Verkrijgende het einde van uw geloof, namelijk de zaligheid van de zielen. 1 Petr. 1:9
De grotere weldaden van de zaligheid, of verlossing, worden gewoonlijk gerangschikt onder de dingen van de toekomst; doch een zeer groot deel ervan kan thans reeds worden ontvangen.
I. Wat is er van de zaligheid hier reeds ontvangen.
1. Het geheel, door het aangrijpen van het geloof en de genade van de hoop.
2. De volstrekte en afdoende vergeving van zonde is thans reeds de onze.
3. De bevrijding van slaafse gebondenheid en van de bewustheid op ontzettende afstand te zijn van God, is een heerlijke, dadelijke verlichting. Vrede, verzoening, vergenoegdheid, gemeenschap met God en verlustiging in God, dit alles hebben wij reeds heden.
4. De verlossing van de veroordelende macht van de zonde is thans volkomen.
5. Wij zijn verlost van haar heerschappij. Zij kan ons niet langer naar willekeur bevelen, noch ons door haar zoete tonen in slaap wiegen.
6. In grote mate is ons reeds terstond de overwinning geschonken over het kwaad. De zonde is niet onoverwinnelijk. Niemand moet zich inbeelden, dat hij vanwege zijn gestel, of vanwege zijn omgeving noodzakelijk moet zondigen. Heilig te leven is mogelijk. Sommigen hebben het in hoge mate bereikt. Waarom ook niet anderen?
7. In het midden van smart kan blijdschap de overhand hebben. Het onmiddellijk erfdeel van de gelovigen is alles overtreffend groot. Reeds heden behoort ons de zaligheid, en daarmee “alle dingen.”
II. Hoe is zij ontvangen?
1. Geheel en alleen van Jezus, als een gave van de goddelijke genade.
2. Door het geloof, niet door het gezicht, of het gevoel. Wij geloven te zien en dit is goed. Te willen zien ten einde te kunnen geloven, is verkeerd.
3. Door vurige liefde tot God. Deze spoort aan tot wraak over de zonde en geeft alzo een dadelijke reiniging. Zij versterkt ons ook tot een God gewijd leven en alzo brengt zij heiligheid teweeg.
4. Door blijdschap in de Heere. Deze stelt ons in staat een onuitsprekelijken vrede te ontvangen, een vrede, waarvan men niet met overdrijving kan spreken, ja die men niet uiten kan. Hij is te groot, te diep, om zelfs door hen, die hem genieten, te worden begrepen. Zeer veel kunnen wij van de hemel genieten, nog eer wij de hemel hebben bereikt.
III. Hebt gij haar ontvangen en hoeveel hebt gij er van ontvangen?
1. Gij hebt van de zaligheid gehoord, maar horen is niet genoeg.
2. Gij belijdt haar te kennen, maar het bloot belijden baat niet.
3. Hebt gij vergeving ontvangen? Zijt gij er zeker van?
4. Zijt gij heilig gemaakt? Zijt gij in uw dagelijkse wandel gereinigd?
5. Hebt gij door geloof, hoop en liefde rust verkregen?
Vraag u dit af als onder Gods oog.
Indien het antwoord niet voldoende is, zo begin terstond de Heere te zoeken.
Zie uit naar de verschijning van de Heere als het tijdstip om in nog volkomener zin “het einde van uw geloof” te verkrijgen.