En het geschiedde, als Jezus wederkeerde, dat de schare hem ontving; want zij waren allen hem verwachtende. Lukas 8:40
Jezus ging tot hen, die in het land van Gadara Hem weigerden te ontvangen; en daar verloste Hij een mens, ten einde het vrije en vrijmachtige van zijn genade te tonen.
Hij verliet die ongastvrije landstreek, om te tonen, dat Hij zich aan niemand opdringt. De Wijsheid keert zich af van hen, die haar raad niet aannemen. (Spr. 1:24). Zij, die door de Heere zijn verkoren, zullen gewillig zijn op de dag van zijn heerkracht. (Ps. 110:3).
In de Herziene Vertaling (1) lezen wij: “De schare heette Hem welkom.”
Als Jezus verwacht en verwelkomd wordt, dan verlustigt Hij er zich in om te komen.
Door allen in onze vergaderingen wordt Hij niet verwacht; zodat wij tot onze tegenwoordige hoorders de vraag mogen richten-Heet gij Christus welkom? Dat een ieder heden die vraag voor zichzelf beantwoorde.
I. Een schoon gezicht. “Zij waren allen hem verwachtende.” Dit wachten kan in verschillende vorm gezien worden.
1. Een bijeengekomen menigte, wachtend ter plaatse, waar het gebed pleegt te geschieden. Gebrek aan stiptheid en het onregelmatig bijwonen van de godsdienstoefeningen, tonen dikwijls dat Jezus niet wordt verwacht.
2. Een biddend gezelschap, een ernstige gemeente, uitziende naar geestelijke herleving en bereid om er aan mee te werken. Sommige gemeenten verwachten de Heere niet en zouden ook niet bereid zijn Hem te ontvangen indien Hij kwam.
3. Een zoekend zondaar, smachtend naar genade, de Schrift onderzoekende, horende het Woord, navraag doende bij Christenen, voortdurend biddend en aldus “Hem verwachtend.”
4. Een stervende heilige, verlangend naar zijn huis in de hemel en met Jakob zeggende: “Op uw zaligheid wacht ik Heere.” (Gen. 49:18).
5. Een wel onderwezen gemeente, verwachtend de wederkomst van de Heere. (Openb. 22:17).
Het is de ogen goed zulke gezichten te zien.
II. Een gewisse aankomst. Jezus was wedergekeerd.
Wij zijn er van verzekerd, dat onze Heere in genade verschijnen zal aan hen, die Hem “allen verwachtende zijn” omdat
1. Zijn Geest daar reeds is, die hen doet wachten. (Rom. 8:23).
2. Zijn hart daar is in sympathie met hen, verlangende hen te zegenen.
3. Zijn werk daar is. Hij heeft hen in die wachtende toestand gebracht, en nu heeft Hij een sfeer gevonden, waarin Hij zijn genade voor heiligen en voor zondaren tentoon kan spreiden.
4. Zijn belofte daar is. “Zie, ik ben met u lieden al de dagen.” (Matt. 28:20).
5. Het zijn gewoonte is om daar te zijn. Nog altijd zijn “zijn vermakingen met der mensen kinderen.” (Spr. 8:31).
Wat een talloze zegeningen worden ons gebracht door zijn komst!
III. Een hartelijk welkom. “De schare ontving hem.”
1. Hun vrees maakte Hem welkom. Zij vreesden, dat Hij voor altijd van hen weggegaan was. (Ps. 77:8).
2. Hun hoop maakte Hem welkom. Zij vertrouwden, dat hun zieken thans genezen zouden worden, en hun doden op zouden staan.
3. Hun gebeden maakten Hem welkom. Zij, die om Jezus’ komst bidden, ontvangen Hem als Hij gekomen is.
4. Hun geloof maakte Hem welkom, Jaïrus verwachtte nu zijn kind genezen te zien. Zie (Luk.8:41).
5. Hun liefde maakte Hem welkom. Als ons hart met Hem is, dan verblijden wij ons in zijn verschijning.
6. Hun zorg voor anderen maakte Hem welkom. Jezus zal hen, die Hem verwachten, nooit teleurstellen. Jezus zal hen, die Hem welkom heten, nooit afwijzen. Jezus is ons thans nabij: wilt gij de deur van uw hart niet openen, om Hem te ontvangen? (Openb. 3:20).
Hartelijk welkom.
Een vergadering van gelovigen kan niet gezegd worden de Heere Jezus welkom te heten, tenzij allen tegenwoordig zijn, hetgeen stiptheid vereist; tenzij zij gekomen zijn met het doel om Hem te ontmoeten, waartoe een vertrouwend verwachten nodig is; tenzij zij bereid zijn om van Hem te horen, hetgeen aandachtigheid vordert en tenzij zij vast besloten zijn om zijn onderwijs aan te nemen, waartoe gehoorzaamheid vereist wordt.
Toen de inwoners van Mentone een bezoek wensten van de Prins van Savoie, hebben zij een weg voor hem gemaakt over de bergen. Er werden tunnels in de heuvels geboord, er werden bruggen geslagen over de valleien, opdat de beminde vorst het welkom van zijn onderdanen kon ontvangen. Indien wij de Here Jezus wezenlijk welkom willen heten, dan moeten wij een weg voor Hem bereiden door onze hoogmoed neer te werpen, onze gedachten te verheffen, onze slechte gewoonten uit de weg te ruimen en ons hart voor Hem toe te bereiden. Nooit heeft een ziel een koninklijke weg voor de Heere bereid, zonder zich dan ook onuitsprekelijk in zijn tegenwoordigheid te verblijden.
C. H. S.
(1) De Engelse.