Wat mens onder u, hebbende honderd schapen en een van die verliezende, verlaat niet de negen en negentig in de woestijn en gaat naar het verlorene, totdat hij het zelf vindt? “En als hij het gevonden heeft, legt hij het op zijn schouders, verblijd zijnde. “En thuis komende, roept hij de vrienden en de buren samen, zeggende tot hen: Weest blij met mij, want ik heb mijn schaap gevonden, dat verloren was. Luk. 15:4-6
De liefde van Jezus is geen bloot gevoel; zij is vurig krachtvol en werkzaam.
Het is voorkomende liefde, zij gaat uit om de schapen op te zoeken, die uit zichzelf nooit terug zouden keren naar de kudde, waarvan zij weggedwaald zijn.
Zij houdt Hem geheel en al bezig, legt als het ware beslag op Hem, daar Hij al het andere verlaat, en het ene verlorene van groter belang maakt in zijn ogen, dan negen en negentig andere. Zij doet Hem vastberaden en volhardend zoeken. Beschouwen wij de Grote Herder-
I. IN HET ZOEKEN. “Totdat hij het zelf vindt.”
Beschouw Hem opmerkzaam, terwijl Hij met zijn ogen en zijn hart, met al zijn vermogens uitgaat “naar het verlorene.”
1. Geen blijdschap is op zijn gelaat. Hij is bezorgd over het verlorene.
2. Geen aarzeling is in zijn geest. In weerwil van het ruwe van de weg, de langdurigheid van de tijd, de duisternis van de nacht blijft Hij het verlorene zoeken.
3. Geen toorn is in zijn hart. Het veelvuldige afdwalen van het schaap komt Hem duur te staan, maar dit acht Hij als niets, zo Hij het slechts mag vinden.
4. Geen rusten of stilstaan vanwege vermoeienis. De liefde doet Hem zichzelf vergeten, doet Hem de kracht vernieuwen.
5. Geen ophouden, geen aflaten van zijn zoeken. Zijn tegenspoed noopt Hem niet om onverrichter zake terug te keren.
Zodanig behoort ook ons zoeken te zijn van anderen.
Wij moeten arbeiden aan iedere ziel, totdat wij haar winnen.
II. Na het vangen. “Als hij het gevonden heeft.” Sla de Herder gade, als het schaap eindelijk binnen zijn bereik is.
1. De afdwalende aangegrepen. Hoe vast is die greep! Hoe hartelijk! Hoe onweerstaanbaar!
2. Een groot gewicht gedragen. Geen berispen, geen slaan, geen voortdrijven; maar een opheffing, een belasten van zichzelf, een verlichting bieden aan de afgedwaalde.
3. Afstand doorlopen. Iedere stap is voor de Herder. Hij moet de gehele lengte van die weg, waarop het schaap zo moedwillig gedwaald heeft, met pijnlijke voet afleggen. Het schaap wordt zonder pijn of vermoeienis voor zichzelf teruggebracht.
4. De Herder zich verblijdende om die last te dragen. Het schaap is Hem zo dierbaar, dat dezelfde zwaarte een last is van de liefde. De Herder is zo goed, dat Hij genot vindt in zijn zwoegen.
5. Ook het schaap is verheugd. Het is gewis wel blij om door de Herder gevonden te zijn en aldus aan het einde te zijn van zijn dwalen, van de vermoeienissen te kunnen uitrusten, de afstand weggenomen te vinden en van volkomen wederherstel verzekerd te zijn.
III. Bij het thuis brengen. “Te huis komende.” Let wel op het einde van de zorg en moeite van de Herder: die zorg houdt niet op voordat Hij het verlorene “te huis” heeft gebracht.
1. De hemel is het “te huis” voor Christus.
2. Jezus moet ons op de hele weg daarheen dragen.
3. De zending van de Herder om verloren zielen te zoeken is in de heerlijkheid bekend, wordt met heilige sympathie gadegeslagen: in dit alles zijn de hemelbewoners “zijn vrienden en buren.”
4. Jezus heeft het graag, dat anderen zich met Hem verblijden over de vervulling van zijn voornemen, het tot stand brengen van zijn doel. “Hij roept zijn vrienden samen.” Zie, hoe zij zich om Hem verdringen! Welk een samenkomst!
5. De bekering wordt beschouwd als een te huis gebracht worden. Zie (Luk. 15:7). “Ik heb gevonden” dat ziet op het zich bekeren van de zondaar en het is een vinden, waardoor de zaligheid wordt verzekerd, want anders zouden geen engelen er zich over verblijden.
6. Een zondaar kan de gehele hemel verblijden. Zie (Luk. 15:7,10).
Laat ons uit ieder van de drie beelden, die wij hebben beschouwd, een les leren van
Volharding totdat de zielen verlost zijn.
Geduld met de zielen, die pas gevonden zijn, en
Bemoediging vinden in de verwachting van de inzameling tot de heelijkheid van hen, aan wie wij arbeiden voor Jezus.
Schaap-sporen.
Toen Generaal Garibaldi op een avond van het jaar 1861 naar huis terugkeerde, ontmoette hij een Sardinische herder, treurende over het verlies van een lam van zijn kudde. Terstond wendde Garibaldi zich tot zijn staf en gaf zijn voornemen te kennen, om het gebergte te laten doorkruisen ten einde het lam op te sporen. Er werd een grote expeditie georganiseerd. Men bracht lantaarnen en oude officieren, die menigen veldtocht hadden medegemaakt, begaven zich vol ijver op weg om de vluchteling te zoeken. Doch het lam was nergens te zien en de soldaten kregen bevel om hun nachtkwartieren op te zoeken. De volgende morgen trad Garibaldi’s bediende zijn kamer binnen en vond hem nog vast in slaap. Dit verwonderde hem, want de generaal was gewoonlijk voor alle anderen het bed uit. De bediende ging stilletjes heen en kwam een half uur later terug.
Garibaldi sliep nog. Na een poosje ging hij hem eindelijk wekken. De generaal wreef zich de ogen uit en hetzelfde deed zijn bediende, toen hij de oude krijgsman het verloren lammetje van onder zijn dekens te voorschijn zag brengen en het bevel kreeg om het aan de herder terug te gaan brengen. De generaal was de gehele nacht blijven zoeken, totdat hij het gevonden had. Evenzo gaat de Goede Herder zijn verlorene schapen zoeken, totdat Hij ze gevonden heeft.
THE PREACHERS MONTHLY.
Christus een Herder. Hij is de Goede Herder, die zijn leven stelde voor de schapen; (Joh. 10:11) de Grote Herder, die uit de doden is wedergebracht; (Hebr. 13:20) de Overste Herder, die weer zal verschijnen; (1 Petr. 5:4) de Herder en Opziener van onze zielen; (1 Petr. 2:25) Hij is de Herder van de schapen, die de lammeren in zijn armen vergadert en in zijn schoot draagt; (Joh 10) (Jes. 40:11) de Herder Israëls (Ezech. 34:23); Jehova’s Herder. (Zach. 13:7)
JOHN BATE.
Waarom drijft hij het schaap niet voor zich uit, daar het toch sterk genoeg was om te gaan dwalen? Ten eerste, omdat het wel wildheid genoeg had om te gaan dwalen; maar geen wijsheid genoeg had om weer op de rechte weg te komen. Ten tweede, omdat het domme schaap zich waarschijnlijk al dwalende zeer vermoeid had. “De lieden vermoeien zich tevergeefs.” (Hab. 2:13) Daarom brengt de vriendelijke Herder het te huis op zijn eigen schouders.
THOMAS FULLER.
Toen Yam Sing “aangenomen” werd bij de gemeente van de Baptisten te San Francisco, werd hem gevraagd: “Hoe hebt gij Jezus gevonden?” En hij antwoordde: Ik Jezus in het geheel niet vinden; Hij mij vinden.” Hij werd toegelaten. In een Chinees Christelijk gezin te Amoy was een kleine jongen, die ook “aangenomen” wilde worden, maar men zei hem, dat hij nog te jong was. “Jezus heeft beloofd,” antwoordde hij, “om de lammetjes in zijn schoot te dragen. Ik ben maar een kleine jongen en dus zal het nog gemakkelijker voor Jezus zijn om mij dragen.”
THE SUNDAY SCHOOL TEACHER.