil klimmen op de berg van genade, moet in gedachten houden dat hij voor elke stap de ladder moet gebruiken die Jakob zag. De liefde van God tot ons is de enige weg om God te leren liefhebben.
Nu de test. Ik heb nog een minuut nodig. U hoeft niet zozeer naar mij te luisteren, maar luister naar uw eigen hart en naar Gods Woord, als u een gelovige bent. Waar hebben we het over gehad? Over Gods liefde voor ons. Denk een minuut na over: ‘God houdt van mij. Hij verdraagt mij niet alleen, Hij denkt niet alleen aan mij, Hij voedt mij niet alleen, maar Hij houdt van mij. O, wat een heerlijk besef dat onze lieve vrouw van ons houdt, of onze lieve man. En het is geweldig om liefde te ontvangen van een schattig kind of van een tedere moeder. Maar om te bedenken dat God mij liefheeft, dat is oneindig beter! Wie heeft u lief?
God, de Schepper van hemel en aarde, de Almachtige, Alles in allen. Heeft Hij mij lief? Zelfs Hij? Als alle mensen en alle engelen en alle levende schepselen die voor de troon zijn mij liefhebben, is dat niets in vergelijking hiermee: de Oneindige houdt van mij! En van wie houdt Hij? Van mij. De tekst zegt: ‘ons.’ Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefhad. Maar dit is persoonlijk. Hij houdt van mij, een onbelangrijke niemand, vol van zonde, die de hel verdient, die Hem zo weinig wederkerig liefheeft. God heeft mij lief.’
Geliefde gelovige, smelt u niet? Staat uw ziel niet in brand? Het moet zo zijn als u het echt gelooft. Het moet. En hoe had Hij mij lief? Hij had mij zo lief dat Hij Zijn eniggeboren Zoon voor mij gaf om aan het hout genageld te worden, te bloeden en te sterven. En wat komt daaruit voort? Hij had mij lief en vergaf mij. Ik ben op de weg naar de hemel en binnen een paar maanden, misschien dagen, zal ik Zijn gezicht zien en Zijn lof zingen. Hij had mij lief voor ik was geboren. Nog voor een ster begon te lichten, had Hij mij lief. En daar is Hij nooit mee opgehouden in al die jaren. Toen ik zondigde, had Hij mij lief. Toen ik Hem vergat, had Hij mij lief. En toen ik Hem vloekte in de tijd van mijn zonde, hield Hij nog van mij. Hij zal mij liefhebben als mijn knieën beginnen te beven en mijn haren grijs worden van ouderdom, ja, tot mijn grijsheid toe zal Hij Zijn knecht dragen (Jes. 46:4). Hij zal mij liefhebben als de wereld vergaat. Hij zal mij eeuwig, eeuwig liefhebben.
O, herkauw deze gezegende gedachte. Rol haar onder uw tong als een heerlijk hapje. Als u tijd hebt, ga vanavond dan eens zitten en denk aan niets anders dan aan Zijn grote liefde waarmee Hij u liefheeft. En als u niet voelt dat uw hart zwelt van goede gevoelens, als u niet voelt dat uw ziel naar God verlangt, als u niet vol sterke gevoelens van liefde tot God wordt, heb ik het ontzettend mis gehad. Dit is zo’n krachtige waarheid, en als christen wordt u zo door deze waarheid als u haar gelooft en beseft, dat het gevolg wel moet zijn dat u Hem liefhebt, omdat Hij u eerst liefhad. God zegene u, broeders en zusters, om Christus’ wil.
Amen.