En hij nam brood en als hij gedankt had, brak hij het en gaf het hun, zeggende: Dat is mijn lichaam, hetwelk voor u gegeven wordt; doet dat tot mijn gedachtenis. Evenals ook de drinkbeker na het avondmaal, zeggende: Deze drinkbeker is het nieuwe testament in mijn bloed, dat voor u vergoten wordt. Luk. 22:18 -20
Hier hebben wij volledige aanwijzingen om het Avondmaal van onze Heere te houden.
Gij ziet wat het was en hoe het gehouden werd.
De voorschriften zijn eenvoudig, duidelijk, bepaald.
Het zal niet recht wezen om iets anders te doen; wij moeten “dit” doen.
Evenmin moeten wij dit doen met een ander doel; wij moeten het doen “tot mijn gedachtenis.”
Dit gebod geeft echter aanleiding tot een vraag vooraf: Kent gij Hem? Die Hem niet kent, kan van hem niet gedenken.
Dit nu voorop gesteld zijnde, zullen wij opmerken dat
I. Het voornaamste doel van het Avondmaal is een persoonlijke gedachtenis.
“Tot mijn gedachtenis.” Wij moeten zijn leerstellingen of geboden niet zo zeer in gedachtenis houden als zijn Persoon, Hem zelf.
Gedenk aan de Heere Jezus aan dit Avondmaal
1. Als het Betrouwen van uw hart.
2. Als het Voorwerp van uw dankbaarheid.
3. Als de Heere van uw gedragingen.
4. Als de Vreugde van uw leven.
5. Als de Vertegenwoordiger van uw persoon.
6. Als de Beloner van uw hoop.
Gedenk wat Hij was, wat Hij is, wat Hij zal zijn.
Gedenk Hem met hartelijkheid, met concentratie van gedachten, met levendigheid en diepe aandoening.
II. De gedachtenis zelf is treffend.
1. Eenvoudig en daarom gelijk Hij zelf, die de doorzichtige eenvoudige Waarheid is. Niets dan brood gebroken en wijn uitgegoten.
2. Herhaaldelijk, -“zo dikwijls als gij die zult drinken,” daarmee wijzende op onze voortdurende behoefte. Het was zijn bedoeling, dat het Avondmaal dikwijls gebruikt zou worden.
3. Algemeen, en hiermee aantonende de behoefte van allen. “Drinkt allen daaruit.” In ieder land moeten alle de zijnen eten en drinken aan zijn tafel.
4. Zijn dood is de beste gedachtenis van Hem zelf, en het is door zijn dood te verkondigen, dat wij Hem gedenken.
5. Zijn verbondsbetrekking is een grote hulp voor onze herinnering; vandaar dat Hij spreekt van “Het nieuwe Testament in mijn bloed.” Wij vergeten Adam niet, ons eerste verbondshoofd; en wij zullen ook ons tweede Verbondshoofd niet vergeten.
6. Ons ontvangen van Hem is de beste manier om Hem in gedachtenis te houden, daarom eten en drinken wij Hem in deze verordening.
Geen betere gedachtenis zou, verordineerd zijn, kunnen worden.
III. Het beoogde doel is zelf uitnodigend.
Daar wij uitgenodigd zijn om tot het heilig Avondmaal te komen, ten einde onze Heere te gedenken, kunnen wij hier veilig uit afleiden, dat
1. Wij tot de tafel van de Heere mogen komen, ofschoon wij Hem dikwijls en droevig vergeten hebben. Ja, dat is eigenlijk een reden voor ons om er te komen.
2. Wij mogen komen, al wordt Hij door anderen ook vergeten. Wij komen niet om hen, te oordelen, maar om zelf Hem te gedenken.
3. Wij mogen komen, ofschoon wij voor alles behalve het denken aan zijn goedheid zwak zijn.
4. Het liefelijk, bemoedigend, heiligend en opwekkend zal zijn om Hem te gedenken, waarom wij ook niet nalaten moeten om te komen,
Laat ons aan de heilige dis alle andere dingen vergeten.
Laten wij onszelf niet bezwaren met naberouw, besluiten of voornemens enz.
Laat ons enig en alleen nadenken over Hem, wiens vlees waarlijk spijs en wiens bloed waarlijk drank is, (Joh. 6:55).
1. “Doe dat tot mijn gedachtenis.” -Dit bevel sluit een kennis van Hem zelf in. Om te kunnen gedenken, moeten wij eerst kennen. Het is nutteloos om tot een blindgeborene te zeggen: “Denk aan de zonneschijn.”
2. Het openbaart de liefde van Christus. Waarom zou Hij er om geven om door ons te worden herdacht? Stervende stemmen hebben tot sommigen van ons gezegd: “Denk nu en dan eens aan mij.” Het ligt in de aard van de liefde om herdacht te willen worden.
3. Het wijst op de neiging tot vergeten. God heeft nooit een onnodige instelling gemaakt. Het is een zonde, dat wij niet meer gedenken aan Christus. Wij behoren met dankbaarheid alles te gebruiken, dat onze herinnering te hulp kan komen. Schets van een toespraak door
DR. STANFORD.