En de voeten geschoeid hebbende met bereidheid van het evangelie van de vrede. Ef. 6:15
Christenen moeten standvastig en werkzaam zijn. Zij moeten zich bewegen, voortschrijden, opklimmen en daarom moet er bijzonder gezorgd worden voor hun voeten.
In zichzelf zijn zij zwak en hebben bescherming nodig. Hun weg is ruw, vandaar hun behoefte aan het schoeisel, waarvan de genade hen voorziet.
I. Beschouwen wij dit schoeisel.
1. Het komt van een gezegende Maker, die in alle kunsten volleerd is en door ervaring weet, wat benodigd is, daar Hij zelf de ruwste wegen van het leven betreden heeft.
2. Het is van een voortreffelijk gehalte. “De bereidheid van het evangelie van de vrede.” Gehard en toch zacht en duurzaam.
Vrede met God ten opzichte van het verleden, van de toekomst, van het heden. Vrede door volkomen onderwerping aan de wil en het welbehagen van God. Vrede met het Woord en alle deszelfs leringen. Vrede met ons eigen innerlijk bestaan, geweten, vrees, begeerten, enz. Vrede met de broeders in de gemeente en in het gezin. Vrede met alle mensen. “Zo veel in u is, houdt vrede met alle mensen.” (Rom. 12:18).
3. Het is een schoeisel, dat door niemand anders dan door de Heere gemaakt kan worden, die beide het evangelie zendt en de vrede bereidt.
4. Het is een schoeisel, zoals Jezus zelf en al de heiligen gedragen hebben.
5. Het is een schoeisel, dat nooit verslijt: het is oud, en toch altijd nieuw. Wij kunnen het dragen in alle tijden en naar alle plaatsen.
II. Laat ons dit schoeisel passen.
Zie met blijdschap
1. Hoe volkomen het past. Het is geschikt om door een ieder van ons te worden gedragen.
2. De vastheid, die onze voeten er door verkrijgen. Wij kunnen, aldus geschoeid zijnde, met heilige vrijmoedigheid op de hoge plaatsen gaan.
3. Hoe sterk het is in het dagelijks gebruik. Niemand zal met dit schoeisel aan de voeten moe worden.
4. De verwonderlijke bescherming, die het verleent tegen de moeilijkheden en gevaren op de weg. “Op de felle leeuw en de adder zult gij treden;” (Ps. 91:13).
5. Het aangename ervan in het dragen, daar het de gehele mens rust bezorgt.
6. De geschiktheid ervan voor moeilijk werk; klimmen, ploegen, enz.
7. Hoe het bestand is tegen vuur en water: (Jes. 43:2). Door gemoedsvrede leren wij heengaan door iedere vorm van beproeving.
8. De geschiktheid ervan in de strijd. Het maakt een wezenlijk bestanddeel uit van “de gehele wapenrusting Gods.”
III. Beschouwen wij de barrevoeters rondom ons.
De zondaar is ongeschoeid. Toch slaat hij de verzenen tegen de prikkels. Hoe kan hij hopen de hemelse pelgrimstocht te zullen volbrengen?
De uitwendige belijder gaat met neergetrapte schoenen, of wel zijn schoenen zijn te klein. Zijn fraaie muilen zullen spoedig versleten zijn. Hij heeft het evangelie niet lief, kent er de vrede en zoekt er de bereidheid niet van.
Alleen het evangelie voorziet ons van een schoeisel, dat aan alle voeten past.
Laat ons dan terstond de toevlucht nemen tot het evangelie. Kom, o gij barrevoets lopende bedelaar!